Site-archief
Die moeder
Elisabet Eybers
.
Soms kom ik in mijn boekenkast de meest vreemde boeken tegen. Nu weer een boek van Joke Forceville-van Rossum met de titel ‘Als je het mij vraagt’ uit 1983. Joke begint in haar voorwoord over de welvaart in ons land en dat deze bijna spreekwoordelijk is (!). Omdat zij veel gelezen heeft en daarbij zoveel is tegengekomen dat blij maakt, te denken geeft, helpt, troost en vragen stelt, wil ze anderen hier ook deelgenoot van maken. Er zijn dringender redenen geweest om een boek uit te geven dunkt me. Dit boek bestaat dan ook uit een enorme hoeveelheid foto’s, spreuken, verhaaltjes, korte essay-achtige stukken, overdenkingen en gedichten. Waarschijnlijk heb ik dit boek daarom ooit voor een euro gekocht bij een kringloopwinkel.
Het boek doorbladerend wilde ik het al weg doen tot ik een prachtig gedicht tegenkwam van Elisabet Eybers getiteld ‘Die moeder’. Elisabet Eybers (1915 – 2007) was een Zuid Afrikaans dichter. Ze groeide op en studeerde in Johannesburg maar vestigde zich in 1961 in Amsterdam en nam de Nederlandse nationaliteit aan. Toch bleef ze schrijven in het Afrikaans. Haar werk wordt gekenmerkt door humor, ironie en zelfspot. Als voorbeeld hiervan onderstaand gedicht uit 2006, geciteerd in haar overlijdensadvertentie:
- Godsdienstigheid beweer
- Die siel bly voortbestaan
- Terwyl ek self begeer
- Om grondig te vergaan
Ze wordt met M. Vasalis en Ida Gerhardt tot de drie grote naoorlogse dichteressen van Nederland gezien. Voor haar werk ontving ze vele prijzen waaronder drie keer de Hertzogprijs, de Herman Gorterprijs, de Constantijn Huygensprijs en de P.C. Hooft-prijs voor haar hele oeuvre. Ze publiceerde maar liefst 30 bundels poëzie in haar leven.
.
Die moeder
.
Die vreemde oorsprong van jou lewe het,
soos lig deur ’n kristal, deur my gevloei
in al die maande toe ek één was met
die stil geheim van jou verborgene groei.
.
En nou kan niks ons skei – want is jy niet
afhanklik en gebonde aan my bloed
wat met sy onbegryplike chemie
jou wonderlik gevorm het en voed?
.
En of die uur ver en vergete word,
en of die jare tussen jou en my
hul seile span, die see sy golwe stort,
of self die Dood sy somber baken steek,
nogtans sal jy aan my gebonde bly
met die onsigb’re naelstring wat nie breek.
.