Site-archief

Schaamteloos!

Han G. Hoekstra

.

In tijden van oorlog en ellende is er altijd de liefde. Soms schaamteloos ervaren en bezongen door dichter Han. G. Hoekstra (1906-1988). Hoekstra was dichter, journalist en redacteur die ook veel gedichten voor kinderen schreef. Kort na de oorlog was hij een van de vernieuwers van de Nederlandse jeugdliteratuur. Vele wat oudere lezers zullen de naam Hoekstra wel kennen. Hij was samen met Annie M.G. Schmidt de vernieuwer van jeugdpoëzie na de tweede wereldoorlog. Hij is wat minder bekend geworden dan Annie M.G. Schmidt en ook als dichter voor volwassenen werd hij ingehaald door de Vijftigers in vernieuwing.

Toch was zijn werk van grote kwaliteit. Hij ontving niet voor niets in 1972 de Constantijn Huygensprijs voor zijn gehele oeuvre. Ik wil hier graag een liefdesgedicht van zijn hand delen dat verscheen in ‘Verzamelde gedichten’ in 1972 getiteld ‘Schaamteloos’. Dat ik dit gedicht koos heeft meerdere redenen. Allereerst omdat het zo heerlijk herkenbaar is, maar ook om haar muzikale en poëtische kwaliteit en als laatste om de laatste strofe waarin Hoekstra woorden geeft aan een dilemma dat veel mensen zullen herkennen.

.

Schaamteloos

.

Ik kan mij maar niet schamen,

omdat ik bij haar lig:

bij haar, mijn lief met name,

dat kreunt en koestert zich.

.

Ik kan alleen beamen,

dat ik niets wil of wens

dan samen zijn, en samen

binnen haar kamergrens.

.

De wereld vecht en vecht,

en raast buiten de ramen.

Ik lig hier naakt en slecht

en kan mij maar niet schamen.

.

 

Beste meneer Bloem,

Selectie uit 20 jaar Mr. J.C. Bloemprijs

.

In 2001 werd voor de 1e keer de Mr. J.C. Bloemprijs beschikbaar gesteld door de gemeente Steenwijkerland waar dichter J.C. Bloem (1887-1966) de laatste jaren van zijn leven woonde. Sindsdien wordt de prijs elke twee jaar uitgereikt aan een dichter uit het Nederlandse taalgebied. Het geld is bedoeld (als aanmoedigingsprijs) voor een tweede bundel (Inleiding pagina 6). Dit laatste klopt niet helemaal, je zou denken dat het hier dus een prijs voor debutanten betreft maar een snelle check levert meteen al op dat niet klopt. Neem bijvoorbeeld Hagar Peeters die in 2005 de prijs kreeg voor ‘Koffers zeelucht’. Peeters debuteerde in 1999 met de bundel ‘Genoeg gedicht over de liefde vandaag’. Een ander voorbeeld is Maria Barnas, winnaar van de prijs in 2009 met ‘Er staat een stad op’ uit 2007, terwijl zij als dichter debuteerde in 2003 met ‘Twee zonnen’.

Wanneer een dichter is genomineerd wordt deze gevraagd een gedicht te schrijven op de persoon Bloem, zijn werk of een regel of titel uit zijn oeuvre. Niet alle dichters gaven hieraan gehoor. Van de gedichten die wel geschreven werden daaruit is een overzicht gemaakt (van dichters uit Nederland en Vlaanderen). Deze zijn in de bundel bijeengebracht samen met twee lezingen van Willem Thies over Bloem die rijk zijn aan zijwegen die je na lezing verder wil bewandelen maar de hoofdweg die hij kiest (het hart in het werk van Bloem en de betekenis, een analyse, van het gedicht ‘November’) is duidelijk analytisch en zeer verteerbaar.

De dichters die in de bundel zijn vertegenwoordigd worden geïntroduceerd middels een korte biografie, citaten, een overzicht van hun werk en iets over het gedicht dat is opgenomen. In de inleiding wordt de dichters die genomineerd zijn geweest voor de Mr. J. C. Bloemprijs en geen gedicht hebben aangeleverd gevraagd dit alsnog te doen. Alle genomineerden staan vermeld achterin de bundel. Men hoopt dat men zo een tweede (vermeerderde druk) van deze bundel kan uitgeven waarin meer genomineerde dichters staan.

Als ik kijk naar dichters die wel zijn genomineerd maar die geen bijdrage in de vorm van een gedicht hebben geleverd dan zijn dit niet de minste: Ilja Leonard Pfeijffer en Rodaan al Galidi (2003), Mark Boog (2005), Micha Hamel en Erik Jan Harmens (2007), Peter Swanborn (2011), Maud Vanhauwaert (2015) Maarten van der Graaff (2017), Daniel Vis en Charlotte Van den Broeck (2019) en Marieke Lucas Rijneveld (2021), en dit is nog maar een greep. Me dunkt dat je met gedichten van deze dichters een aardige (extra) bundel kunt vullen.

Desalniettemin staan er nog genoeg dichters van naam in deze bundel met een gedicht die deze bundel bijzonder de moeite waard maken. Zoals het gedicht van Sylvie Marie (1984) ‘Het leven zou zoveel leuker zijn’. Sylvie Marie werd in 2013 genomineerd met de bundel ‘Toen je me ten huwelijk vroeg’.

.

Het leven zou zoveel leuker zijn

.

zonder aanmodderen, deze lamme sofa,

staren, sterren, altijd dat raam.

.

ik zocht het op ; er zijn geen wedstrijden,

noch is er een wereldrecord janken

en toch trekken we jassen aan

als zwachtels, slenteren we ons suf.

 

waarom kiezen we niet eens

voor de donder, vegen we met regen

nooit gewoon de vloer aan,

wie weet wat er dan komt aangewaaid?

.

ja, waarom hebben de tegels

waarop we onze schoenen slijten geen

namen als martha, albert, julia, roger ?

heel eenvoudig hinkelspel had dan gezegd

wie van wie moet houden.

.

 

Ik had als kind een huis en haard

Willem Wilmink en Jean Pierre Rawie

.

Ter gelegenheid van Willem Wilminks (1936 – 2003) zestigste verjaardag in 1996 maakte dichter Jean Pierre Rawie een sprekende en eigenzinnige keuze uit het omvangrijke oeuvre van dichter Wilmink. Na zijn dood in 2003 voegde hij nog enkele gedichten toe uit zijn latere werk. Die bundeling van gedichten verscheen in de jaren daarna in vele drukken bij uitgeverij Prometheus met als titel ‘Ik had als kind een huis en haard’ .

Ik bezit een versie uit 2010, een negende druk, wat iets zegt over de populariteit van Willem Wilmink als dichter en liedjesschrijver. Wilmink zelf maakte geen onderscheid tussen zijn liedjes en gedichten en stond daarmee in een grote, zij het bij ons ongewone, traditie, die teruggaat tot de middeleeuwen. Wilmink zelf beschouwde de verzameling van Rawie als de mooiste bloemlezing die iemand ooit uit zijn werk had gemaakt.

Uit de bundel koos ik het gedicht dat me om de een of andere reden erg aansprak getiteld ‘ Oude mensen’ .

.

Oude mensen

 

Ze hebben honderd rimpels

en ze hebben grijze haren

en ouderwetse dingen

die ze altijd maar bewaren.

Oude mensen, oude mensen.

.

Ze hebben snoepjes bij zich

om aan kinderen te geven,

daar moeten ze naar zoeken,

dus dan wacht je nog maar even.

Oude mensen, oude mensen.

.

Ze slapen nog maar kort, hoor,

dus ze worden heel vroeg wakker.

Ze gaan een praatje maken

met de slager en de bakker.

Oude mensen, oude mensen.

.

Ze willen graag vertellen

over heel erg lang geleden,

toen ’t zo koud was in de winter,

toen er nergens auto’s reden.

Oude mensen, oude mensen.

 

Kinderen, weet je wat zo gek is

aan dit grappige verhaal?

Over dertigduizend nachtjes,

dan zijn jullie allemaal

oude mensen, oude mensen.

.

Vermeer

Wisława Szymborska

.

Omdat het al weer even geleden is dat ik een gedicht van een Poolse dichter plaatste ging ik op zoek. Bijna vanzelf kom ik dan terecht bij Wisława Szymborska (1923 – 2012) een van de belangrijkste dichters van haar generatie in Polen en is een van de meest gelezen én gelauwerde dichters van deze tijd. Haar oeuvre bestaat uit slechts 400 gedichten, maar ze zijn wereldberoemd en uitgebracht in 40 talen. Ze won de Nobelprijs voor Literatuur in 1996 en het Nobelcomité noemde haar de Mozart van de poëzie.  Haar werk kenmerkt zich door een tedere kijk op alledaagse dingen. De gedichten van Szymborska worden vaak omschreven met termen als ‘speels’, ‘ironisch’ en ‘verrassend’. Ze slaagt er telkens in zich over het meest alledaagse te verwonderen en daarin een nieuw perspectief te openen: nuchter, helder, direct en vaak met humor.

Dit lees je terug in het gedicht ‘Vermeer’ over het schilderij het Melkmeisje dat ik nam uit de bundel ‘Hier’ uit 2009 in een vertaling van Karol Lesman.

.

Vermeer

.

Zolang die vrouw uit het Rijksmuseum

in geschilderde stilte en concentratie

uit een kan in een schaal

dag in, dag uit melk giet,

verdient de Wereld

geen einde van de wereld.

.

Stof stof stof

Pieter Boskma

.

Teruglezend op mijn blog kwam ik tot de ontdekking dat ik in al die jaren dat ik dit blog al schrijf nog geen aandacht had besteed aan dichter Pieter Boskma (1956). Pieter Boskma studeerde tussen 1977 en 1984 onder andere Nederlands, Engels, Indonesisch, Kunstgeschiedenis van Oost-Azië en antropologie aan de Universiteit van Amsterdam. Hij debuteerde in 1984 met de dichtbundel ‘Virus Virus’, uitgegeven in eigen beheer in samenwerking met Paul van der Steen. In hetzelfde jaar richtten Van der Steen en hij het tijdschrift ‘Virus’ op. Eind jaren tachtig was hij betrokken bij de poëziebeweging de Maximalen.

Vanaf 1990 werkte hij een aantal jaren als poëziedocent aan de Schrijversvakschool ’t Colofon. Hij publiceerde niet alleen in alle literaire bladen en de meeste landelijke kranten en opiniemagazines, maar ook in bladen als Playboy en Avenue, en in meer dan honderd bloemlezingen. Daarnaast werkte hij voor de VPRO- en NPS-radio.

Boskma’s werk werd vertaald in onder meer het Engels, Duits, Fries, Frans, Chinees en Italiaans. Pieter Boskma was geruime tijd redacteur van het poëzietijdschrift ‘Awater’. In 2003 had hij zitting in de jury van de P.C. Hooft-prijs. Voor zijn werk ontving hij onder meer de Ida Gerhardt-Poëzieprijs, de Rabobank Cultuurprijs Letteren voor zijn hele oeuvre en hij werd genomineerd voor de VSB Poëzieprijs 2016.

Het gedicht dat ik koos van Boskma komt uit zijn bundel ‘De messiaanse kust’ uit 1989 en is getiteld ‘Stof stof stof’.

.

Stof stof stof

.

wat maakt het ons uit of ook het stof tot stof vergaat?
wij zijn de douche-generatie, ordelijke gel-gebruikers,
wij laten niets
aan het toeval over.
.
wij shockeren de pillenslikkers van de bestbeprijsde kwis.
wij houden van de doofpot der sterren en kometen.
wij zijn allergies voor knarsende sloten
want wij roesten niet.
.
wij spreken graag voor duistere halflege zalen.
wij dragen fier de ons geschonken bokalen van afgunst.
wij spiegelen ons niet aan elkaar.
wij zijn eenzaam.
.
wij ontvangen ons fortuin van de streamlined stropdas.
wij halen een mes langs de hals die daarin zit.
wij zijn en blijven tegendraads.
ons universum rafelt.
.
en na de feestjes, als wij dertig zijn
en dronken van twee biertjes
in de beha-loze zomer
schrijden wij in onze eigenaardigheid naar huis:
.
hermetische cellen in het harnas van de angst
dat ook het stof tot stof vergaat
en ons als een watertaxi
op de Tafelberg
slechts met ademnood omgordt.

.

Gedicht over Stalin

Osip Mandelstam

.

In mijn vorige bijdrage over de bundel ‘Gezanten uit Alexandrië, schreef ik al dat ik zou terugkomen op een gedicht van de Russische dichter Osip Mandelstam dat hij schreef over de dictator Joseph Stalin in 1933. Mandelstam droeg dit gedicht in hem vertrouwde kringen voor maar die vertrouwde kringen bleken minder vertrouwd dan hij had gehoopt. Hij werd gearresteerd, opgesloten en weer vrijgelaten op persoonlijke voordracht van Stalin. Hij zwierf daarna met zijn vrouw vier jaar door de Sovjet Unie, opgejaagd en rechteloos zonder enig uitzicht om aan die situatie te ontsnappen of een echt pardon van de leider. In 1938 werd hij uiteindelijk alsnog opgepakt door de geheime politie en naar Siberië vervoerd waar hij vermoord werd.

Het gedicht ‘Stalin’ is in de bundel opgenomen en en vertaald door Nadjezdja Mandelstam zijn vrouw. Na Osips tweede arrestatie en overlijden in een doorvoerkamp in 1938 leidde Nadjezdja Mandelstam een zwervend bestaan om arrestatie te voorkomen, waarbij ze regelmatig van adres en baan wisselde. Ze zag het als haar levenstaak de poëzie van Osip te bewaren voor het nageslacht. Ze leerde daarvoor het oeuvre van haar man uit haar hoofd.

Meer informatie over Mandelstam en zijn poëzie is hier https://woutervanheiningen.wordpress.com/2012/07/12/het-ene-isme-is-het-andere-isme-niet/  te lezen.

In 1970 verscheen in Engeland het boek ‘Hope against hope’ met de memoires van Nadjezdja Mandelstam van haar leven met Osip. In dit boek staat de oorspronkelijke vertaling van haar hand dat je hieronder kunt lezen. In het Engels en voor de die hards in het Russisch.

.

(Stalin)

.

We live. We are not sure our land is under us.
Ten feet away, no one hears us.

.

But wherever there’s even a half-conversation,
we remember the Kremlin’s mountaineer.

.

His thick fingers are fat as worms,
his words reliable as ten-pound weights.

.

His boot tops shine,
his cockroach mustache is laughing.

.

About him, the great, his thin-necked, drained advisors.
He plays with them. He is happy with half-men around him.

.

They make touching and funny animal sounds.
He alone talks Russian.

.

One after another, his sentences hit like horseshoes! He
pounds them out. He always hits the nail, the balls.

.

After each death, he is like a Georgian tribesman,
putting a raspberry in his mouth

.

Мы живем, под собою не чуя страны …

.

Мы живем, под собою не чуя страны,
Наши речи за десять шагов не слышны,
А где хватит на полразговорца,
Там припомнят кремлевского горца.
Его толстые пальцы, как черви, жирны,
И слова, как пудовые гири, верны,
Тараканьи смеются смезтся гюлеся смезтся смезтся гюезся гюесся гюеяся
гири верны.

.

А вокруг него сброд тонкошеих вождей,
Он играет услугами полулюдей.
Кто свистит, кто мяучит, кто хнычет,
Он один лишь бабачит en тычет.
Как подкову, дарит за указом указ –
Кому в пах, кому в лоб, кому в бровь, кому в глаз.
Что ни казнь у него – то малина
И ирокая грудь осетина.

.

Sprookje

Jan Emmens

.

De Rotterdamse dichter Jan Ameling Emmens (1924 – 1971) schreef simpele, erudiete gedichten, waarin gevoel en verstand hand in hand gaan. In zijn soms geestige werk relativeerde hij veel vaststaande waarden. Terugkerende thema’s zijn angst en agressie. Hij leed aan depressies en maakte zelf een einde aan zijn leven door zich op te hangen. Samen met o.a. Theo Sontrop en William Kuik wordt hij wel tot de ‘Utrechtse school’ gerekend.

Emmen debuteerde in 1945 met de bundel ‘Chacone’, een illegale uitgave in een oplage van 150 exemplaren, en schreef in totaal 5 poëziebundels. Na zijn dood verschenen nog ‘Verzamelde gedichten'(1974), ‘Soms een gevoel'(1979) en ‘Gedichten en aforismen'(1980). In 1971 ontving Emmens de Feniks-prijs voor zijn gehele oeuvre.

Uit ‘Gedichten’ uit 1974 het gedicht ‘Sprookje’.

.

Sprookje

.

Ik sprak op de wallen

de nacht net gevallen

en de dag in verwaarloosde staat,

drie koningen lagen

op sterven te klagen,

de maan kwam op, maar te laat.

.

Ik draalde nog buiten

en zag door de ruiten

dat een heks zich zojuist had gebaad,

ze droogde haar dijen

met hertengeweien,

haar pruikje met goudbrokaat.

.

Een hoogst zeldzaam teken

voor priesters en leken

dat schommelend kroop langs de straat,

bleek geloodst in een huisje

van steen slechts een puistje,

we bliezen het weg met gepraat.

.

 

Dichter van de maand november

Cees Nooteboom

.

Romanschrijver, dichter, vertaler en reisverhaledschrijver Cees Nooteboom (1933) is op basis van zijn oeuvre, zijn bekendheid in het buitenland en zijn zeer imponerende prijzenkast waarschijnlijk Nederlands beroemdste auteur. Alleen de Nobelprijs voor de literatuur ontbreekt nog waardoor hij waarschijnlijk al jaren genoemd wordt als belangrijke kanshebber op deze prestigieuze prijs.

Hoewel Cees Nooteboom dus ongelofelijk veel geschreven heeft is het aandeel van poëzie in zijn oeuvre beperkt tot een handvol bundels. Desalniettemin is zijn poëzie wel degelijk interessant en zeer lezenswaardig. Daarom is Nooteboom in de maand november dichter van de maand, wat betekent dat ik elke zondag een gedicht van zijn hand zal plaatsen.

Vandaag begin ik met het gedicht ‘Skelet’ uit zijn bundel ‘Aas’ uit 1982.

.

Skelet

.

Wat taal aan mij was is ontcijferd,

veranderd in andere tekens.

Mijn gebeente vertelt de vertaling

van leven in dood.

.

Daarmee ben ik niet verdwenen.

Tussen de levende planten

en het gebit van de steen

verander ik langzaam in aarde.

Pas daarna heet ik niets meer.

.

Lees mij dus nog één keer

in deze vertragende paring.

Herhaal mijn gerangschikte zinnen

tot ik niets meer beteken

en zonder een zin op je wacht.

.

Dag stoel naast de tafel

Paul van Ostaijen

.

Over de modernistische Vlaamse dichter en prozaschrijver Paul van Ostaijen schreef ik al een aantal keer. Omdat hij in de traditie van Dada allerlei bijzondere vormen meegaf aan zijn gedichten, over zijn graf en zijn geboortehuis en nu dus opnieuw. De reden dit keer is dat ik nu een bundeltje met zijn gedichten in bezit heb. Dit heb ik gekregen van een vaste lezer van dit blog Drager Meurtant. Het betreft hier een bundeltje uit 1969 met de titel ‘Dag stoel naast de tafel’ een bundel met de teksten van een programma van fragmenten uit het muzikaal, plastisch, literair oeuvre van de Vlaamse expressionistische dichter Paul van Ostaijen, gespeeld door Arena | De nieuwe komedie. De premiere van dit stuk vond destijds plaats in het Paviljoentheater in Scheveningen gelegen naast het Kurhaus.

Het bundeltje bestaat uit vier delen: introductie, deel 1, deel 2 en Music Hall. In de bundel is ook het gedicht ‘Voetbalmatch’ opgenomen met een onderschrift erbij uit een brief van Ostaijen  aan Jos. Leonard waarin hij schrijft “Wat gedicht ‘Voetbalmatsj’ betreft, dit gedicht is niet van mij. Een mistificatie van ik weet niet wie uit Avondlied samengeflikt.”

In dit bundeltje ook het gedicht ‘Nachtelijke optocht’ waar heel duidelijk één van zijn dominerende inspiratiebronnen uit naar voren komt namelijk beeld-klank-woord en in dit geval dus vooral klank.

.

Nachtelijke optocht
.
Taptoe oe oe taptoe
stapt al maar toe
zwart van de nacht dat dik drukt de stijve straat
breekt licht logge lucht
en muziekgeschetter

Licht van de laaiende lansen
laaiende stap van de lichtende lansen
lansen van het laaiende licht
dansende licht van de laaiende lansen
dansend laaien van de lichtende lansen
laaiende   lansedans

Lansgekletter
muziekgeschetter
lichtende kadans
laaiende lansen
laaiende kadans van lichtende lansen
lichtend lucht kadans en dans van laaiende lansen
kadans van laaiende lansedans
kadans    van    dans

Lichtende lampen
laaiende lampen
licht van laaiende lampen
dans van laaiende lampen
kadans van lichtende lampen
kadans van laaiende lampen
dans van de lucht in waaiende lampen
waaiende dans van de lucht in laaiende lampen
laaiende kadans in de waaiende lampedans
kadans van lampedans
licht van lampen

Lansgekletter
muziekgeschetter
geschetter van klare klarinetten
helder gekletter van klare klarinetten
helder gekletter klarinettegeschetter
Stappen op straat
stappen breken de straat
stramme stappen breken de straat
horizontaal
vertikaal
vooral    diagonaal
lampen lichte kadans
klare klarinetten dansen in de lansedans
klarinetten lampen en lansedans
transparant

Taptoe
oe oe
taptoe

.

De meisjes uit vervlogen dagen

Willem Wilmink

.

In de Wereld draait door stond de afgelopen maanden de dichter Willem Wilmink (1936 – 2003) centraal. In bijna elke aflevering werd wel een gedicht van deze grote dichter en liedjesschrijver voorgedragen of gezongen. Bladerend door het zeer uitgebreidde oeuvre van Wilmink kwam ik het gedicht ‘De meisjes uit vervlogen dagen’ uit de bundel ‘Voor een naakt iemand’ uit 1977. Dit heerlijke melancholische gedicht wil ik hier met jullie delen.

.

de meisjes uit vervlogen dagen

.

de meisjes uit vervlogen dagen
we weten niet meer waar ze wonen
nooit zullen zij zich meer vertonen
waar wij weleer hun lichaam zagen

de buren hun adres te vragen
zal in geen straat de moeite lonen
we weten niet meer waar ze wonen
de meisjes uit vervlogen dagen

de liefdesnacht met zijn sjablonen
wanneer die eindelijk ging vervagen
dan lag het schaamrood op de konen
van meisjes uit vervlogen dagen

soms was de nacht zo wonderschoon
dat hij de ochtend kon verdragen
bij de meisjes uit vervlogen dagen
die wij niet meer weten te wonen

de liefdesnacht met zijn sjablonen
wanneer die eindelijk ging vervagen
dan lag het schaamrood op de konen
van meisjes uit vervlogen dagen

soms was de nacht zo wonderschoon
dat hij de ochtend kon verdragen
bij de meisjes uit vervlogen dagen
die wij niet meer weten te wonen

.

%d bloggers liken dit: