Site-archief
Wat het hart wil
Lucas Hirsch
.
Afgelopen week zat ik in een overleg toen mij gevraagd werd of ik Lucas Hirsch kende. De vraag bleek van zijn zus te komen. Ik gaf als antwoord dat ik hem als dichter ken en, na even snel gekeken te hebben, dat ik al eens over hem schreef in een blog over PuzzlingPoetry dat hij in 2016 ontwikkelde in samenwerking met Studio Louter.
Maar Lucas Hirsch doet veel meer blijkt. Lucas Hirsch (Hilversum 1975) publiceerde bij Uitgeverij De Arbeiderspers sinds 2006 vier dichtbundels. Tevens treedt hij regelmatig op en is hij te zien op podia in binnen- en buitenland. Ook organiseerde de dichter de laatste jaren een groot aantal festivals en avonden. Zo reisde hij in 2012 met een groep dichters door de Verenigde Staten. Hirsch staat ook regelmatig voor de klas om over zijn dichterschap en poëzie te praten.
Naast al deze activiteiten schrijft hij aan een roman (begreep ik van zijn zus) en is hij actief bij Raadgedicht. Hij publiceerde gedichten in De Revisor, Het Liegend Konijn, Tirade en DWB en werk van hem verscheen in bloemlezingen zoals in ‘De dikke Pfeijffer’. Hij heeft inmiddels 5 dichtbundels gepubliceerd; ‘Familie gebiedt’ (2006), ‘Tastzin’ (2009), ‘Dolhuis’ (2012), ‘Ontsla me van alles wat ik liefheb’ (2015) en ‘Wu wei eet een ei’ (2020).
Uit die laatste bundel komt het gedicht ‘Wat het hart wil’ waarin de tijdgeest in de taal heel herkenbaar is.
.
Wat het hart wil
.
Hoe mezelf te verhouden tot een wereld
waarin ik nullen en enen aanbiddend
nooit de tijd aan de stand van de zon heb leren lezen
een digitale Icarus in mij verwek
Ik tart een zwerk vol error, een digitale god
Ik uit mijn zorgen met een app, de data liegen niet
en met een crash and burn in het verschiet googel ik de kans
dat regen redding brengt, een val gebroken kan
Het breekpunt van getallen
Hoe becijfer ik mijn zijn?
Hart keer lijf gedeeld door bits en bytes?
Sociale media min eenzaamheid in het likeskwadraat?
Ik sterf het aantal doden dat ik bij elkaar kan gamen
dood realiteit, heb spijt
Bedenk dat zwaartekracht nooit faalt, bedacht als god
almachtig is voor hen die zich vertillen
aan de naaktheid van mijn hart
Het slaat een bloeddoorlopen
Driekwartsmaat
.
Chicago blues
Wouter van Heiningen
.
In het kader van vakantiegedichten vandaag een gedicht van mijzelf. Ik heb een aantal jaar geleden een drietal gedichten geschreven na een reis door de Verenigde Staten. Het gedicht hieronder ‘Chicago blues’ komt uit mijn bundel ‘Zoals de wind in maart graven beroert’ uit 2011.
.
Chicago blues
.
Deze stad ademt de blues
vlak onder de huid bijgezet
in het geheugen van schoonmakers
en slachters
.
hier trekt de gospel
van mond tot hart
en biedt zij troost
als bijvangst van de fles
.
het centrum als een pacemaker
die in een oud en versleten lijf
ligt te wachten op de laatste regel
uit een lied van Muddy Waters
.
‘You ain’t gonna trouble
poor me, anymore’
.
Poëzie en Jazz
Wout Waanders
.
Al zolang ik van poëzie weet, is de combinatie van poëzie en jazz bekend bij me. Remco Campert, de Vijftigers en vele dichters na hen schreven over jazz of volgens de principes van de jazzmuziek. Zo ook Wout Waanders (1989) heb ik ontdekt. Wout Waanders was al eerder onderwerp van een bericht op dit blog. Nu dus omdat hij het intrigerende gedicht ‘Ma speelt jas’ schreef bij het nummer ‘Salty peanuts’ van Dizzy Gillespy, de Amerikaanse jazz-trompetist, bandleider, componist en zanger.
.
Ma speelt jas
,
Thuis na een lange dag van school
Ma vertellen hoe saai het was
Maar luisteren ho-ho maar
Ma speelt jas en danst heel raar
Ze roept kleine woorden
Als woei en haai en kri
Ze lacht heel hard
Alsof er iemand een grapje heeft gemaakt
Maar alles wat ik hoor is een trommel en trompet
Veel te snel om te verstaan
Ma speelt jas en danst heel raar
Soms klopt ze met haar handen op de grond
Zou daaronder iemand wonen
Klop klop-klop
Zou die Jas heten
En het leuk vinden als we
Zo nu en dan op zijn plafondje kloppen
Ja Jas is overal zegt Ma
Overal maar niet bij mij op school
Ik heb daar vaak genoeg geklopt
.
Campert en Eliot
Dichter over dichter
.
Vandaag in de categorie dichters over dichters, de dichter Remco Campert (1929) over de Amerikaans-Britse dichter T.S. Eliot (1888-1965). Remco Campert schreef het gedicht ‘In memoriam T.S. Eliot dat verscheen in de bundel ‘Mijn leven’s liederen’ uit 1968 waarin hij meteen al in de eerste regel refereert aan de beroemde dichtregel ‘April is the cruellest month’ uit Eliots gedicht ‘The Waste Land’. Hoewel ik geen bewijs heb gevonden dat Poetry Month in de Verenigde Staten (April!) gelinkt is aan deze regel lijkt het me ook geen toeval.
.
In memoriam T.S. Eliot
.
April was eens de wreedste maand
toen ze nog wisten welke maand het was
.
zie persoonlijk niet in wat het uitmaakt
op deze ijsschots, zandbank, grazige weide
.
de lievelingssong van Dutch Schulz was Ramona
.
zo’n feitje
zet ook al niet veel zoden aan de dijk
maar het is aardig om te weten
en blijft hangen
.
Dutch Schulz is allang dood
in een achterkamer neergeknald
.
maar Ramona wordt nog steeds gezongen
.
twaalf maanden telt een jaar
voor wie de tijd in zijn zak heeft
,
een zekerheid van niets
een wreedheid van het jaar nul
.
Dutch Schulz
hield tenminste nog van Ramona
.
en wordt nog steeds gezongen
.
Hoe alles afloopt
Nobelprijswinnaars uit Amerika, maar daar niet geboren
.
In het heerlijke boek ‘The United States of Poetry’ uit 1996 lees ik dat de drie dichter Nobelprijswinnaars die de Verenigde Staten (tot dan toe) heeft voortgebracht alle drie niet geboren zijn in de Verenigde Staten. Wat op zichzelf maar weer eens bewijst dat de VS een smeltkroes is van mensen uit alle delen van de wereld en dat de VS een aantrekkingskracht heeft op o.a. dichters. De drie dichters die het betreft zijn; Joseph Brodsky (1940 – 1996) geboren in Rusland, Czesław Miłosz (1911-2004) geboren in Polen en Derek Walcott (1930-2017) geboren in St. Lucia.
Ik schreef al eerder over Derek Walcott (met wie ik een geboortedag deel) maar door deze ontdekking in ‘The United States of Poetry’ wil ik hier graag nog een gedicht van hem delen. Het betreft hier het het gedicht ‘Endings’ uit de bundel ‘Sea Grapes’ hier in de originele Engelse tekst en in vertaling. Het gedicht ‘Endings’ of ‘Hoe het afloopt’ gaat over de vergankelijkheid, dat het leven niet luidkeels eindigt met een enorme knal (zoals bijvoorbeeld de Bijbelse profeet Elia, die door een rijtuig met vurige paarden in de hemel werd opgenomen) maar dat het leven wegebt, langzaam uitdooft. De slotregel is langer dan alle andere regels in het gedicht en komt als een verrassing. Deze regel gaat over de stilte om het hoofd van de doof geworden Beethoven, en het verwijst ook naar de ernst die spreekt uit diens meest verstilde adagio’s. En naar de dood natuurlijk.
.
Endings
.
Things do not explode,
they fail, they fade,
.
as sunlight fades from the flesh,
as the foam drains quick in the sand,
.
even love’s lightning flash
has no thunderous end,
.
it dies with the sound
of flowers fading like the flesh
.
from sweating pumice stone,
everything shapes this
.
till we are left
with the silence that surrounds Beethoven’s head.
.
Hoe alles afloopt
.
’t Is niet dat dingen exploderen,
ze weigeren, ze sterven weg,
.
als zonlicht dat wegsterft op vlees,
als schuim dat haastig wegzinkt in zand,
.
zelfs de bliksemflits van de liefde
eindigt niet met een donderslag,
.
het sterft met het geluid
van wegkwijnende bloemen als vlees
.
dat puimsteen heeft uitgezweten,
zo krijgt alles vorm
.
tot we alleen zijn
met de stilte die hangt om Beethovens hoofd.
.
Billy Collins
Van Ingmar Heytze naar Billy Collins
.
Afgelopen vrijdagavond keek ik van 20.00 tot 20.30 naar een voordracht van Ingmar Heytze op de website van de Bibliotheek Den Haag in het kader van de Poëzieweek 2022. Tijdens zijn voordracht vertelde Ingmar over een dichter die hij erg bewonderd namelijk de Amerikaanse dichter Billy Collins. Ingmar was op het bestaan van deze dichter gewezen door Kees van Kooten (die Billy Collins ook bewonderd) die werk van deze dichter heeft vertaald in de bundel ‘Zo Wordt U Gelukkig’ en de poëzie van Billy Collins.
Zoals je van mij gewend ben ga ik vervolgens op zoek naar deze bundel en naar informatie over Billy Collins. Collins (1941) was Distinguished Professor aan het Lehman College van de City University of New York ( gepensioneerd, 2016). Hij was Poet Laureate (zeg maar dichter des vaderlands) van de Verenigde Staten van 2001 tot 2003 en New York State Poet van 2004 tot 2006.
Billy Collins kreeg voor zijn werk vele prijzen waaronder verschillende van het poëzietijdschrift ‘Poetry’. Een van zijn meest veelgeprezen werken, ‘Fishing on the Susquehanna in July’ is toegevoegd aan de bewaarde werken van het literairVrer register van de Verenigde Staten als zijnde een cultureel belangrijk gedicht. Het gedicht is opgenomen als onderdeel van de landelijke examens voor voortgezet onderwijs in de Verenigde Staten.
Collins publiceerde acht dichtbundels, waarvan meer dan 250.000 exemplaren werden verkocht. Kees van Kooten vertaalde gedichten van Collins om het humoristische karakter. Hieronder het gedicht ‘Vergeetachtigheid’ . ‘Forgetfulness’ zoals de titel in het Engels is, werd voor het eerst gepubliceerd in het tijdschrift Poetry in januari 1990 en staat ook in het boek ‘Questions About Angels’ uit 1999. Een uitgebreide analyse van dit gedicht vind je hier.
.
Vergeetachtigheid
.
De naam van de schrijver ontschiet je als eerste
gehoorzaam gevolgd door de titel, de inhoud,
Het is alsof, beetje voor beetje, alle gekoesterde herinneringen
hebben besloten te gaan wonen op het zuidelijk halfrond van je brein,
Al lang geleden kuste je de namen van de negen Muzen vaarwel
en zag je de vierkantsvergelijking haar biezen pakken
is er iets anders dat je ontglipt, een beschermde bloemsoort wellicht,
Wat je ook wanhopig tracht terug te halen,
het ligt niet langer op het puntje van je tong
Het ging kopje-onder in een zwarte, mythische rivier
want jij bent op weg naar diezelfde vergetelheid, waar je zult horen
Begrijpelijk dat je midden in de nacht je bed verlaat
En geen wonder dat de maan in het raam lijkt weggedreven
uit een liefdesgedicht dat je uit je hoofd kon opzeggen.
.
.
Biologica
Leo Vroman
.
Het thema van de Poëzieweek mag dit jaar dan Natuur zijn, in 2018 verscheen van dichter Leo Vroman (1915-2014) postuum de bundel ‘En toch is alles wat we doen natuur’ de mooiste gedichten over het leven in en rondom ons. Vroman was een Nederlands-Amerikaans dichter, (toneel)schrijver, tekenaar, schilder, bioloog en hematoloog. In Nederland is hij echter vooral bekend als dichter. Zelf beschouwde hij zich allereerst als wetenschapper. Vroman woonde en werkte vanaf 1947 in de Verenigde Staten en werd in 1951 Amerikaans staatsburger. Desalniettemin geldt hij als een van de belangrijkste Nederlandse dichters van de vorige eeuw.
Vromans werd tijdens zijn leven meerdere malen bekroond. Zo ontving hij onder andere in 1950 de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs voor ‘Gedichten, vroegere en latere’ in 1964 de P.C. Hooft-prijs voor zijn oeuvre, en in 1996 de VSB Poëzieprijs voor ‘Psalmen en andere gedichten’.
Vromans gedichten zijn levendig en herkenbaar, al sinds zijn debuut in 1946. Hij behoort tot geen enkele stroming binnen de literatuur, maar heeft een speelse, grillige, soms surrealistische stijl. Criticus Kees Fens noemde Vroman ooit ‘de vlakbijste dichter’ van Nederland, wat iets zegt over de toegankelijkheid van zijn poëzie.
Zoals gezegd verscheen in 2018 de bundel ‘En toch is alles wat we doen natuur’ en uit deze bundel koos ik het gedicht ‘Biologica’ dat eigenlijk voor zichzelf spreekt.
.
Biologica
.
Ik was altijd al omgeven
door al die schattige vormen
van het aardse leven.
Neem nou die regenwormen.
Als kind al, hoe mij zo’n regen-
worm dringend moest doorboren
tussen mijn vingertjes door en
terug naar de natte grond,
daar kon ik gewoon niet tegen.
Drukte ik niet vaak met mijn meest
innige liefde mijn mond
zoetsappig op zo’n beest?
Hoe dieren elkander vinden!
Eerst even snuffelen,
dan elkaar knuffelen
en dan verslinden.
Heerlijk te worden omgeven
door al dat leven.
.
Een verjaardagsgedicht
Ted Kooser
.
Voor mij is een dichtbundel vorm en inhoud maar ook vormgeving. Aan een slecht vormgegeven dichtbundel, hoe mooi de poëzie erin ook is, kan ik me echt ergeren. Een dichtbundel, vind ik, is een kunstwerkje in taal en waarom zou je dat verpakken in een slechte verpakking? Er zijn dichtbundels waar je op het eerste oog van denk; mwah. Dat gaat zeker op voor de bundel ‘Licht!’ Het museum van de poëzie, 125 dichters uit meer dan vijftig landen. Gekozen door Amnesty International en samengesteld door Daan Bronkhorst uit 2014.
De bundel is klein maar dat hoeft absoluut geen bezwaar te zijn, voorzien van een harde kaft, ook al niks mis mee, maar de foto op de voorkant, het teveel aan informatie op de omslag en de wat obligate foto doen af aan de inhoud; 125 gedichten over licht van allerlei dichters van over de hele wereld.
Gedichten van Nobelprijswinnaars, literaire sterren en vervolgde schrijvers en dichters. Zoals het gedicht ‘Een verjaardagsgedicht’ van dichter Ted Kooser (1939) Poet Laureate in de Verenigde Staten van 2004 -2006 en winnaar van onder andere de Pulitzerprijs. Ik koos dit gedicht omdat vandaag mijn oudste dochter jarig is.
.
Een verjaardagsgedicht
.
Net na het ochtendgloren, de zon staat
met haar zware rode hoofd
in een ijzeren kraag van bomen,
wachtend tot er iemand komt
met zijn emmer
voor het schuimig witte licht
en daarna een lange dag in de weide.
Ook ik besteed mijn dagen grazend
smullend van ieder groen moment
tot de duisternis roept
en ik met de anderen
de nacht in wandel
zwaaiend met de kleine tinnen bel
van mijn naam
.