Site-archief

Binnenhof

Aad Nuis

.

Aad Nuis (1933-2007) was politicoloog, literatuurcriticus, bestuurder, journalist, columnist, essayist, publicist, politicus (D66) en dichter. Reden voor mij om tijdens ‘Dichter bij de dood’ op begraafplaats Oud Eik en Duinen in Den Haag, op 2 november aanstaande tijdens Allerzielen, deze dichter (die op de begraafplaats begraven ligt) te kiezen als dichter om iets over te vertellen en een gedicht van hem voor te dragen (naast een gedicht van mij over de dood).

Nuis was redacteur van het literaire tijdschrift Tirade. Hij schreef in Propria Cures, Hollands Weekblad, Tirade, Haagse Post, Ons Erfdeel en de Volkskrant. In 1963 debuteerde hij als dichter met de bundel ‘Wisselend weer’ die hij opdroeg aan Renate Rubinstein met wie hij van 1956 – 1963 getrouwd was.

Uit de bundel ‘Het land der letteren’ Nederland door schrijvers & dichters in kaart gebracht, uit 1982 komt het gedicht ‘Binnenhof’ waar Nuis dicht over zijn werk als politicus in de Tweede Kamer (waar hij volksvertegenwoordiger was van 1981-1982).

.

Binnenhof

.

Het stille hart van wervelwinden
in dit glas water, Nederland,
waar ik mij steeds terug moet vinden
naast dagtoerist en demonstrant.
.
Bestaat dit echt of zijn wij spoken,
figuren dansend hand in hand,
gedurig in koud vuur ontstoken
door woorden van dor zand?
.
Ga maar bij dichter, boeren kijken:
hun taal, hun grond, vast in de hand.
Hier blijft de werkelijkheid ontwijken –
net naast de rand.
.
Toch zoemt en trilt het hier van krachten,
huist hier het hart (meer dan ’t verstand)
van wat ik grijnzend hoog blijf achten:
mijn land.

.

Advertentie

In medias res

Dubbel-gedicht

.

De Latijnse term ‘in medias res’ betekent zoveel als dat een verhaal niet bij het begin begint, maar ergens in het midden of mogelijk zelfs al rond het einde. Men arriveert bijvoorbeeld in een situatie die al enige tijd bezig is. In een film, boek of een gedicht kan het een stijlfiguur zijn (de film begint ‘in medias res’) waarbij de kijker of lezer bewust informatie wordt onthouden. Vervolgens worden de verhaallijnen en conflicten tussen personages veelal door middel van flashbacks uiteengezet.

Het gebruik van een dergelijk ‘stijlmiddel’ kan uitdagend zijn en soms ook verwarrend (waar gaat het eigenkijk over?). Deze uitdrukking werd door de Romeinse dichter Horatius voor het eerst geïntroduceerd in zijn ‘Ars poetica’. In de klassieke letterkunde en in epische poëzie zoals Paradise Lost van John Milton, is ‘in medias res’ de stijlfiguur bij uitstek.

Ik leerde de term kennen ergens begin van deze eeuw. In 2009 schreef ik er, voor ‘Alkmaar Anders’ een gedicht over. De opdracht of het thema van Alkmaar Anders was destijds de Toekomst. In mijn ‘in medias res’ gedicht gaat het over de smeltende ijskappen en de dood van een pinguïn.

In ‘Het Liegend Konijn’ 2019/1 kwam ik een gedicht van Dorothee Cappelle (1980) uit het Vlaamse Ieper tegen met de titel ‘in medias res’. Het leek me aardig om deze twee gedichten in een dubbel-gedicht samen te brengen. Voor zover ik heb kunnen nagaan heeft Dorothee Cappelle geen poëziebundel uitgebracht. Wel schreef ze artikelen voor het tijdschrift ‘Ons Erfdeel’.

.

Hoe het de pinguïn verging
(In medias res)
.
Doorboort door
het ijzervlijmscherp ivoor,
glijdend door het inktzwarte pak
.
nooit meer Napoleon
nooit meer het dwingend aanroepen
nooit meer de handel en wandel
mars of geen mars
.
want verrassing overwint snelheid
.
een laatste glimp
van het vuur dat warmt
maar niet smelt
.
voordat het licht dooft.

.

In medias res

.

dat we ergens moeten beginnen

hier of daar, gisteren misschien

.

dat schrijven zich niet zomaar

laat kisten ook al luisteren we

.

naar verhalen over vaders

in vijvers en raven en slagers

.

dat hij het noorden kwijtraakt

als zijn pen een misdaad pleegt

.

en zwijgt als hij eindelijk aan zijn

boek toekomt. Dat schrijven lijden

.

is of talmen of zoeken

hij weet het ook niet allemaal

.

maar spannend is het zeker

dat wel

.

De lage landen

Heidi Koren

.

Pas geleden kreeg ik het tijdschrift ‘de lage landen’ in handen, een lijvig boekwerk dat de traditie voortzet van het tijdschrift ‘Ons erfdeel’ dat verscheen van 1957 tot 2019. De lage landen is een uitgave van Ons Erfdeel vzw. en biedt kwalitatieve informatie en reflectie over de culturele en maatschappelijke ontwikkelingen in de lage landen (Nederland en België dus). Daarnaast bouwt Ons Erfdeel bruggen, wereldwijd, tussen mensen die geïnteresseerd zijn in de cultuur van de lage landen.

Kortom een mooi streven van een mooie vzw en, misschien nog wel belangrijker, dat doen ze o.a. middels een zeer fraai uitgegeven en vormgegeven tijdschrift. Bijna 200 pagina’s met inhoudelijk zeer interessante artikelen en, zoals het een tijdschrift betaamt dat spreekt van cultuur, is er ook ruimte voor literatuur en poëzie. Tweemaal per jaar bloemleest Jozef Deleu, hoofdredacteur  van het poëzietijdschrift  ‘het Liegend Konijn’ vier gedichten uit recent verschenen bundels in ‘de lage landen’.

Ook in het november nummer van 2020 (de 63ste jaargang) heeft hij dit gedaan en ik lees gedichten van Anna Enquist, Jacques Hamelink, Mahlu Mertens en Heidi Koren. En het gedicht van Heidi Koren pakte me, misschien omdat ik pas geleden nog schreef op dit blog over ‘oude handen’ in een gedicht van Edward van de Vendel https://woutervanheiningen.wordpress.com/2020/11/30/oude-handen/ . Zet deze twee gedichten naast elkaar en je hebt een Dubbel-gedicht over het ouder worden van handen. Het gedicht van Heidi Koren komt uit de bundel ‘Wie dit leest is gek’ uit 2020.

.

Handen

.

Ik kan me mijn handen nog goed herinneren zoals ze waren

toen ze nog de handen waren van een jonge vrouw.

Nu heb ik die handen niet meer.

.

De handen van mijn moeder liggen in mijn schoot. Ik kijk naar ze.

Soms pak ik met de ene het vel van de andere op en

tel de seconden

dat het rechtop blijft staan voor het weer gaat liggen.

.

Mijn moeders handen aaiden soms over mijn gezicht.

Ze pakten me in mijn nek als de heuvel te stijl was of

mijn beentjes te moe.

Dat doen deze handen niet.

.

Die doen wat mijn handen altijd al deden.

In mijn schoot liggen.

Tikken op het toetsenbord.

Over het gezicht van mijn kind aaien.

Haar hand pakken.

.

Met mijn moeder in mijn eigen staan.

Nooit begrijp ik hoe dat kan.

.

Gerrit Kouwenaar

Hermetische poëzie

.

Hermetische poëzie is voor de meeste mensen iets ongrijpbaars. Ik ken poëzielezers die zeer bedreven zijn in het lezen en interpreteren van poëzie maar niet aan hermetische poëzie beginnen omdat men er niks mee kan, of omdat men er geen betekenis in kan vinden. Wat is hermetische poëzie nou eigenlijk? Letterlijk betekent het: gesloten poëzie. Gedichten die zo weinig naar iets buiten zichzelf verwijzen (behalve soms naar het overige werk van de auteur), dat ze bijna ontoegankelijk voor de lezer zijn.

De term wordt dan ook heel vaak gebruikt als synoniem voor heel moeilijke poëzie ( die niet perse hermetisch is in de letterlijke zin). In de 20e-eeuwse Italiaanse literatuur wordt de stroming van het ‘ermetismo’ onderscheiden, waartoe belangrijke dichters behoorden als Guiseppe Ungaretti (1888-1970), Eugenio Montale (1896-1981) en Salvatore Quasimodo (1901-1968). Hermetische poëzie werd in Nederland o.a. geschreven door Gerrit Kouwenaar (1923-2014) en Hans Faverey (1934-1990). De bekendste hermetische dichter uit het buitenland is de Franse dichter Stéphane Mallarmé (1842-1898), die tot de stroming van het symbolisme behoorde.

In ‘Ons Erfdeel’ uit 1997 schrijft Ron Elshout over de bundel ‘De tijd staat open’ uit 1996 van Gerrit Kouwenaar over het onderstaande gedicht gedicht:
“maar ik hecht er wel aan er nog maar eens op te wijzen dat zo’n gedicht over zo’n moment in Kouwenaars geval niet alleen een beschrijving van een gebeurtenis is, maar dat het gedicht zelfs de verbeelding van dat moment te boven gaat en als het ware gedurende de tijd dat ik het lees even die ervaring wordt. Hier wordt dat bereikt doordat het gedicht een hoog stamel- en van-de-hak-op-de-tak-gehalte heeft, de lezer maakt daardoor tijdens het lezen van het gedicht de verwarring even mee, ondervindt haar. Ergens in deze bundel noemt Kouwenaar dat ‘iets om even te schrikken’. Let op! Niet: ‘iets om even van te schrikken’. ‘Alleen’ door het weglaten van het voorzetsel komt de schrik dichterbij, en dat heeft weliswaar een talige oorzaak, maar een voor de lezer zeer lijfelijk voelbaar gevolg.”
.
Wil je meer lezen over hermetische poëzie lees dan vooral mijn post https://woutervanheiningen.wordpress.com/2012/06/26/hermetische-poezie/ waarin ik verwijs naar een artikel van Joris Lenstra op Meandermagazine.net over ditzelfde onderwerp.
.
Er schikt een ogenblik tegen de hor, nee
dit is vertaald, het is een slaap, het is
de nachtvlinder het daglicht, leeg

lopend in het steenslag

.

er ligt gefluister over de mond, blind
zicht over het oog waar men in zit, dat het licht
ontkent wat de taal verduistert, nee het is
de kelder de doofheid de witte krekel
.
nee het is de radio die luistert, nee
het is geschreven, het is wat niemand –
.
.
.

Gemadeliefd

Anton Ent

.

Anton Ent is het pseudoniem van Henk van der Ent (1939), een Rotterdams dichter, prozaschrijver en essayist. Op zoek naar de achtergrond van Anton Ent bleek dat we beide op de School voor Taal en Letterkunde hebben gestudeerd in Den Haag (inmiddels reeds lang geleden opgegaan in een andere opleiding). Hij was zijn werkzame leven actief in het lager onderwijs en docent Nederlands.

In 1969 debuteerde hij met de bundel ‘Hagel en sneeuw’ Eind 1993 baarde Henk van der Ent opzien door zich te onthullen als de man achter het pseudoniem Marieke Jonkman, een dichteres die sinds 1991 veel succes had met haar bundels. Onder zijn eigen naam publiceerde hij in ‘Maatstaf’, ‘Liter’ en ‘Tirade’ en als Marieke Jonkman in ‘De Gids’, ‘Ons Erfdeel’, ‘Dietsche Warande en Belfort’ en ‘Hollands Maandblad’. In totaal publiceerde Ent 17 dichtbundels. Hij wil door middel van beelden, klanken en ritme bij de lezers gevoelens oproepen. Zijn poëzie vereist een leeshouding waarbij de lezer zich openstelt voor de evocatieve kracht van de taal.

In de binnenflap van de bundel ‘Hoe het licht valt’ van Anton Ent uit 2016, schrijft Jaap Goedegebuure: “Karakteristiek voor zijn poëzie is dat ze in haar mystieke gerichtheid gedurig heen en weer slingert tussen hartstochtelijk beleden obsessie en de neiging tot berusting en verstilling”.

Op zoek naar het laatste kwam ik uit bij beide in het bijzondere gedicht ‘Gemadeliefd’. Bijzonder omdat de dichter in dit gedicht woorden gebruikt die in het Nederlands niet bestaan maar waarbij de lezer meteen een beeld of idee heeft. Ik hou van dergelijke taalvondsten en daarom hier dit gedicht.

.

Gemadeliefd

.

Ben ik gemadeliefd om gloed te zien in spierwitte straling?

.

De lintbloemen glimlachen  om de vierentwintig fijnzinnige

richtingen van de windroos die naar haar willen verwijzen

.

Ik zou vergrast of versteend willen zijn

maar verman me

.

De hazenklager

Awater

.

Sinds enige tijd heb ik een abonnement op Awater, een literair tijdschrift dat wordt uitgegeven door de Stichting Poëzieclub en driemaal per jaar verschijnt. Awater is een zeer informatief magazine met veel nieuws, recensies en artikelen over poëzie. In de laatste editie staan bijvoorbeeld interviews met Antjie Krog en Kees van Kooten (over zijn Haikoots). De naam Awater komt van een verhalend gedicht van de Haagse dichter Martinus Nijhoff uit 1934, dat wordt gerekend tot de klassieken der Nederlandse letterkunde. De tekst kun je hier lezen https://www.dbnl.org/tekst/nijh004awat01_01/nijh004awat01_01_0001.php

Ik heb een abonnement gekozen waarbij je bij elk nummer dat verschijnt de meest interessante dichtbundel uit het actuele aanbod krijgt mee gestuurd. Dat abonnement kost iets meer maar is daardoor (voor mij) zeker de moeite waard. Bij de juni editie van Awater zit dit keer de bundel ‘De hazenklager’ van Paul Demets.

In Awater staat over deze bundel het volgende: “De Vlaamse dichter liet zich in zijn vorige bundels kennen als een schrijver van boeiende maar niet altijd eenvoudige gedichten die de verknooptheid van alles treffend in beeld brengen. In De hazenklager, genoemd naar het fluitje waar- mee jagers hazen lokken, gaat het ook om een vorm van verknooptheid, namelijk die van de mens en de aarde, tussen zogenaamde beschaving en natuur. In zeven cycli van steeds zeven strak vormgegeven verzen, beschrijft Demets alle mogelijke verbanden en ontwikkelingen die de mens als organisch wezen met zijn omgeving en met zichzelf ervaart.”

Paul Demets (1966) is dichter en poëzierecensent voor De Standaard, Cobra.be, Awater en Ons Erfdeel. Hij debuteerde in 1999 met de dichtbundel ‘De papegaaienziekte’ welke werd bekroond met de Prijs voor Letterkunde van de Provincie Oost-Vlaanderen. In 2011 verscheen ‘De bloedplek’, waarvoor hij de Herman de Coninckprijs ontving. In 2018 volgde de bundel ‘De klaverknoop’, die werd bekroond met de Jan Campert-prijs. Van 2016 tot 2019 was Demets plattelandsdichter van de provincie Oost-Vlaanderen. Een aanstelling die hij afsluit met de publicatie van ‘De hazenklager’, zijn nieuwste dichtbundel. Deze bundel bestaat uit 7 cycli van 7 stukken met titels als’Liminaliteit’, ‘Enculturatie’, ‘Adaptatie’, ‘Zoönose’, ‘Diffusie’, ‘Mutatie’ en ‘Degeneratie’. Uit de cyclus ‘Mutatie’ heb ik voor het eerste gedicht gekozen zonder titel.

.

1.

.

Het verbranden van loof op de akker,

het traag optrekken van de rook

als had de lucht moeite met inhaleren.

.

En jij kwam je lichaam niet uit.

.

Je keek, maar de spiegel was beslagen.

Zijn de dieren op hun hoede,

katten die, wanneer iets he doet opschrikken,

.

in hun slaap de oren spitsen?

Je lag uren op de bank en zag op het scherm

ijsschotsen loom worden en drijven.

.

Was je daarvoor aan het bloeden?

.

 

Spiegel

Anton Ent

.

Anton Ent is het pseudoniem van Henk van der Ent (1939) is een Nederlandse dichter, prozaschrijver en essayist. In 1969 debuteerde hij met de bundel ‘Hagel en sneeuw’. Eind 1993 baarde Henk van der Ent opzien door zich te onthullen als de man achter het pseudoniem Marieke Jonkman, een dichteres die sinds 1991 veel succes had met haar bundels. Anton Ent publiceerde onder meer in Maatstaf, Tirade en Liter, Marieke Jonkman daarnaast ook in De Gids, Ons erfdeel, Dietsche Warande en Belfort en Hollands Maandblad.

Ent wil door middel van beelden, klanken en ritme bij de lezers gevoelens oproepen. Zijn poëzie vereist een leeshouding waarbij de lezer zich openstelt voor de evocatieve kracht van de taal. Naast poëzie schreef Ent literatuurbeschouwingen en kritieken.

In 1994 publiceerde Ent de bundel ‘Reducties’ bij uitgeverij van G.A. van Oorschot. Uit deze bundel het gedicht ‘Spiegel’.

.

Spiegel

.

Waaien is goed. Als het niet waait

blijft regen hangen. Zich verdoen

is ook zo’n woord van haar, poëzie.

.

Waarom is zij zolang afwezig en

schept zij angst nooit terug te keren?

.

Waaien is beter. Nooit iets vastleggen

opschrijven, betekenen. Spiegelen

is goed. Ik ben een spiegel in de wind.

.

 

Leve de camouflage!

Arjen Duinker

.

De dichter, prozaschrijver, columnist en cryptogrammenmaker Arjen Duinker (1956) studeerde psychologie en filosofie in Amsterdam, Groningen en Leiden. Hij debuteerde in Hollands Maandblad in 1980 en sindsdien verschijnen er met regelmaat gedichten en verhalen van zijn hand in literaire bladen als De Gids, De Revisor, Armada, Raster, Ons Erfdeel en Tirade. Voor zijn werk kreeg hij o.a. de Jan Campertprijs en de VSB Poëzieprijs. In 2009 verscheen van hem de bundel ‘Buurtkinderen’ en uit deze bundel komt het gedicht ‘Leve de camouflage!’.

.

Leve de camouflage!

.

Het oninteressante is concreet als een hond.
Vorstelijk als een rog, uniek als een kikker,
Het oninteressante is sentimenteel als een vlo,
Ruimhartig als een baviaan, zacht als een raaf.

Laten we de dierenwereld verder vergeten…

Het oninteressante is aandoenlijk als een tas,
Abstract als een koekje, schoon als een bril.
Het oninteressante is nieuwsgierig als een kapstok,
Vrij als een zeem, schitterend als een tafel.

Laten we de wereld van de dingen vergeten, en snel…

Het oninteressante is magazijnchef,
Loodgieter, demagoog, landmeter,
Psychiater, laborant, vuilnisman,
Hofnar, touwslager, empirist.

laten we ook de wereld van de functies onmiddellijk vergeten!

Leve de camouflage!

.

Limonade

Arjen Duinker

.

Niet alleen is Arjen Duinker (1956) schrijver en dichter, hij maakte ook de cryptogrammen voor Het Vrije Volk en schreef hij (sport) columns. Hoewel hij al in 1980 debuteerde in Hollands Maandblad, kwam zijn debuutbundel pas uit in 1988 getiteld ‘Rode oever’. Hierna volgde nog vele bundels. Ook publiceerde Duinker gedichten in tijdschriften en magazines als De Gids, Tirade, Ons Erfdeel, Optima en Raster. In 2001 won hij de Jan Campert-prijs voor de bundel ‘De geschiedenis van een opsomming’ en in 2005 de VSB Poëzieprijs ‘De zon en de wereld’.

In 2009 verscheen de bundel ‘Buurtkinderen’ bij uitgeverij Querido. Uit deze bundel het gedicht ‘Limonade’.

.

Limonade

.

Hoe noemen ze deze buurt?

Stapel handen op tafels,

Sleur de geweerschoten uit de donkergroene stegen,

.

Giet limonade in donkergroene glaasjes,

Blaas langs de tederheid van taal,

.

Bewonder de ongekende oorringen,

Bewonder de hoek van dertig graden,

Betreed het leven via de open deur.

.

Last Post

Vingerafdrukken

.

Vandaag heb ik gekozen voor een gedicht van Herman de Coninck uit zijn laatste regulier verschenen bundel ‘Vingerafdrukken’ die in 1997 vlak voor zijn dood verscheen. In eerste instantie wilde ik een ander gedicht plaatsen maar door een bespreking van Ad Zuiderent van deze bundel in ‘Ons Erfdeel’ ging ik twijfelen.Uiteindelijk heb ik voor het gedicht ‘Last Post’ gekozen.

Niet in de laatste plaats door mijn herinneringen aan Ieper, waar vanaf het einde van de Eerste wereldoorlog elke avond onder de Menempoort de last post wordt geblazen (met uitzondering van de jaren tijdens de Tweede Wereldoorlog) tot op de dag van vandaag.

Ik ben een aantal keer aanwezig geweest bij deze gebeurtenis, de eerste keer alweer zo’n 20 jaar geleden toen er nog de laatste overlevenden van WO I bij aanwezig waren. Een bijzonder indrukwekkende gebeurtenis. Vandaag is het de 30.227ste keer dat hij geblazen wordt om 20.00 uur. http://www.lastpost.be/

Daarom dus vandaag op Herman de Coninckzondag het gedicht ‘Last Post’.

.

Last Post

.

Vanavond zou ik naar Ieper. Het liep tegen zessen.

Ik reed ondergaande zon tegemoet, en drie verdiepingen

Dali-achtige wolken die door windkracht negen werden weg-

.

gejaagd, de hemel waaide van de aarde weg,

ik moest hem laten gaan, ik reed en reed, 150 per uur,

en raakte per minuut tien minuten achter. Daar ging mijn

[ horizon.

.

Als ik in Ieper arriveer is het 1917. Duitsers hebben de zon

kapotgeschoten. het licht dat er nog is, zijn explosies.

Ik bevind mij in een gedicht van Edmund Blunden.

.

Vanuit de loopgraven schrijft hij een ode aan de klaproos.

Aarde heeft een groot Über-ich van bloemen over zich.

Blunden heeft ze letterlijk in het vizier.

.

Het is hier een paar jaar lang

de laatste seconde voor je sterft.

Er zijn alleen maar kleinigheden.

.

Later hoor ik onder de Menenpoort de Last Post aan:

drie bugels die je tot tachtig jaar terug

door wat nog over is van merg en been hoort gaan.

.

vingerafdrukken

%d bloggers liken dit: