Site-archief
Takhmis
Versvorm
.
De Arabische Takhmis is: een lyrische devotie (of een vroom en ernstig gedicht) ontstaan in de 18e eeuw in het Midden-Oosten geschreven in 5 enkele hemistiches (halve versregel of halve alexandrijn: Een dichtregel van zes jamben: een jambe is een versvoet van twee lettergrepen, eerst een onbeklemtoonde, gevolgd door een beklemtoonde). De strofes zijn geschreven in enkele hemistiches waarbij de laatste 2 regels eerder werk van een andere dichter bevatten. Het rijmschema is: aaax bbbbx (x zonder rijm).
Een voorbeeld van dichter Jaap van den Born (o.a. ook redacteur van Het Vrije Vers) waarbij hij voor de laatste twee regels koos voor het gedicht ‘Ik ween om bloemen’ van Willem Kloos (1859 – 1938). Voor de volledigheid heb ik dit gedicht na de Takhmis van van de Born geplaatst.
.
Ik gaf een por, de ogen half geloken
En zei: ‘Hé trut! Wat zit jij uit te spoken?’
Ze sprak betraand, haar ogen rood ontstoken:
‘Ik ween om bloemen in de knop gebroken
En voor de ochtend van haar bloei vergaan’
.
Ik ween om bloemen
.
Ik ween om bloemen in de knop gebroken
En vóór den uchtend van haar bloei vergaan,
Ik ween om liefde die niet is ontloken,
En om mijn harte dat niet werd verstaan.
.
Gij kwaamt, en ‘k wist — gij zijt weer heengegaan…
Ik heb het nauw gezien, geen woord gesproken:
Ik zat weer roerloos nà die korten waan
In de eeuwge schaduw van mijn smart gedoken
.
Zo als een vogel in den stillen nacht
Op éés ontwaakt, omdat de hemel gloeit,
En denkt, ’t is dag, en heft het kopje en fluit,
.
Maar eer ’t zijn vaakrige oogjes gans ontsluit
Is het weer donker, en slechts droevig vloeit
Door ’t sluimerend geblaarte een zwakke klacht.
.
Waarom ben je niet bij mij
Kira Wuck
.
In de verzamelbundel ‘Waarom ben je niet bij mij’ die Arie Boomsma samenstelde in 2013 (met behulp van de bibliotheken van Thomas Möhlman, F. Starik en Tsead Bruinja, leuk om te lezen waar Arie Boomsma gedichten heeft zitten lezen voor deze bundel) staan liefdesgedichten. Na de bundel ‘Met dat hoofd gebeurt nog eens wat’ uit 2011 dus een vervolg. De aandacht die aan deze uitgaven besteed werd, en schaar hieronder ook de twee delen ‘Gedichten die mannen/vrouwen aan het huilen maken’ en ‘Ik weet niet welke weg je neemt’, en de kwaliteit zijn uitstekend. Uitgeverij Prometheus heeft hiermee iets moois te pakken.
In deze uitgave dus liefdespoëzie. En zoals de regelmatige lezer van dit blog weet, schrijf ik niet alleen graag liefdespoëzie maar heb ik ook een zwak voor liefdespoëzie. In de bundel zijn de dichters alfabetisch op achternaam gerangschikt waardoor het eenvoudig zoeken is waar het gedicht of de dichter van je keus zich in de bundel bevindt. Van de oudste dichters (Willem Kloos en Jacques Perk, beide met geboortejaar 1859, tot de jongste dichter Y.M. Dangre, geboortejaar 1988), vrijwel alle grote en bekende namen die liefdespoëzie hebben geschreven zijn vertegenwoordigd.
Zo ook de dichter Kira Wuck (1978) die ik uit deze verzamelbundel koos omdat de titel van haar gedicht me zo aansprak ‘Liefdesbrief. Een manier van communiceren (de brief en dan nog specifieker de liefdesbrief) die lijkt te verdwijnen. En voor een liefhebber en beoefenaar zoals ik, is dat toch heel jammer. Wanneer je het boek ‘Ik moet aldoor aan je denken’ Ontroerende liefdesbrieven uit 1993, dan is het zo goed voor te stellen hoe het moet zijn om een liefdesbrief te krijgen en ook hoe het is om een liefdesbrief te schrijven.
.
Liefdesbrief
.
Ik likte borden schoon
en keek hoe regen verdriet uit de lucht trok
.
Iemand vroeg of hij tien baarzen in mijn koelkast kon huizen
sindsdien ruikt het hier naar vis
water drupte van zijn kin
.
Ik vroeg of hij zich over de afwas kon ontfermen
en zei dat ik soms krullen had en soms een brandweervrouw was
dan zwaaide ik vanaf de wagen, zelfs al brandden er huizen plat
.
’s nachts fietste ik zonder licht
maar ik kan alles op gevoel
de meest vreemde dingen
‘
Toen ik iemand zag die heel erg op jou leek
wou ik mijn mond op de zijne drukken
daarna zijn hart uit zijn borstkas snijden
en in een vissenkom doen
.
Zij komt
Jacques Perk
.
Soms lees je een gedicht van lang geleden en dan kun je daar heel blij van worden. Het Nederlands van 100 jaar geleden is zo anders dan het moderne Nederlands. Als je kijkt naar het woordgebruik, de grammatica, en de zinsbouw valt er veel te genieten. Jacques Perk (1859 – 1881) leefde maar kort maar liet een aantal prachtige gedichten na, in 1882 postuum uitgegeven door Carel Vosmaer en Willem Kloos. De hierbij gepubliceerde inleiding van Kloos zou de geschiedenis ingaan als het manifest van de Beweging van Tachtig; daarbij had Kloos de volgorde van Perks gedichten niet gehandhaafd en er vele eigenmachtige veranderingen in aangebracht. Garmt Stuiveling verzorgde in 1941 een authentieke editie van de Mathildecyclus aan de hand van Perks handschriften. In 1957 gaf hij Perks ‘Verzamelde gedichten’ uit.
Mijn exemplaar uit 1962, is uitgegeven als Vlaamse Pocket in ‘Poëtisch erfdeel der Nederlanden’ als herdruk van de ‘Verzamelde gedichten’ uit 1957. Uit deze bundel koos ik voor het gedicht ‘Zij komt’ terwijl we nu, aan het begin van de herfst zouden moeten spreken van ‘zij gaat’, de zomer als bedoeld in dit gedicht.
.
Zij komt
.
Het klein heelal van het sonnet
Het sonnet in de Nederlandse literatuur
.
Als je een goed zoekt zijn er in Nederland en België vaak heel leuke en interessante bundeltjes te koop op rommelmarkten, kringloopwinkels en tweede hands spullen winkels. Voor de luttele som van € 0,20 kocht ik bij één van mijn favoriete tweedehands winkeltjes het bundeltje ‘het klein heelal van het sonnet’ uit 1969.
Deze bundel, uitgegeven in de serie ‘variaties op een thema’ bevat de beschrijvingen en de gedichten (sonnetten) van 18 dichters. Van Albert Verwey, Joost van den Vondel en Bilderdijk tot Slauerhoff, Achterberg en Lucebert.
Ontstaan op Sicilië begint het sonnet zijn zegetocht door Europa bij Petrarca (1304 – 1374). Diens ‘Canzoniere’ met liefdesverzen voor de verre geliefde Laura wordt het brevier van de Renaissancedichters, eerst in Italië, daarna via Frankrijk in heel West-Europa. In de Nederlanden is het Jan van der Noot, die aan de hand van de Franse leermeesters, als eerste petrarquiseert, gevolgd door Hooft, Bredero en Huygens.
Na een eerste bloeiperiode zinkt het sonnet bij ons voor een paar eeuwen in vergetelheid weg tot de Tachtigers voor een groot eerherstel zorgen met dichters als Kloos, Du Perron, en Verwey.
Omstreeks 1950 is ook de tweede bloeiperiode plotseling ten einde. Toch zijn er heden ten dagen nog altijd beoefenaars succesvol met deze vorm van poëzie zoals Jean Pierre Rawie en Simon Mulder.
Een mooi voorbeeld uit dit aardige bundeltje is het sonnet met de beroemde regel ‘Ik ben een god in ’t diepst van mijn gedachten’ van Willem Kloos uit 1902.
.
Ik ben een God in ’t diepst van mijn gedachten,
En zit in ’t binnenst van mijn ziel ten troon
Over mij zelf en ’t al, naar rijksgeboôn
Van eigen strijd en zege, uit eigen krachten.
En als een heir van donkerwilde machten
Joelt aan mij op en valt terug, gevloôn
Voor ’t heffen van mijn hand en heldere kroon:
Ik ben een God in ’t diepst van mijn gedachten.
En tóch, zo eindloos smacht ik soms om rond
Úw overdierb’re leên den arm te slaan,
En, luid uitsnikkende, met al mijn gloed
En trots en kalme glorie te vergaan
Op úwe lippen in een wilden vloed
Van kussen, waar ‘k niet langer woorden vond.
.
Van de zee
Willem Kloos
.
Willem Kloos (1859 – 1938) was dichter en een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de Tachtigers. De Tachtigers vormden een vernieuwende beweging binnen de Nederlandse literatuur die van ca. 1880 tot 1894 bestond. In het werk van deze auteurs kwamen het impressionisme en naturalisme sterk naar voren. De Tachtigers zijn vooral van belang vanwege de vernieuwing die zij aanbrachten in de poëzie (dichtkunst). De beweging moet worden beschouwd als een late voortzetting van en tevens een sterke kritiek op het werk uit de Romantiek, de periode die er direct aan vooraf was gegaan.
In 1880 debuteerde Kloos in het tijdschrift ‘Nederland’met het gedicht ‘Rhodopis’. De gedichten die Kloos schreef in de jaren 80 van de 19e eeuw zijn in grote mate beïnvloed door de dichter Shelley. In 1885 richt hij samen met onder andere Frederik van Eeden en Albert Verwey het literaire tijdschrift ‘De Nieuwe Gids’ op. In dit tijdschrift publiceerde Kloos een reeks literaire kronieken, die samen een beeld geven van zijn poëtica. Hij legt hierbij de nadruk op het op persoonlijke wijze weergeven van emoties door de dichter.
Een veel geciteerde uitspraak van Kloos is dat kunst ‘de aller-individueelste expressie van de aller-individueelste emotie’ moet zijn. Vorm en inhoud zijn onscheidbaar; het gaat om l’art pour l’art (kunst om de kunst).
De dichter Kloos is nog steeds bij veel mensen bekend door de eerste regel van zijn ‘Sonnet V’ die luidt: “Ik ben een God in ’t diepst van mijn gedachten”.
Uit de bloemlezing met als titel die eerste regel uit 1980 het gedicht ‘Van de zee’ (jullie kennen mijn voorliefde voor de zee).
.
Van de zee
(aan Frederik van Eeden)
.
De Zee, de Zee klotst voort in eindeloze deining,
De Zee, waarin mijn Ziel zich-zelf weerspiegeld
ziet;
De Zee is als mijn Ziel in wezen en verschijning,
Zij is een levend Schoon en kent zich-zelve niet.
.
Zij wist van zich-zelven af in eeuwige verreining,
En wendt zich altijd òm en keert weer waar zij
vliedt,
Zij drukt zich-zelven in duizenderlei lijning
En zingt een eeuwig-blij en eeuwig-klagend lied.
.
O, Zee was Ik als Gij in àl uw onbewustheid,
Dan zou ik eerst gehéél en gróóts gelukkig zijn;
.
Dan had ik eerst geen lust naar menselijke
belustheid
Op menselijke vreugd en menselijke pijn;
.
Dan wàs mijn Ziel een Zee, en hare zelfgerustheid,
Zou, wijl Zij groter is dan Gij, nóg groter zijn.
.
Zwaar in mijn borst
Hélène Swarth
.
Naar aanleiding van mijn blog over Gerry van der Linden kreeg ik van Geraldina Metselaar de tip om ook vooral eens aandacht te besteden aan Hélène Swarth. Nu kende ik de naam van Hélène Swarth wel maar niets van haar werk of haar leven. Daar kwam echter snel verandering in toen ik de blog http://heleneswarth.blogspot.nl/ van Dirk Vekemans ontdekte.
Hélène Swarth (1859-1941) was een Nederlands dichteres die gerekend werd tot de Tachtigers. Ze groeide op in Brussel en bleef in België wonen tot haar huwelijk met de Nederlandse schrijver Frits Lapidoth. Ze debuteerde met Franse, door Lamartine beïnvloede gedichten, maar schakelde op aanraden van Pol De Mont over naar het Nederlands. Haar gedichten werden warm ontvangen door Willem Kloos die haar ‘het zingende hart van Holland’ noemde en haar gedichten publiceerde in zijn tijdschrift De Nieuwe Gids.
Door haar zuiverheid van uitdrukking bereikte zij een opvallende eenheid van vorm en inhoud, terwijl anderzijds haar grote zintuiglijke ontvankelijkheid aan haar beste werk een kosmisch-religieuze inslag geeft. Een mooi voorbeeld hiervan is het gedicht ‘Zwaar in mijn borst’ uit de bundel ‘Blanke duiven’ uit 1895.
.
Zwaar in mijn borst
Zwaar in mijn borst en week van ’t vele weenen,
Was toen mijn hart, roodbloedende uit zijn wond,
Vrucht, regenpijp, door zongloed nooit beschenen,
Vermolmd de boom waar ’t Noodlot haar aan bond.
Wie troost beloofde wierp, in hoon, met steenen
En bitter proefde ik ’t leven in mijn mond.
O liever stil ware ik van de aard verdwenen,
Waar ‘k altijd valscheid, nimmer liefde vond!
Toen vleide een stem: – “Kom mee naar Liefde’s Eden!
En ‘k voelde een blik, die al mijn leed verstond.
En ‘k volgde, in hoop, in deemoed en gebeden,
of me, als Tobias, God een engel zond,
Langs koele waatren, ver van woel’ge steden,
Waar kruiden bloeien voor mijn hartewond.
.
Met dank aan Geraldina Metselaar, Wikipedia en http://heleneswarth.blogspot.nl/
De columns van Campert
Volkskrant
.
Vandaag wil ik, als rechtgeaarde poëzieliefhebber, een lans breken voor de columns van Remco Campert. Niet alleen is Remco Campert al lang een van mijn favoriete dichters maar ik merk dat ik zijn columns ook steeds meer ga waarderen. Waar blijkt dat uit, zul je dan vragen?
Na mijn vakantie lag er zo’n kilo of 6 aan kranten van de afgelopen weken te wachten op tafel. Doelgericht haalde ik de boekenbijlagen van de Volkskrant eruit en de columns van Campert las ik met veel plezier als eerste. Volgens mij is de rest van de stapel vrijwel ongelezen uiteindelijk in de oud papierbak beland.
Maar waarom lees ik Campert dan zo graag? Omdat hij als geen ander schijnbaar achteloos met citaten strooit, strofen en regels van gedichten die nieuwsgierig maken. Neem nu zijn column van afgelopen zaterdag. Allereerst een gedicht van zijn vader Jan Campert over het eiland Walcheren, gevolgd door regels van Willem Kloos over de zee (toch al een onderwerp dat mijn interesse heeft, zal wel door mijn woonplaats komen), regels van Lucebert en eindigend met een kort gedicht van Paul van Ostaijen.
Ik krijg dan meteen zin om alle vier de gedichten op te gaan zoeken, om de hele tekst te lezen. En of Remco dit terloops, uit zijn hoofd of herinneringen doet of niet, mij weet hij altijd te boeien,
.
Uit zijn column van zaterdag 31 augustus het (volledige) gedicht over Walcheren van zijn vader Jan Campert.
.
Lof van Walcheren
.
Daar is geen land, dat zoo verliefd
Door het water wordt omarmd
Als tusschen Walcheren en Sloe
Van Walcheren het strand.
Dat moet toen God de wereld schiep,
Dien dag zóó zijn geweest,
Dat Hij het opriep uit het niets
Als weldaad voor den geest;
Een handvol grond, waaraan het oog
Had zijnen lieven lust,
Een groen juweel, een flonker-steen,
Domein van stilte en rust.
.
Men reize waarheen men ook wil,
Den verste kaap voorbij,
Maan nimmer treft men zulk een land
Als Walcheren in de Mei.
Wie ooren om te horen heeft
Hij luistere naar het lied,
Dat in de Meidoornhagen leeft
En hij vergeet het niet.
Wie oogen heeft om nog te zien
Zal, als hij Walcheren ziet,
Die sluiten voor een wijl misschien
Maar hij vergeet het niet.
.
En zelfs de voorjaarswind, die vaart
Langs zee en dijk en duin
Houdt den bewogen adem in
Boven Gods liefsten tuin
Met zijn meidoornhagen in bloei
En ’t wieg’lend wegelkruid –
En keert weerom en vaart nog eens,
Verliefder dan een bruid.
Daar is geen land als dit mijn land
Besloten tusschen zee en strand.
O palm van Gods hand…… .
.