Site-archief
November
Huub van der Lubbe
.
Zanger en dichter Huub van der Lubbe (1953) van de Dijk heeft besloten om na 2022 te stoppen met deze band. Hij wil andere dingen gaan doen. De band, de muziek, het publiek hebben hem alles gebracht waar hij ooit van droomde zegt de zanger over de veertig jaar spelen met De Dijk. Maar het is wat hem betreft tijd voor iets nieuws. Nu dat nog kan. Nu schreef van der Lubbe al langer meer dan alleen liedjes voor De Dijk. Zo verschenen in 2003 de dichtbundel ‘Geregeld leven’ in 2010 de dichtbundel ‘Guichelheil’ en in 2021 de bundel ‘Vlooienmarktdandy’.
Ook maakte hij deel uit van de dichtclub Concordia die in 2004 de bundel ‘Versterkte gedichten’ publiceerde. De dichtbundel ‘Geregeld leven’ bevat alle liedteksten sinds ‘Melkboer met de blues’. Maar ook gedichten die Huub van der Lubbe de afgelopen jaren schreef voor zijn dichtclub Concordia.
In deze bundel staat het, deze maand, toepasselijke gedicht ‘November’.
.
November
.
Het is niet de oostenwind en niet de regen
Het is niet die hagelbui daartussenin
Het is niet het bladerafval in de stegen
En het korten van de dagen net zomin
.
Het kalen van de bomen, je kan ertegen
Ook de koude laat je koud in zekere zin
Je leert je voeten een keer extra vegen
En je verliezen te bezien als licht gewin
.
Maar het is het besef na al die jaren
Dat nog die blinde gloed niet is getemd
Van je hart dat wild niet te bedaren
Steeds luider klopt in zijn steeds ruimer hemd
.
Zo raak je elke herfst somber gestemder
Dat maakt november ieder najaar meer november
.
Lennaert Nijgh
Music to jerk off by
.
Lennaert Nijgh (1945-2002) was één van ’s Neerlands bekendste en beste tekstdichters, vooral voor Boudewijn de Groot. Bekende nummers als Meisje van 16, Het land van Maas en Waal, Meester Prikkebeen, maar ook nummers als Malle Babbe, Jan Klaassen de trompetter, Dag zuster Ursula, en Pastorale schreef Nijgh. Liedjes die heel veel mensen bijna achteloos kunnen meezingen.
In 1991 verscheen bij uitgeverij Conserve de bundel ‘Tekst en uitleg’ met de teksten van alle liedjes van Nijgh. Bladerend door de bundel werd mijn aandacht getrokken door een nummer dat ik niet ken maar waarvan de titel nieuwsgierig makend is. In tegenstelling tot wat de titel doet vermoeden blijkt het hier om een prachtige poëtische tekst te gaan. Daarom hier de tekst.
.
Music to jerk off by
.
De droomflat van de gastheer
is ingericht door weetjewel,
nou ja een soort Cees Dam,
Er hangen echte etsen aan de muur
van de schilders die hij kent,
in dank aanvaard voor drank.
.
Heel langzaam achterover glijen,
handen op je buik in een stoel
en dan komt weer dat gevoel:
alles is voor niets geweest,
niemand die ik kende op dit feest,
het leek zo mooi en interessant
er zou ook iemand komen van de krant.
.
Want hij heeft het gemaakt,
hij heeft het gemaakt,
heeft het gemaakt.
.
De ochtend na het feest komt
met overgeven, zweven en staren uit het raam.
De stad daarbuiten wordt door God
waanzinnig uitgelicht:
een mastershot.
.
Want hij heeft het gemaakt,
hij heeft het gemaakt,
heeft het gemaakt.
.
Als ik hier nou eens niet alleen
met die koppijn was,
maar in de armen van een lange en donkere godin
die het midden op dit dikke kleed
voor het open raam langdurig met me deed.
.
Ja dan had ik het gemaakt,
had ik het gemaakt,
dan had ik het gemaakt.
.
Spotify poëzie
Ready made 2.0
.
Ik heb al heel vaak over vele vormen van ready mades geschreven op dit blog, de laatste keer naar aanleiding van het Stapelgedicht. Op enig moment denk ik dan dat ik alle mogelijke vormen van ready mades wel heb behandeld en dan ineens is er een collega, Ronald, die graag mag experimenteren met poëzievormen, die met iets nieuws aankomt. De Spotify poëzie.
Eigenlijk werkt Spotify poëzie hetzelfde als het stapelgedicht maar in plaats van gebruik te maken van titels van boeken als onderdelen voor het gedicht, gebruik je bij Spotify poëzie titels van liedjes en maakt daar een playlist van zodat de titels van de nummers onder elkaar komen te staan. In het voorbeeld van Ronald heeft hij een stuk tekst uit de film ‘Pulp fiction’ van Quentin Tarantino uit 1994 genomen en daar bands en liedjes bij gezocht en het resultaat mag er zijn. Een eclectische mix van bekend, onbekend, Nederlands en Engelstalig. Weliswaar geen nieuw ‘gedicht’ maar zeker de moeite waard om een keer te proberen.
.
Vrienden
Dubbelgedicht
.
Vandaag een dubbelgedicht met als thema Vrienden. Over vrienden en vriendschappen zijn vele gedichten en liedjes geschreven dus het was niet heel moeilijk om een dubbelgedicht samen te stellen.
Het eerste gedicht van dit tweeluik is het gedicht ‘Hoe lang zullen zij nog vrienden blijven?’ van de dichter J.B. Charles, pseudoniem van Willem Hendrik Nagel (1910-1983). Het gedicht komt uit de bundel ‘De groene zee is mijn vriendin; gedichten 1944-1982’ uit 1987. Het gedicht gaat over de twijfel aan vriendschap.
Het tweede gedicht is van dichter Ida Vos (1931-2006) en is getiteld ‘Je hoeft niets te zeggen’ en dit gedicht gaat juist over de onuitgesproken vriendschap die voor altijd is. Het gedicht komt uit de bundel ‘Schiereiland’ uit 1979.
.
Hoe lang zullen zij nog vrienden blijven?
.
Vrienden komen. Heb ik nog
van die goede tee?
Ja die zullen ze herkennen.
Eten in Noordwijk, aan de zee.
Of kan ik dat nu niet betalen?
Nou dan maar niet. Nog even wachten.
Die Saint Emilion, die hoge,
die heb ik niet voor niets bewaard.
.
Ze komen niet meer, ben ik bang.
’t Is al zo laat.
Was het dan niet vandaag
misschien? Hoe lang
denk je zullen zij vrienden blijven?
.
Je hoeft niets te zeggen
.
je hoeft niet
in woorden
te praten
met mij
je hoeft niets
in woorden
te zeggen
je hoeft alleen maar
en dat is genoeg
je arm om mijn schouders
te leggen
.
Ik had als kind een huis en haard
Willem Wilmink en Jean Pierre Rawie
.
Ter gelegenheid van Willem Wilminks (1936 – 2003) zestigste verjaardag in 1996 maakte dichter Jean Pierre Rawie een sprekende en eigenzinnige keuze uit het omvangrijke oeuvre van dichter Wilmink. Na zijn dood in 2003 voegde hij nog enkele gedichten toe uit zijn latere werk. Die bundeling van gedichten verscheen in de jaren daarna in vele drukken bij uitgeverij Prometheus met als titel ‘Ik had als kind een huis en haard’ .
Ik bezit een versie uit 2010, een negende druk, wat iets zegt over de populariteit van Willem Wilmink als dichter en liedjesschrijver. Wilmink zelf maakte geen onderscheid tussen zijn liedjes en gedichten en stond daarmee in een grote, zij het bij ons ongewone, traditie, die teruggaat tot de middeleeuwen. Wilmink zelf beschouwde de verzameling van Rawie als de mooiste bloemlezing die iemand ooit uit zijn werk had gemaakt.
Uit de bundel koos ik het gedicht dat me om de een of andere reden erg aansprak getiteld ‘ Oude mensen’ .
.
Oude mensen
Ze hebben honderd rimpels
en ze hebben grijze haren
en ouderwetse dingen
die ze altijd maar bewaren.
Oude mensen, oude mensen.
.
Ze hebben snoepjes bij zich
om aan kinderen te geven,
daar moeten ze naar zoeken,
dus dan wacht je nog maar even.
Oude mensen, oude mensen.
.
Ze slapen nog maar kort, hoor,
dus ze worden heel vroeg wakker.
Ze gaan een praatje maken
met de slager en de bakker.
Oude mensen, oude mensen.
.
Ze willen graag vertellen
over heel erg lang geleden,
toen ’t zo koud was in de winter,
toen er nergens auto’s reden.
Oude mensen, oude mensen.
Kinderen, weet je wat zo gek is
aan dit grappige verhaal?
Over dertigduizend nachtjes,
dan zijn jullie allemaal
oude mensen, oude mensen.
.
Aan het begin van de avond
Nachoem M. Wijnberg
.
Dichter, schrijver en econoom Nachoem M. Wijnberg (1961) schrijft net zo makkelijk dichtbundels als doorwrochte wetenschappelijke verhandelingen. Een dichtbundel kan een titel als ‘Nog een grap’, ‘Liedjes’ of ‘Alvast’ hebben terwijl een wetenschappelijk werk een titel als ‘The dynamics of inter-firm networks in the course of the industry life cycle: the role of appropriability’ heeft. Een man van vele talenten dus.
Nachoem M. Wijnberg ( de M. staat voor Mesoulam) publiceerde sinds zijn debuut in 1989 met ‘De simulatie van de schepping’ maar liefst 20 dichtbundels en een aantal romans. Zijn poëzie is geëvolueerd van anekdotisch naar abstract, met behoud van het verhalende element. Hij schrijft vaak over actuele, maatschappelijke, politieke en filosofische kwesties. Associaties en logica wisselen elkaar af. Soms lijken de gedichten bedoeld als objectieve observaties en is (afstandelijk) sprake van ‘Iemand’ of ‘men’. Helderheid staat voor de dichter voorop.
Helder is ook het gedicht ‘Aan het begin van de avond’ uit de bundel Voor jou, van mij’ uit 2017 waarin het ‘gewone’ wordt gecombineerd met het ‘bevreemdende’.
.
Aan het begin van de avond
.
Toen je op een strand aanspoelde
keek een meisje naar je,
alsof haar een vraag gesteld werd,
niet door jou,
maar door iemand ver weg.
.
Je wenste haar een huwelijk
waarin zij en wie bij haar is
samen antwoord probeert te geven.
.
Je liep op straat
en voor je uit liepen twee huwelijks-
makelaars.
.
Waarover spraken zij
met elkaar?
.
Over hoe erg hun laatste
twee klanten hen nodig
zouden hebben.
.
Namen noemen
Joan Armatrading
.
In de jaren ’80 luisterde ik veel naar de Engelse zangeres, songwriter en gitarist Joan Armatrading (1950). Dat begon met de single die ze uitbracht in 1980 getiteld ‘Rosie’. Toen ik meer van haar ging luisteren bleek ze over een breed scala aan muzikale invloeden te beschikken. Maar vooral haar teksten spraken me bijzonder aan. Vaak waren het prachtige liefdesliedjes maar ook maatschappelijk geëngageerde nummers. En soms iets van een heel andere aard.
Op haar album ‘The Key’ uit 1983 staat bijvoorbeeld het nummer ‘(I love it when you) call me names’. Het nummer gaat over de verschillende voorkeuren die mensen er op na houden als het gaat om (seksuele) genoegens. In dit geval de SM-achtige praktijken die beginnen met het noemen van namen (uitschelden), elkaar fysiek pijn doen en de bijbehorende verkleedpartijen. Joan is er duidelijk over: It’s their way of loving not mine.
.
(I Love It When You) Call Me Names
.
I just wanna see you at night
Don’t come round my house in the day
I love it when we start up a fight
And I love it when the fight ends your way
.
I love it when you call me names
.
I can’t wait to see you again
I know you’re gonna slap my face
you beat me up then beat me again
and over and over and over and over
And over and over
.
I love it when you call me names
.
Big woman
And a short short man
And he loves it
When she beats his brains out
He’s pecked to death
But he loves the pain
And he loves it
When she calls him names
.
She’s wearing heavy leather with lace
He dresses up in cowboy taste
They punish then they think up a crime
It’s their way of loving not mine
.
I love it when you call me names
.
Oud
Jeroen van Merwijk
.
Heel hard lachen kan heel troostrijk zijn. Toen ik de bundel ‘Wat zijn de vrouwen groot’ uit 1999 van Jeroen van Merwijk (1955) kreeg, wist ik dat ik hier plezier aan ging beleven. De laatste keer dat ik hem in het theater zag (met Harrie Jekkers samen) moest ik ook onbedaarlijk hard lachen. Dat beloofde dus veel en die belofte is volledig ingelost door deze bundel met liedteksten/gedichten. De bundel opent met het heerlijke gedicht ‘Veel is het niet’ waarin meteen de toon wordt gezet voor de rest van de bundel. Veel zelfspot, de misantropie druipt er aan alle kanten vanaf maar het is allemaal ongelofelijk grappig. Omdat ik bezig ben met het plaatsen van troostgedichten heb ik een gedicht uitgekozen dat naast erg leuk ook troost biedt.
.
Oud
.
Niet alle oud is even oud
De klei waarmee men huizen bouwt
Was in het pleistoceen nog hout
Dat is pas oud
.
Niets wat de mensheid heeft gemaakt is oud
Geen brug is oud, geen kerk is oud
Niets is een kwart zo oud als goud
Goud is pas oud
.
Geen boek, geen schilderij is oud
Geen stad, geen platteland is oud
De lucht is oud, het regenwoud
Het regenwoud is oud
.
Pas als wij water zijn en zout
En lucht en goud en regenwoud
De klei waarvan men huizen bouwt
Dan zijn wij oud
.
Bèèè
W.F. Oostveen
.
In de nieuwsbrief van Laurens Jz Coster http://www.ljcoster.nl/ stond een alleraardigst gedicht over schapen van de dichter Willem Frederik Oostveen (1849-1890). Reden genoeg voor mij om deze, voor mij onbekende, dichter eens van dichterbij te bekijken en te leren kennen. W.F. Oostveen blijkt een schrijver en tekstdichter te zijn waar vrijwel heel Nederland het werk van kent (of toch één specifiek lied), hij schreef namelijk de tekst van het Sinterklaaslied ‘Sinterklaas is jarig’. Oostveen heeft diverse publicaties op zijn naam staan en was redacteur van het tijdschrift ‘Ons Genoegen’ een tijdschrift voor de jeugd dat wordt uitgegeven door uitgeverij Muusses in Leiden.
Oostveen overlijdt jong, op 41-jarige leeftijd, waarschijnlijk aan de gevolgen van de Russische griep. Deze Russische griep (ook wel Aziatische griep genoemd) was een pandemie (toen dus ook al) die in 1889 uitbrak en vanuit Rusland (met de komst van stoomboten en spoorwegen) binnen vier maanden verspreid werd over de hele wereld en zijn hoogtepunt bereikte in de Verenigde Staten (toen dus ook al), zeventig dagen na zijn hoogtepunt in Sint-Petersburg. Het aantal slachtoffers van deze Russische griep bedroeg naar schatting circa 1 miljoen.
Oostveen was een geliefd auteur van ‘Ons Genoegen’ want bij zijn overlijden vroeg zijn uitgever de jeugdige lezer om bij te dragen aan een gedenkteken op het graf. Hetgeen ook gebeurde. Zoals hierboven al geschreven nam de nieuwsbrief van Laurens Jz Coster een gedicht van zijn hand op getiteld ‘Mijn schaapje’.
Mijn schaapje
.
Ik ken een aardig schaapje,
’t Loopt ginder in de wei,
Het huppelt en het springt maar
Heel vergenoegd en blij.
.
Het dartelt in de weide
De ganschen langen dag
En eet en drinkt met luste,
Al wat het gaarne mag.
.
Was ik maar eens zoo’n schaapje,
Dan zat ik nu niet hier,
Dan ging ik nooit naar school toe
En had maar steeds plezier.
.
Wel jongen lief, wat zegt ge,
En meent ge dat? Och kom,
Dan bleeft ge net als ’t schaapje,
Uw heele leven dom.
.