Site-archief
De eikel spreekt
Theo Sontrop
.
In 1995 werd bij uitgeverij VITA de bloemlezing ‘O wie was mijn vader wie was ik’ gepubliceerd samengesteld door Lucie Th. Vermij. De bundel is een bloemlezing van gedichten van hedendaagse Nederlandse dichters over hun vader. Let wel; hedendaags in 1995. In deze bundel staan veel bekende namen en een aantal , voor mij, minder bekende namen. Zoals bijvoorbeeld die van Th. Sontrop.
Theodorus Alexander Leonardus Maria (Theo) Sontrop (1931 – 2017) was een dichter, letterkundige en uitgever bij De Arbeiderspers. Hoewel hij in Utrecht studeerde was hij redacteur van het aan de Universiteit van Amsterdam gelieerde studentenweekblad Propria Cures. Hij werkte samen met redacteuren als Piet Borst, Hugo Brandt Corstius, Joop Goudsblom, Renate Rubinstein en Aad Nuis.
In 1962 debuteerde Sontrop als dichter met de bundel ‘Langzaam kromgroeien’ en uit die bundel komt het gedicht ‘De eikel spreekt’.
.
De eikel spreekt
.
Waar mijn ontbladerde vader
zijn harige takken laat ruisen,
en de bast van mijn moeder
met welgevallen beziet,
wordt de mier op de grond
door mijn val invalide.
Wellicht word ik woudreus,
en schud met de vuist naar
mijn vader die kromgroeit.
.
Bonobo
Hugo Claus
.
In een klein bundeltje dat uitgegeven werd ter gelegenheid van de 19de Nacht van de Poëzie in Vredenburg Utrecht in 1999 kwam ik het gedicht ‘Bonobo’ tegen van dichter Hugo Claus (1929-2008). Toen ik dit dit gedicht las moest ik onwillekeurig denken aan de staat waarin de wereld zich bevindt. Vooral de zinnen ‘Zijn ziel is vaak onnozel / als die van de mensen’ in combinatie met de laatste strofe waarin de verandering plaats vindt. In dit geval het uitvinden van de ladder, in het geval van de mens, het geloof in het eigen verhaal, de eigen macht. Hoewel ik de Bonobo kende als liefdevolle en heerlijk oversekste aap, blijkt uit dit gedicht ook een ander beeld. Ook daarom wilde ik gedicht met jullie delen.
.
Bonobo
.
De mensaap ligt languit
bovenop zijn bruid.
Zijn geest verlaat zijn ledematen
met het gegons van telefoondraden.
.
De mensaap vrijt als wij,
een innig gebonk op de sprei.
Zijn ziel is vaak onnozel
als die van de mensen.
.
Hij kan treurig troosten,
kwetsuren vergeven. Zijn gedachten
zijn in staat tot soelaas.
.
Maar dan vindt hij de ladder uit
en hij klimt de ladder op en af
en doodt zijn eigen jongen.
.
Kleinwild
Anne Broeksma
.
Ik ben al lang een gebruiker van Goodreads.com, een heerlijke site voor lezers. En ook lezers van Nederlandse boeken ondanks dat de site Engels is. Op deze site was ik wat aan het rond kijken en toen kwam ik de bundel ‘Vesper’ tegen van Anne Broeksma (1987) uit begin van 2021. Anne Broeksma treedt regelmatig op met haar poëzie op festivals als Mooie Woorden en Lowlands. Ze schreef gedichten voor Radio 1 en publiceerde in onder meer de tijdschriften Het Liegend Konijn, Kluger Hans en Tirade. Daarnaast presenteert ze literaire programma’s in Utrecht.
Hoewel ik weet dat smaken verschillen viel me op dat degene die de bundel ‘Vesper’ sterren hadden gegeven (van 1 niet zo best tot 5 fantastisch) nogal verschillend over deze bundel oordeelden. Het ging van 2 tot 5 sterren. Degene die bij Bol.com een review achterliet stelt voor om Anne Broeksma de volgende Dichter des vaderlands te maken maar op Meander schrijft Peter Vermaat in een recensie van deze bundel dat ‘taal ertoe doet, en dat het vaker mag, veel vaker’ https://meandermagazine.nl/2021/02/anne-broeksma-vesper/ In de recensie merkt hij ook op “De dichter lijkt zich voornamelijk te richten op het schilderen van bepaalde beelden (die soms absoluut pregnant blijken), maar veel minder op de fonologische en de semantische suggestiviteit van de taal.” en “Weliswaar zal die laatste categorie (lezen wat er staat) het beter doen bij een publiek dat vooral toehoort en niet (mee)leest, maar een poëziebundel is nu eenmaal geen tekstboekje bij een voordrachtsprogramma.”.
Dit staat dan weer op gespannen voet met wat Jan de Jong in zijn recensie schrijft op de website Tzum https://www.tzum.info/2021/02/recensie-anne-broeksma-vesper/ waarin hij juist het tegenovergestelde stelt: “De zoektocht in Vesper is een lyrische, geen fysieke.”.
Een bundel kortom die nogal tot wisselende reacties leidt. Om je een indruk te geven en zelf een mening te vormen hier het gedicht ‘Kleinwild’ uit deze bundel.
.
Kleinwild
.
het was tijdens de vrije vogeldagen
toen we op veldexcursie een duinpieper zagen
met Nico de Haan
iedereen die nooit van een duinpieper had gehoord
mocht niet met ons praten
.
gehurkt zaten we, op de grens van parklandschap en wilde natuur
we lieten onze verrekijkers zelden zakken
.
later die ochtend pluisden we uilenballen uit
plakten het skelet van een muis op een papiertje
.
er was een theaterstuk van een volwassen man in vogelpak
hij praatte met snerpend, Hollands accent
riep: ik ben de supervogel! ik ben de supervogel!
.
wij voelden ons als vogelaars niet serieus genomen
we gingen
.
Buiten
Esther Jansma
.
Met dit mooie weer wil je (ik dan toch) vooral veel en vaak naar buiten. Omdat ik werk heb dat zich toch voornamelijk binnen afspeelt is de behoefte om buiten dat werk naar buiten te gaan extra groot. In de bundel ‘Voor altijd ergens’ van Esther Jansma (1958) een keuze uit de gedichten uit 2015 komt het buiten volop aan de orde. Jansma is in het dagelijks leven houtarcheoloog verbonden aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en bijzonder hoogleraar aan de Universiteit Utrecht en als zodanig natuurlijk veel met ‘buiten’ bezig. Dat blijkt ook uit het gedicht met die titel uit deze bundel.
.
Buiten
.
Hier is de ruimte genoeg voor veelvoudige
eenvoud die zich ongevraagd aandient
.
omdat waar dit is geen reflectie bestaat
terwijl toch van alles weerspiegeld wordt, daar
.
in het zwartblauw van water bijvoorbeeld
wat zich eroverheen buigt aan bladrood
.
en huidgrauw. Ernstig bij een perkje
denk ik verder: overal is wind en druk
.
bewegen, maar inzicht ontbreekt eraan.
Gelukkig ben ik er.
.
Kijk de natuur mij eens nodig hebben.
.
Poëzie Lagogo
Jana Beranová
.
Afgelopen zondag was de tweede editie van Poëzie Lagogo aan de Bergsche Voorplas in Rotterdam. Na lange tijd van ontbreken van poëziepodia een geweldige gelegenheid om weer eens een aantal dichters life aan te horen en te aanschouwen. Poëzie Lagogo wordt georganiseerd door een aantal Rotterdamse bekenden maar vooral toch door Edwin de Voigt. De presentatie was in handen van Hasna El Maroudi en de middag was bijna geheel gevrijwaard van regen (op een kort buitje na). Opnieuw was er een keur aan Rotterdamse dichters te bewonderen en te beluisteren. En (voor de tweede keer) Ingmar Heytze was er als Utrechtse dichter maar dat mocht een Rotterdams feestje niet verstoren. Sterker nog, de voordracht van Ingmar Heytze was, net als vorig jaar, een lust voor het oor.
Vele bekende en minder bekende dichters traden op zoals Von Solo, Myrthe Leffring, Mark Boninsegna, Michline Plukker, de Poezieboys en er was muziek van Job & De Leeuw. Maar het hoogtepunt van de dag voor mij was toch het weerzien met Jana Beranová (1932), de voormalig stadsdichter van Rotterdam. Ondanks haar leeftijd was ze aanwezig en droeg ze voor. Reden voor mij in ieder geval om nog eens een gedicht van haar te delen. In dit geval ‘De schepper slaapt’.
Voor wie er niet bij was kan ik alleen maar zeggen dat ik hoop dat er volgend jaar weer een editie is (hopelijk dan met wat minder zieken), ik ben er dan weer bij in ieder geval.
.
De schepper slaapt
.
Heldere lucht als een jas van geluk.
Kinderen spelen – met het azuur
in hun oog delen ze lachend de hemel uit.
.
Op een andere plek zwart als vulkaanglas
broertje versmolten met haar rug
kijkt een kind hoe de hemel overvliegt.
.
De schepper slaapt.
En ook zijn broer.
.
De filosoof zegt:
de hel – dat zijn wij.
De ambtenaar zegt:
de regels – dat zijn wij.
.
Een slimme engel schuift ons een bril toe
gedoopt in onbevangen nieuwsgierigheid.
De mensen – dat zijn wij. Allemaal.
.
Poëzie luisteren
Ode aan de nacht
.
Poëzie moet je lezen, regelmatig lezen, herlezen, maar poëzie kun je ook voor laten lezen of laten voordragen. In tijden van Corona is het moeilijk om poëziepodia te bezoeken (al komen er het en der wel weer initiatieven onder strenge regels tot stand) dus kun je kijken naar alternatieven. Zoals het luisteren naar poëzie. Dat kan via Youtube (er is echt een heel grote verzameling binnen en buitenlandse dichters te beluisteren), via streamingdiensten of gewoon nog ouderwets vanaf cd’s.
Ik schreef op dit blog al eerder over luister cd’s met poëzie zoals over https://woutervanheiningen.wordpress.com/2014/04/29/dichters-in-de-nacht/ Dichters in de nacht, twee cd’s met een registratie van de 25ste nacht van de poëzie in Vredenburg Utrecht, maar ook over https://woutervanheiningen.wordpress.com/2013/12/14/de-goddelijke-vonk/ De goddelijke vonk, gesprekken met dichters uit het NPS-radioprogramma Kunststof, en https://woutervanheiningen.wordpress.com/2015/01/09/taal-zonder-mij/ over het 4 cd-luisterboek ‘Taal zonder mij’ van Kristien Hemmerechts van uitgeverij Rubinstein.
Daar wil ik er vandaag een aan toe voegen. In 2005 namelijk (voordat ‘Dichters in de nacht’ verscheen in 2006) kwam de 4-cd verzameling uit onder de titel ‘De nacht van de poëzie’ samengesteld door Anneke van Dijk en Koen Vergeer. Op deze 4 cd’s zijn de beste voordrachten van 25 jaar Nacht van de poëzie verzameld. Vrijwel alle bekende dichters die er ooit stonden zijn vertegenwoordigd op deze 4 cd’s: Lucebert, Hugo Claus, Rutger Kopland, Gerrit Komrij, Judith Herzberg, Jules Deelder, Herman de Coninck, Leo Vroman, Remco Campert, Tjitskes Jansen en ga zo maar door. Een feest der poëzie kortom, 4,5 uur luisterplezier. En hoewel uit 2006 is deze prachtige verzameling nog steeds te koop voor een vriendelijke prijs.
In 2002 stond Anneke Brassinga op de Nacht van de poëzie. Van haar het gedicht ‘Aan zee’ uit haar bundel ‘Wachtwoorden’ uit 2005.
.
Aan zee
.
De wind weegt de woorden
bevindt ze te licht
de wind huilt, veegt de woorden
van tafel, uit het zicht
.
het stormvogeltje dat ze opslikt
zal stijgen tot de hoogten van de reuzenalbatros
of alleen nog willen krijsen
zoals ik, bestoven aap op stok.
vergeten smokkelwaar
Radna Fabias
.
Dichter Radna Fabias (1983) debuteerde in 2018 als dichter met haar bundel ‘Habitus’ bij De Arbeiderspers. Fabias studeerde aan de koksschool en dramaschrijven aan de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht. Voordat ze debuteerde als dichter, werkte ze onder andere voor educatieve uitgeverijen.
Haar debuut werd lovend ontvangen en werd bekroond met de C. Buddingh-prijs 2018, en in 2019 met de Grote Poëzieprijs, de Awater Poëzieprijs en de Herman de Coninckprijs. Ook ontving Fabias op basis van ‘Habitus’ een startersbeurs van het Letterenfonds voor het schrijven van haar tweede bundel.
Omdat deze tweede bundel nog even op zich laat wachten hier nog een gedicht uit haar zo succesvolle debuutbundel getiteld ‘vergeten smokkelwaar’.
.
vergeten smokkelwaar
.
bijvoorbeeld een klein hard steentje in de borstkas dat steeds
een laag groeit en met dat groeien het wint
van het lichaam dat eromheen zit
.
de groeiende steen straalt straf uit
naar de ledematen
naar het lichaam het lichaam
beschermt de almaar groeiende
asteen door eromheen te verharden
.
de steen sit door de verharding heen
tot het lichaam – vergroeid- versteent
.
De doden lachen in hun vuistje
Delphine Lecompte
.
Zowel op de achterflap van de bundel ‘Verzonnen prooi’ als in recensies lees ik dat Delphine Lecompte de ‘redding van de Vlaamse poëzie’ is. Waarom wordt nergens uitgelegd en eerlijk gezegd denk ik dat het een marketingtruc is van de uitgeverij. Hoezo redding? was de Vlaamse poëzie dan op sterven na dood? Dat lijkt me niet. Ik ken vele geweldige ervaren dichters en aankomende poëzietalenten die het tegendeel bewijzen. Desalniettemin is de bundel van Lecompte verfrissend om te lezen.
Wat ik wel bijzonder vind is dat deze bundel uit 2010 in uitgegeven is door uitgeverij De Contrabas (Utrecht/Leeuwarden). Voor de redder van de Vlaamse poëzie zou je eerder een Vlaamse uitgeverij verwachten. Lezend in deze bundel werd mijn aandacht meteen getrokken door de titel van het gedicht ‘De doden lachen in hun vuistje’ en ik werd niet teleurgesteld. Daarom hier dit gedicht.
.
De doden lachen in hun vuistje
.
De oude kruisboogschutter eet een hamburger, met beide handen
Klamp ik me vast aan zijn broek die glinstert van versletenheid
Er valt geen kwak ketchup op mijn linkerwang zoals bloed
Je kunt dat niet afdwingen of ensceneren, we zijn wel degelijk in rouw.
.
In de wachtzaal van het mortuarium hangt een gedicht
Het slaat nergens op, toch alleszins niet op een vriend
die door zijn zoon is omgebracht met een ivoren slagtand
in een Cyrillisch buitenland waar ze rivalen in diepvriesmaaltijden waren.
.
De oude kruisboogschutter vraagt zich af of het blasfemisch is
te willen neuken in de wachtzaal van een mortuarium
Integendeel, zeg ik en doe mijn schoenen alvast uit
Maar dan komt de verantwoordelijke van het dodenhuis
Hij is niet vaal en hij is niet mager, hij lijkt op een behaagzieke dolfijn
Dan kijkt hij naar mijn voeten en hij denkt: het is een teken van respect.
.
Versvoeten
Alain Teister
.
Elke keer weer verbaas ik me over het feit dat er dichters zijn waar ik nog nooit van gehoord heb en die toch een aardig oeuvre bij elkaar geschreven hebben . Blijkbaar is het met beoefenaren van alle kunsten hetzelfde, alleen de bekendste namen ‘overleven’. Wat overigens niet betekent dat het werk van dichters die vergeten of bijna vergeten zijn, niet de moeite waard is. Zo’n dichter waarvan waarschijnlijk maar weinig mensen de naam kennen is Alain Teister (pseudoniem van Jacob Martinus Boersma).
Teister (1932 – 1979) was schrijver, dichter en schilder. Hij debuteerde in 1964 met de bundel ‘De huisgod spreekt’ waarna hij nog twee poëziebundels publiceerde: ‘De ziekte van Chopin’ in 1971 en ‘Zenuwen, dame?’ in 1977. In 1988 verscheen nog zijn ‘Verzamelde gedichten’. Daarnaast werd zijn werk opgenomen in ‘Tirade’, ‘Maatstaf’ ‘De Tweede Ronde’ en ‘Hollands Maandblad’. Naast zijn dichterschap was hij vooral ook actief als kunstenaar en werk van hem werd aangekocht door het Centraal museum in Utrecht en de Rijksdienst voor de Beeldende Kunsten.
Uit de bundel ‘Verzamelde gedichten’ komt het gedicht ‘Versvoeten’.
.
Versvoeten
.
Elk dichtertje zingt
zoals het genekt is
door rotjeugd, rotwijf, rotinkt.
En hij is de eminentste
die tussen de brekebenen
zijn voeten het minst kapothinkt
en dat het bedroefdst formuleert.
Elk dichtertje zingt
vrij ongedeerd.
.