Site-archief
De oneindige oester
Joris Miedema
.
Dichter Joris Miedema heb ik pas kort geleden leren kennen toen ik de bundel ‘Controversiële diersoort’ van uitgeverij Opwenteling las. En nu is er de bundel ‘De oneindige oester’ van Miedema. En vanaf het moment dat ik ben gaan lezen in deze bundel tot ik de bundel uit gelezen had belande ik in een soort rollercoaster, een surrealistische wereld waar de dichter mij, als lezer, niet alleen in uitnodigde maar in mee trok.
Als ervaren poëzielezer weet ik dat er vele vormen van poëzie bestaan, op dit blog verken ik juist ook de rafelranden van die poëzie. De rijke wereld van poëzie, de vele kinderen die de poëzie heeft voortgebracht, de vele vormen waarin poëzie zich manifesteert, het boeit me mateloos. En de bundel ‘De oneindige oester’ voegt daar weer een element aan toe. Want voor de achteloze lezer die deze bundel in handen zou krijgen, er in zou bladeren en lezen, is dit misschien een brug te ver.
Tegen die mensen zou ik willen zeggen, leg deze bundel niet weg, probeer je in te leven in de wereld die Miedema schept, een wereld waarin alles mogelijk is, waarin absurditeit geen gegeven op zich is en waarin je, tussen de regels door, inzichten en gevoelens kan ontdekken die de dichter met je wil delen. Of zoals de tekst op de binnen achterflap ons meldt: “Waanzin blijkt geen losse flodder, maar onderdeel van een totaalbalans waar we als mens geen kaas van hebben gegeten”. Of met andere woorden: probeer niet alles in de poëzie van Miedema te begrijpen maar lees het, laat het over je komen, herlees het en op enig moment voel je de kwartjes vallen.
Zoals in het gedicht ‘Bloedbrommer’ waarin ik het gevoel herken van het terugvinden van een oude brommer, de herinneringen aan die brommer, de ritjes die ermee gemaakt zijn, de fysieke staat en sensatie van die brommer; “zijdewind wacht geduldig / in de openingen van het frame / ik kan haast de toonhoogtes / van je ribben horen”. Of in het gedicht ‘Witte urn’ waarin vaders urn de hoofdrol speelt, een urn waarin een witte vlek lijkt te ontstaan maar dat in werkelijkheid, volgens de ‘medewerker’ een ondergaande zon voorstelt. En de twee laatste regels; ‘dat is bijna poëzie mam zei ik / ga toch eens weg met die poëzie’. Waarmee een inkijkje in het gevoelsleven van de dichter wordt gegund.
En zo ontdek ik steeds meer kleine details in gedichten waar ik de absurditeit die vooral ook in de gedichten aanwezig is, de baas kan. Waarmee je de waanzin bij de kop kan grijpen en bedwingen. Want dat er waanzin of absurditeit in de gedichten aanwezig is staat als een paal boven water. Zoals het gedicht ‘in zijn umpie’ begint; uit de klimtoren viel een jongen / in duizend umpie bonken / uiteen op de straat. je kon zijn bange pupil / in het glas / zien zitten.
Voeg daar de Jheronimus Boscheske tekeningen die de bundel sieren aan toe en je waant je tijdelijk in een andere wereld, een wereld die niet altijd meteen duidelijk is of herkenbaar, maar waar zoveel in valt te ontdekken, waar je je in een taal kunt wentelen die je meeneemt en die je soms met vragen achterlaat. En voor mij is ook dat poëzie, een reis die je aangaat (in een bundel) waarvan je niet weet waar die je gaat brengen, wie je gaat tegen komen en welke ‘avonturen’ je er mee gaat beleven. Deze bundel ‘De oneindige oester’ doet dat.
Joris Miedema (1978) debuteerde in 2011 met de bundel ‘Oogtheater’ bij De Contrabas. Gevolgd in 2017 door ‘De dood en drie andere gedichten’. Daarnaast werd werk van Miedema gepubliceerd in Het Liegend Konijn, Meander, Gierik-NVT, Dighter en de bloemlezing ‘Zo helpt poëzie’.
.
plaats delict
.
op de ondergrondse plank van de voorraadkast ligt Kees
we dachten eerst aan een uit de hand gelopen vaas
maar oma zei al snel
dat het haar eerste zoon was
die ooit bevolkt werd door trollen, tovenaars
en een Russische spion
.
ze vertelde dat er altijd oorlog in hem woedde
zijn wimpers werden al snel van prikkeldraad
en nergens in zijn woorden
was nog klank te herkennen
tot het bos waar al zijn persoonlijkheden
verbleven volledig was afgebrand
.
ik ging vaak bij hem zitten als we op visite kwamen
met wat takken die ik gevonden had
om te kijken of ik nog een dorp kon bouwen
maar in plaats daarvan
dacht ik een besneeuwde afgezette weg te zien
met rode linten
.
Waarde
Michael Tedja
.
De Rotterdamse Michael Tedja (1971) is schrijver, dichter, beeldend kunstenaar en curator. In 2003 debuteert hij als schrijver met zijn eerste roman. Twee jaar publiceert Tedja zijn eerste dichtbundel bij de onafhankelijke uitgeverij – gespecialiseerd in ‘historical avant-garde and counterculture’ – Sea Urchin, met als titel ‘De aquaholist’. Deze gedichten en prozagedichten zijn ontstaan in de periode 1991-2004.
Hierna worden nog verschillende dichtbundels van hem uitgegeven waaronder de serie ‘Het 1 euro gedicht’ in 2011. Naast zijn poëzie in dichtbundels publiceerde hij regelmatig gedichten, essays, proza en tekeningen in De Gids, Absint, Samplekanon, nY, Revisor, Hollands Maandblad, De Volkskrant, Metropolis M en Caraïbisch Uitzicht. Ook cureert hij een beeld en taalrubriek voor de Poëziekrant.
In 2021 neemt Tedja plaats in de jury van de P.C. Hooftprijs voor poëzie. Ook werd hem dit jaar de Sybren Poletprijs toegekend. De prijs is bedoeld voor het oeuvre van een Nederlandstalige auteur die schrijft en werkt in de geest van Sybren Polet (1924-2015).
In het werk van Tedja komen thema’s als identiteit, hosselen (titel van zijn tweede ‘roman’ met fictie, essays, poëzie en pamfletten), exclusiviteit, on-line aanwezigheid, het postkoloniale bewustzijn en communicatie voor. Michael Tedja is een dichter die zijn nek durft uit te steken (zoals Hans Puper het omschreef in een column op Meander) en heeft daarmee een heel eigen en origineel geluid. Uit zijn bundel ‘Regen’ uit 2016 het gedicht ‘Waarde’.
.
Waarde
.
Het bewijs, het tegendeel
dat tot leven kwam reisde.
Ik was er een mee, een geheel
dat ik zelf neerzetten kon.
.
Toen zag ik de groep staan.
Die was wat het was: zij
die terug wilden naar hoe het was.
Ik dacht dat die op zich stond.
.
Het beste dat er was voordat het
een en al kern werd. Ooit, ja.
Ik was er solitair mee, totdat
de regen tegen het raam kletterde.
.
Op de achtergrond
waren kinderen bewegingen
aan het tellen. Basketballers
sprongen naar een hoop.
.
Het water was vloeibaar.
Door de kou werd het ijs.
Door de zon weer vloeibaar.
.
Buddingh’ en Rawie
Dubbelgedicht over roken
.
Over heel veel onderwerpen zijn themabundels verschenen. Over bepaalde thema’s en onderwerpen wat meer dan over andere. Zo zijn er over de dood en de liefde, grote thema’s uit de wereldliteratuur, meer bundels verschenen dan laten we zeggen over onderwerpen als muziek en roken. Toch ook geen kleine onderwerpen.
Maar in 2014 verscheen van de hand van Henny Vrienten (samensteller) en Peter van Straaten (tekeningen) de bundel ‘Aan de laatste roker’. Een zeer vermakelijke bundel over roken en rokers. Vermakelijk omdat de poëzie die Vrienten uitzocht vaak grappig en schrijnend is en de tekeningen van Peter van Straaten over (vooral) stiekeme rokers en post-coïtale sigaretten erg hilarisch zijn.
Voor het dubbelgedicht koos ik voor twee totaal verschillende dichters die in de bundel staan, te weten C. Buddingh’ en Jean Pierre Rawie.
In het eerste gedicht ‘Rechts, links’ van C. Buddingh’ geeft de dichter in een ogenschijnlijk weinig opvallend gedicht nog snel even een (politieke) mening. Het gedicht verscheen in de bundel ‘Gedichten 1974-1985’ uit 1986.
Het tweede gedicht van Jean Pierre Rawie is dit keer geen sonnet maar een rijmend gedicht dat op een heerlijke manier neerslachtig klinkt. Het gedicht ‘Rook’ verscheen oorspronkelijk in de dichtbundel ‘Woelig stof’ uit 1990.
.
Rechts, links
.
Van mijn rechterlong
werkt, sinds drieëndertig jaar,
nog maar ongeveer een kwart.
.
Maar mijn linkerlong, hoorde ik laatst weer
is nog altijd puntgaaf.
.
Ach, ja: rechts is ook niks,
van links moeten we ’t hebben.
.
Rook
.
Wij zitten en roken en praten alsof
dit leven niet ons maar een ander betrof,
.
alsof wat de wereld zo vreselijk maakt,
de dood en de liefde, ons beide niet raakt.
.
De rook vult de kamer, het regent gestaag,
en morgen en gisteren zijn als vandaag.
.
Wij zitten en roken en zeggen niet veel,
wij hebben geen deel aan het grote geheel,
.
wij hebben geen weet van het reddeloos leed
dat eindeloos omgaat op deze planeet.
.
Wij zien langs het venster de tijd die verglijdt.
Men is ons daar buiten al eeuwenlang kwijt.
.
Ik ben vergeten wat ik met een lichaam zou doen
Lies van Gasse
.
Lies van Gasse (1983), is dichter, beeldend kunstenaar en leraar. Ze schreef onder andere de bundels ‘Hetzelfde gedicht steeds weer'(2009), ‘Brak de waterdrager’ (2011), ‘Wenteling'(2013), ‘Zand op een Zeebed’ (2015) en ‘Wassende stad’ (2017). Met ‘Brak de waterdrager’ won ze de prijs van de provincie Oost-Vlaanderen voor poëzie, met ‘Wenteling’ werd ze genomineerd voor de Pernathprijs.
Van Gasse profileert zich ook met mengvormen van poëzie en beeld. Zo verraste ze met de graphic poems ‘Sylvia’ en ‘Waterdicht’ (i.s.m. Peter Theunynck) ,waarvan de tekeningen werden getoond op Watou 2011, en schreef ze met Annemarie Estor aan het multimediale epos ‘Hauser’.
In het gedicht zonder titel uit haar bundel ‘Wassende stad’ geeft Lies Van Gasse op een eigenzinnige manier gestalte aan het wezenlijk romantisch levensgevoel dat iedereen weleens overvalt, dat al wat mooi was in ons leven, in onze relatie met een ander misschien wel voorgoed verleden tijd is, dood is.
Wil je de analyse van onderstaand gedicht in zijn geheel lezen ga dan naar https://poezieleesgroep.wordpress.com/analyse-van-enkele-gedichten-6/
.
Ik ben vergeten wat ik met een lichaam zou doen
als ik het in mijn hand kon houden vergeten
hoeveel wegen ik wil trekken in de lijnen
van die hand ik ben mijn oorsprong vergeten
de stappen die ik sindsdien heb gezet en die
me het strak gechronometreerde leven in hebben
geleid vergeten dat ik kon vergeten ik ben
bijna vergeten hoe een lichaam voelt
wanneer ik het opbouw uit de vlakken
van mijn hand vergeten hoe een zijwaartse vlam
een schouder kan belichten vergeten
hoe ik vergat de verdwaalde lok over je gezicht
het spannen van je hoekige kaaklijn je
in rust zelfs bewegende handen vergeten –
we leven in een zelfde bacteriële werkelijkheid
wat die hand met dat lichaam kan doen
hoe we kinderen op de wereld zetten
om die te vergeten, vergeten hoe
een blik in het ijle een streling van zon
regen die valt als onverwacht applaus
.
Glimlachend elegant
Fernando Pessoa
.
Zo nu en dan neem ik de vuistdikke Canon van de Europese poëzie ter hand en blader ik er in op zoek naar inspiratie of gewoon een mooi gedicht. Toen ik dat pas weer deed stopte ik met bladeren bij een gedicht van de Portugese dichter Fernado Pessoa (1888 – 1935). Deze veeltalige dichter is één van de belangrijkste Portugese dichters en zeker één van de belangrijkste twintigste-eeuwse dichters.
Toen ik een aantal jaar geleden in Lissabon was op vakantie viel me al op hoe vaak Pessoa in het straatbeeld voorkomt. In de vorm van foto’s, beelden en graffiti. Dat staat in schril contrast met zijn leven. Vooral het literaire werk vereist, volgens Pessoa, ‘eenzaamheid’. Hij staat dan ook wel bekend als een “verkillende, lucide, sfynxachtig afwezige man” (Wikipedia: Willemsen, 2000). Pessoa wilde tijdens zijn leven obscuur blijven, daarna mocht de roem komen. Hij was bang voor onbekende mensen en onbekende plaatsen en kon er niet tegen gefotografeerd te worden. Zo zijn er maar weinig foto’s van hem bekend maar daar staat tegenover dat, misschien wel door zijn karakteristieke uiterlijk, er heel veel kunstwerken zijn gemaakt met zijn uiterlijk als uitgangspunt; schilderijen, etsen, standbeelden, collages, (pen) tekeningen, cartoons en graffiti.
Fernando Pessoa kent een grote populariteit in Nederland. Sinds de eerste vertalingen door August Willemsen eind jaren zeventig. Tot op de dag van vandaag blijft werk van hem vertaald worden. Het gedicht dat in ‘500 gedichten die iedereen gelezen moet hebben’ de canon van de Europese poëzie (samenstelling Ilja Leonard Pfeijffer en Gert Jan de Vries) is opgenomen is een vertaling van August Willemsen. Het gedicht verscheen oorspronkelijk in de bundel ‘Gedichten’ uit 1978.
.
Zij kwam, glimlachend, elegant,
De voetstap ongehaast en licht,
En ik, die voel met mijn verstand,
Maakte meteen ’t juiste gedicht.
.
Ik spreek daarin niet over haar
Noch ook hoe zij, volwassen kind,
De hoek omsloeg van gindse straat,
Hoek waar de eeuwigheid begint…
.
In het gedicht spreek ik van zee,
Beschrijf de golven en de pijn.
Herlezend zie ik een van twee:
De hoek – ofwel de waterlijn.
.
Londen
Voces intimae
.
In 1982 werd in het Centraal Museum in Utrecht en in de Hedendaagse Kunst in Utrecht de tentoonstelling van Fedde Weidema (graficus 1915-2000) georganiseerd. Weidema werd onder andere bekend door zijn spoorwegaffiches en zijn illustratie bij het gedicht van Jan Campert ‘De achttien dooden’ onder het pseudoniem Coen van Hart. Ter gelegenheid van deze tentoonstellingen werd een dichtbundel ‘voces intimae’ in een oplage van 400 exemplaren uitgegeven van gedichten van Wouter Kotte. In de bundel drie illustraties van Fedde Weidema.
Wouter Kotte (1933-1998) was dichter en museumdirecteur van onder andere het museum van hedendaagse kunst in Utrecht. Wouter Kotte studeerde geschiedenis en kunstgeschiedenis. Zijn eerste uitgaven van poëzie ontstonden in Arnhem. In zijn publicaties thematiseerde hij vooral de parallellen van denken en uitbeelden. Hij maakte als dichter ook beeldende collages en werken in gemengde techniek op papier.
Voces intimae (Intieme stemmen) bestaat uit twee suites en een gedicht. De suites bestaan uit respectievelijk 5 en 3 gedichten aangevuld met nog een gedicht. In de suite ‘kleine Londense suite’ staat het gedicht ‘Londen’.
.
Londen
.
Elke straat verlangt naar het verleden
teveel voeten stoten zich aan trottoirs
teveel geluiden verstikken hier de lucht.
blijdschap even onvindbaar als dit voorjaar
.
daarom vervloeken straten sterren en stilte
glitteren geschenken en geesten in étalages
waarvan de ruiten toeristen weerspiegelen:
schimmen die er dodelijk echt uitzien
.
warenhuizen zijn de aktuele piramides
pleinen asfaltvelden de stad een jungle.
pneumatisch wordt de dag de grond ingeboord.
luidkeels prijst Londen zich het graf in
.
Ik zie u gaarne met een boek
Poëtisch mini novelle
.
Voor mijn verjaardag kreeg ik een heel charmant en prachtig vormgegeven bundeltje van Randall Casaer getiteld ‘Ik zie u gaarne met een boek’. Eigenlijk is dit een kunstwerkje in de vorm van een boek. Ik weet van kleine uitgeverijtjes die zich specialiseren in het uitgeven van dit soort kleine hebbedingetjes. Dit kleinood is uitgegeven door uitgeverij Vrijdag in Antwerpen en vormgegeven door Leen Depooter – quod. voor de vorm. De tekst en de bijzondere illustraties zijn van Randall Casaer. Deze hele bundel draait om een vrouw die een boek leest en de verteller die om haar aandacht bedelt. Op elke tekening (en dat zijn er 21!) is de vrouw lezend te zien, volledig verdiept in de tekst van het boek.
Volgens de website van Randall Casaer http://www.randallcasaer.com is hij “artiest, auteur, tekenaar, mensenfluisteraar, winkelier, grommelpot”. Randall debuteert in 2007 met de graphic novel ‘Slaapkoppen’ en haalt daarmee zowat alle beschikbare debuutprijzen binnen. Het werk vindt bovendien zijn weg naar het buitenland met vertalingen in het Frans, Engels en Italiaans. De graphic poem ‘Ik zie u gaarne met een boek’ over een ménage à trois: een man, een vrouw en een boek verschijnt in 2013. Het boek scoort goede kritieken, in België én in Nederland.
De tekst is in het Vlaams en verteld het verhaal van de verteller op een poëtische wijze. Hoewel de tekst soms niet helemaal goed leesbaar is (gele letters op een witte achtergrond) word je meegesleept in zijn verlangen naar haar blik op hem (of jou als lezer) in plaats van op het boek dat ze in haar handen heeft. Een mooi, lief en vooral heerlijk boekje voor poëzie en kunst liefhebbers. Hier het begin van de bundel.
.
weet ge wat het is, mevrouw
hoe het komt dat ik u gaarne zie
als gij een boekske hebt waarin ge kijkt en leest
of lijkt te lezen
.
en late we geen twijfel zaaien:
ook zònder boek
zie ik u gaarne staan
.
maar soms
zoals vandaag
het allerliefste mét
.
het is wanneer uw aandacht in een boek zit
dat er een stukse van mijzelf
dat door de band wat schuchter is
u langer durft bestaren
.