Site-archief
Poëzieweek activiteiten
Poëzieweek in Rotterdam
.
De Poëzieweek komt eraan (27 januari – 2 februari) en ik wil hier graag aandacht besteden aan twee gratis activiteiten in Rotterdam op zondag 30 januari 2022, van 14:00–17:00 uur. Allereerst de activiteit van Dichters Daniel Dee, Rien Vroegindeweij, Marjoleine van Aperen en Inge ‘gruppo bombita’ Bonthond; Dichter bij Jan en Piet. De dichters verzorgen poëzieworkshops voorzien van praktijkvoorbeelden, de presentatie is in handen van Menno Smit. De workshops zijn in het Jan van der Ploeghuis aan de Hooglandstraat 67 in Rotterdam en de toegang en deelname is gratis.
Rondeel
.
Waarom vertrek je zonder om te zien?
Ik ben alleen vergeten hoe je heet
Ik kom er straks ook wel weer op misschien
En zeg nou zelf: het was een leuke date
.
De seks was om te smullen bovendien
We gingen urenlang als een komeet
Geen grond dus voor gemopper of gegrien
Ik ben alleen vergeten hoe je heet
.
Al noemde ik je net dan Evelien
Ik zei toch al meteen dat het me speet?
En doe nou niet of jij nooit wat vergeet
Kom op nou, moppie, tel gewoon tot tien
Ik ben alleen vergeten hoe je heet
.
Ik had als kind
Willem Wilmink
.
Ik lees in de bundel ‘Ik had als kind een huis en haard’ uit 1996, een bloemlezing uit het werk van Willem Wilmink (1936-2003). Een mooi uitgegeven bundel in een harde kaft met linnen. De gedichten in deze bundel zijn gekozen en ingeleid door een andere grote dichter Jean Pierre Rawie.
In de bundel staan twee Rondelen en ze zijn dan ook getiteld ‘Rondeel’ wat ik dan weer grappig vind want feitelijk geef je een gedicht dan de naam van de versvorm die je gebruikt. Geen dichter zal een gedicht in vrije vorm ‘gedicht in vrije vorm’ of iets dergelijks noemen. En wat te doen als je een bundel met rondelen schrijft? Nummeren? Bij sonnetten heb ik dat wel gezien.
Maar goed, twee rondelen dus. Een van de twee trof me omdat het een rondeel is naar Charles d’Orléans (Le temps a laissé son manteau, of vrij vertaald ‘De tijd heeft zijn jas afgelegd’) een gedicht over de komst van de lente. Wilmink heeft er geen vertaling van gemaakt maar met het zelfde onderwerp in gedachte een eigen invulling aan gegeven.
Wil je meer over het rondeel lezen kijk dan op https://woutervanheiningen.wordpress.com/2020/02/13/kwatrijnen-en-rondeel/
.
Rondeel
.
naar Charles d’Orléans
Le temps a laissé son manteau
.
Het jaar heeft zijn jas niet meer aan
van regen en vrieswind en kou,
en is in het luchtigste blauw
vanochtend naar buiten gegaan.
.
De vogeltjes fluiten en slaan,
ze hebben een boodschap voor jou:
het jaar heeft zijn jas niet meer aan!
.
En zeg eens, hoe vind je dat staan:
fonteinen met sluiers van dauw
en beekjes met zilveren mouw?
’t Heeft alles wat nieuws aangedaan:
het jaar heeft zijn jas niet meer aan.
.
Kwatrijnen en Rondeel
Dubbel-gedicht
.
Ik heb besloten dat een Dubbel-gedicht ook twee gedichten kan bevatten die in vorm een overeenkomst hebben. Nu is een kwatrijn een heel andere vorm dan een rondeel, klopt, maar het zijn beide vaste versvormen. En dus is het vandaag een Dubbel-gedicht van vaste versvormen.
Het eerste gedicht is een kwatrijn, of eigenlijk zijn drie kwatrijnen. Een kwatrijn is een gedicht of een strofe van een gedicht van vier versregels en twee rijmklanken. Het woord is afgeleid van het Franse quatrain, van quatre, voor vier. Het rijmschema is meestal a-a-b-b, maar ook a-b-a-b en andere schema’s zijn mogelijk.
De ‘Drie kwatrijnen’ zijn geschreven door Hendrik Marsman (1899 – 1940) en verschenen in ‘Verzamelde gedichten’ uit 1967. De Drie kwatrijnen stammen uit de tweede periode (1929 – 1933).
Het tweede gedicht is een rondeel. Het belangrijkste kenmerk van een rondeel is de vele herhalingen: regels 1, 4 en 7 zijn hetzelfde en regels 2 en 8 zijn hetzelfde. Daarnaast kent een rondeel een vast rijmschema: a-b-a-a-a-b-a-b.
Het gedicht ‘Rondeel’ is van dichter D.A.M. Binnendijk ( 1902 – 1984). Dick Binnendijk was docent, dichter en literatuurcriticus. Het gedicht ‘Rondeel’ verscheen in Forum, een literair tijdschrift dat verscheen tussen 1932 en 1935, en later in ‘Nieuwste Dichtkunst’ De Uilenreeks No. 1 uit 1934.
.
Drie kwatrijnen
.
Zonder weerklank
.
Volk, ik ga zinken als mijn lied niet klinkt;
ik moet verdrogen als gij mij niet drinkt;
verzwelg mij, smeek ik maar zij drinken niet
wees mijn klankbodem, maar zij klinken niet.
.
Verbittering
.
De namen van wie eens mijn vrienden waren
werden tot as tussen mijn tanden en ik spuw ze uit.
eenzaam schijnt men te moeten zijn in deze dode landen;
het leven dooft in kaars na late nachtkaars uit.
.
Voor het inslapen
.
In deze kleine kamer vind ik soms nog vrede.
al wat daarbuiten ligt heeft voor mij afgedaan;
wat rest mij nog, dan ‘Krieg und Frieden’ lezend,
tot mijn verwoeste dromen in te gaan?
.
Rondeel
.
Geen vrucht, hoe glanzend aan haar tak,
Kan ‘t geeslen van de buien weren
Die in de herfst ten buit begeeren
Wat voordien aan haar greep ontbrak.
.
Geen vlaag, die in den nacht opstak,
Zal de geheime gloed bezweren
Der vruchten, glanzend aan den tak,
Die alle buien wreed bezeeren.
.
Zoo geen vermeetle hand verbrak
Des harten ongeschonden zegel,
Waarmee ‘t zich hecht aan eigen regel —
Een spaart zijn onweerstaanbre knak
Geen vrucht, hoe eenzaam aan haar tak.
.
Fatras
Versvorm
.
Er zijn zoveel verschillende versvormen, ik schreef er al vaak over, en nu kwam ik de Fatrasie of Fatras tegen. De Fatrasie en de daaruit ontstane vorm Fatras, stamt uit de 13e eeuw uit Frankrijk. Maar in tegenstelling tot wat je zou verwachten is deze versvorm opmerkelijk actueel te gebruiken.
Het onderwerp van de fatrasie moet onmogelijk of ondenkbaar zijn. Of anders gezegd: hoe gekker hoe beter. Doel van het gedicht is de lachlust op te wekken, te verwonderen of de lezer in verwarring te brengen. Daarnaast genieten woorden als poep, pies, kut en lul een duidelijke voorkeur.
De Fatrasie bestaat uit elf versregels volgens het rijmschema AABAAB BABAB. De eerste zes versregels bestaan uit vijf lettergrepen, de laatste vijf uit zeven lettergrepen. De eerste keer dat de vorm gesignaleerd werd, was in de “Fatrasies d’Arras” (vandaar de naam), een uit 55 gedichten bestaand manuscript uit de 13e eeuw.
In de 14e eeuw werd het genre verder ontwikkeld en ontstond de Fatras. De eerste gebruiker van deze doorontwikkelde versvorm was Watriquet Brassenel de Couvin (omstreeks 1325). De Fatras heeft het rijmschema ABAABAABBABAB en telt dus 13 regels. Voorts valt de vorm op doordat deze wat van een rondeel heeft.
Hoewel beide vormen zijn gebaseerd op een zekere lompheid is de Fatras iets verfijnder. Een mooi voorbeeld van een Fatras komt van Frits Criens, die de Fatras en de Fatrasie een nieuw leven gaf in deze tijd.
.
Verklaring
.
We hadden onze zaken snel beklonken
Niet denkend aan mijn plicht tot celibaat
We hadden onze zaken snel beklonken
Dus ligt ze kwijlend onder me te ronken
Onwetend van haar aandeel in de daad
Door liefdespijn was ik al diep gezonken
En zij stond op een hoek naar me te lonken
Een asfaltdistel, onkruid van de straat
Ze leek op jou die mij wreed heeft versmaad
Terwijl ik je mijn jawoord had geschonken
Maar die als maagd nu naar het klooster gaat
Dus lig ik met je lookalike te bonken
Niet denkend aan mijn plicht tot celibaat
.
Partir c’est mourir un peu
Edmond Haraucourt
.
Iedereen kent de uitdrukking ‘Partir c’est mourir un peu’ of in goed Nederlands ‘Weggaan is een beetje sterven’. Wat ik me nooit had gerealiseerd was dat deze uitdrukking uit een gedicht komt. Uit het gedicht ‘Rondel de l’adieu’ van de Franse dichter Edmond Haraucourt (1856 – 1941). Edmond Haraucourt was naast dichter ook schrijver, componist, journalist, toneelschrijver en curator van de Franse musea.
‘Rondel de l’adieu werd voor het eerst gepubliceerd in Seoel in 1890. Francesco Paolo Tosti maakte er in 1902 een lied van. Ton Oosterhuis tekende voor de Nederlandse vertaling die verscheen in ‘3000 jaar wereldpoëzie in 500 onsterfelijke gedichten’ uit 2005.
.
Rondeel van het afscheid
.
Weggaan is een beetje sterven,
sterven aan wat men bemint.
Je laat iets na van wat je vindt,
altijd weer, op alle erven.
.
Spijt zal steeds een eed bederven,
een vers verwaaiend in de wind;
weggaan is een beetje sterven.
.
En men gaat; het lijkt wel zwerven.
Tot het afscheid echt begint
kunnen vrienden, vrouw en kind
van elk afscheid iets verwerven.
Weggaan is een beetje sterven…
.
Rondel de l’adieu
.
Partir, c’est mourir un peu,
C’est mourir à ce qu’on aime :
On laisse un peu de soi-même
En toute heure et dans tout lieu.
.
C’est toujours le deuil d’un vœu,
Le dernier vers d’un poème ;
Partir, c’est mourir un peu,
C’est mourir à ce qu’on aime.
.
Et l’on part, et c’est un jeu,
Et jusqu’à l’adieu suprême
C’est son âme que l’on sème,
Que l’on sème à chaque adieu :
Partir, c’est mourir un peu…
.
De taal is het voertuig van de geest
Driek van Wissen
.
In het eind van de jaren ’80, begin jaren ’90 van de vorige eeuw was voormalig dichter des vaderlands Driek van Wissen (1943 – 2010) regelmatig te zien en te horen bij het radio- en televisieprogramma Binnenlandse zaken van de TROS. In de rubriek ‘Kritiek van Driek’ liet hij op onnavolgbare en creatief-humoristische wijze zien hoe bijzonder de Nederlandse taal is met de openingszin: De taal is het voertuig van de geest, maar ons Nederlands is wel een krakende wagen geworden. Waarna hij een onderdeel van de taal behandelde (bijvoorbeeld de trappen van vergelijking, de verbindings-s, maar ook werkwoorden als zoeken, vinden, plaatsen en zetten) en liet zien hoe ongelofelijk inconsequent onze taal eigenlijk is.
Ik herinner mij dat ik altijd uitkeek naar dit item, Driek met zijn semi voorname voorkomen (ik denk dat het de strik was), met zijn specifieke manier van praten en dictie deed mij altijd (glim) lachen om onze taal. Later toen hij dichter des vaderlands wilde worden heeft hij slim gebruik gemaakt van zijn populariteit uit die tijd. In januari 2005 werd hij tijdens ‘De avond van het gedicht’ gekozen tot Dichter des Vaderlands, als opvolger van Gerrit Komrij en de Dichter des Vaderlands ad interim Simon Vinkenoog. Zijn uitverkiezing werd voorafgegaan door een intensieve campagne, geleid door Jean Pierre Rawie, een goede vriend van van Wissen. Tijdens de campagne deelde Van Wissen balpennen uit met een gedicht erop.
In het dagelijks leven was Van Wissen van 1968 tot 2005 als docent Nederlands in Hoogezand. Hij beëindigde zijn loopbaan in het onderwijs toen hij Dichter des Vaderlands werd. Voor zijn gehele oeuvre op het gebied van het light verse kreeg de dichter in 1987 de Kees Stip Prijs van het tijdschrift De Tweede Ronde. Van Wissen publiceerde ook onder het pseudoniem Albert Zondervan, dat hij deelde met Jean Pierre Rawie. Van Wissen schreef meestal in sonnet- en snelsonnetvorm. Daarnaast bediende hij zich ook wel van dichtvormen als rondeel, limerick en ollekebolleke.
Uit zijn bundel ‘De badman heeft gelijk’ uit 1982 het gedicht ‘Anti-Fries.
.
Anti-Fries
.
Als Holland winters is getooid,
En wij van kou welhaast verrekken,
Blijkt Friesland dichtbevolkt met gekken,
Die ’s winters gekker zijn dan ooit.
De maffe koppen, strak gelooid,
Ontspannen plots in losser trekken
Terwijl zich rond de stuurse bekken
Een soortement van glimlach ontplooit.
In onverstaanbare gesprekken
Worden dan praatjes rondgestrooid,
Die ijdele verwachting wekken,
Totdat de goden, als het dooit,
De hoop der dwaze halzen nekken.
Nee, de elfstedentocht komt nooit!
.
Het virginale luchtkasteel
Uit mijn boekenkast: Karel Kramer
.
Van mijn uitgever de Brouwerij kreeg ik de bundel ‘Het virginale luchtkasteel’, een mooie bundel met Franse rondelen op 37 schilderijen van Johannes Vermeer, van Karel Kramer. De Delftse dichter Karel Kramer heeft met deze bundel een nieuwe dimensie toegevoegd aan Vermeer en Delft. Als voorbeeld het gedicht bij het schilderij ‘Brieflezend meisje bij het venster’.
.
Brieflezend meisje bij het venster
.
we weten dat je er niet bent
het gordijn opzij geschoven
zijn letters wisten jou te roven
op het paard dus bij die vent
jij of hij degeen die ment
galopperend weggestoven
we weten dat je er niet bent
het gordijn opzij geschoven
.
hoe is het toeven in zijn tent?
zijn lichaamsgeuren doen verdoven
en is hij om in te geloven?
het paard nu toch weer ongewend?
we weten dat je er niet bent
.
Spiegelen
Spiegelgedicht
.
Als het gaat om vormen van gedichten zijn er veel, heel veel. Vaste vormen (denk aan sonnet, rondeel, limerick etc.) maar ook in uiterlijke vorm. Ik heb op dit blog al verschillende vormen behandeld en vandaag is het de beurt aan het spiegelgedicht.
Wat is een spiegelgedicht?
Met een spiegelgedicht baseer je je op een bestaand gedicht en je verandert het thema, of het eerste vers, of de gevoelswaarde. Daarna maak je een nieuw gedicht waarbij je je spiegelt aan het bestaande gedicht. Je neemt als het ware de structuur over, maar je past systematisch de woorden/verzen aan je nieuwe invalshoek aan.
Een mooi voorbeeld vond ik op http://forum.scholieren.com van Ataraxia.
.
Er is te veel ruimte in dit bed voor mij – alleen,
samen is het zo veel leuker.
Zonnestralen te tellen in je haren
en niets aan te trekken van het stof
dat overal al jaren ligt.
.
Laten we toen voor toen laten,
leven in de stroomversnelling van deze dagen,
dit geluk alsmaar optellen
dan houd ik van jou en jij van mij,
en onze schoenen van elkaar.
.
en haar spiegelgedicht
.
Er is teveel ruimte in dit bed voor jou – wat heet,
een verloren druppel in de thee
Consumptie, illucide introductie we-
ten van je pars pro toto
Zo onnodig, onvindbaar.
.
Laat me je bed vullen – alle gaten,
Het troebele water – rozenblaadjes
Je kussen opschudden vol liefde en laat me
Je omarmen, verwarmen tot
Een gloeiende druppel op mijn plaat
.
Jean Pierre Rawie
Rondeel
.
Gisteren kwam ik ergens in een stuk over poëzie een stukje over Jean Pierre Rawie tegen. In de late jaren negentig van de vorige eeuw heb ik het genoegen gehad Jean Pierre Rawie te mogen ontmoeten toen hij voordroeg tijdens een schrijversmarkt in de gemeente waar ik toen werkte. Een bijzonder heerschap was het, een dandy. Tenminste, ik denk dat hij graag als zodanig door het leven wilde gaan. Wat mij toen al opviel (ik was toen nog niet zo bezig met poëzie) was dat zijn gedichten zo mooi van structuur waren, zo makkelijk in het gehoor lagen en een beetje gedateerd aandeden. Dat laatste was mijn onwetendheid. Hoewel ik zelf geen bestaande structuren of vaste vormen gebruik in mijn poëzie waardeer ik ze wel degelijk. Jelou (jeloupoems.blogspot.nl) een door mij gewaardeerd dichter kan dit ook heel mooi.
.
Als voorbeeld een gedicht van Jean Pierre Rawie met als titel en als vorm, de uit de Middeleeuwen afkomstige versvorm, rondeel.
Rondeel: 4 regels + 4 regels +5 regels, rijmschema abba + abab + abbaa
.
Rondeel
.
Mijn wonder jij aanminnige vriendinnen,
ik heb mijn nachten wel met u doorwaakt:
gij waart gemeenlijk zo innemend naakt
en liet u zo welwillend voor mij winnen.
.
(Uw warme lijfjes tegen ’t witte linnen,
de legerstede die tevreden kraakt;
mijn wonderlijk aanminnige vriendinnen,
ik heb mijn nachten wel met u doorwaakt.)
.
Soms schiet het mij pas naderhand te binnen
hoezeer wij ons au fond hebben vermaakt
(al is het vaak te spoedig uitgeraakt,
maar viel er aan iets diepers te beginnen,
mijn wonderlijk aanminnige vriendinnen?)
.
Bron: Gedichten.nl
Uit: Wij hebben alles nog te goed (2001)