Site-archief
De zangeres zonder stem
Hans Wap
.
In de jaren ’70 van de vorige eeuw kwam onder de leiding van poëziefanaat Martin Mooij, bij de sectie letteren van de Rotterdamse Kunststichting de Sonde-reeks uit. De reeks liep van 1971 met de eerste uitgave ‘Pat’ van Leyn Leynse tot de laatste uitgave in 1987. Koos Teeuwkens sloot de Sonde-reeks af met het 56ste deel maar liefst in de serie, die een prachtige dwarsdoorsnee vormt van wat er in Rotterdam tussen 1971 en 1987 op literair gebied gebeurde.
In de Sonde-reeks verschenen bundels van Dirk Kroon, Rien Vroegindeweij, Cor Vaandrager en Jules Deelder (een verzameling humor) maar ook van vele namen die inmiddels bijna of helemaal vergeten zijn.
In mijn bezit heb ik (volgens telling) het 17e deel uit 1974 van Hans Wap getiteld ‘De zangeres zonder stem’. Een bundel die zelfs is opgenomen in de Research Library van het Rijksmuseum.
Hans Wap (1943) is een Nederlands beeldend kunstenaar, actief als zeefdrukker, vervaardiger van houtsnedes, grafisch ontwerper, illustrator, wandschilder, tekenaar, schilder, dichter, en vervaardiger van gouaches, een veelzijdig man kortom. Als dichter is hij minder bekend dan als kunstenaar maar hij publiceerde in 1967 ‘Schoten en filtersigaretten’ in 1971 ‘Van wie is dat gekke koppie’ en in 1973 de telexrol ‘5 Electrische dichters. En in 1974 dus ‘De zangeres zonder stem’.
In ‘De zangeres zonder stem’ een bonte verzameling gedichten die doen denken aan Vaandrager en Deelder. Recht voor zijn raap en soms zo panklaar gebracht zoals ‘Leuk’.
.
Leuk
.
Leuk voor in de auto
deze zwerver met baard
compleet met ophanglusje
f 1,98
.
Maar ook een gedicht getiteld ‘Poëzie’ waarin de dichter zich aan het begin en einde de vraag stelt die jij misschien ook had na het lezen van ‘Leuk’.
.
Poëzie
.
Wat heeft het nog met poëzie te maken als
de kamer als een waanzinnige
om je heen draait
als overvloedig bewijs
dat de fles weer groter was
dan de glazen
.
of als je op een paardeharen matras
ligt te naaien
na een jarenlange vegetarische opvoeding
–
met een voldoende hoeveelheid grass
eet zelfs de meest verstarde planteneter
zijn hond op
.
ja, zo is dat
maar wat heeft het nog met poëzie te maken
.
Bijna vergeten dichter
Leyn Leijnse
.
Dichter, schilder en schrijver Leyn Leijnse (1941 – 2006) begon zijn werkend leven op de wilde vaart als ketelbinkie. Eind jaren zestig was hij bureauredacteur bij Het Vrije Volk in Rotterdam. Hij maakte reizen naar Noord-Afrika en Nabije Oosten. In Israël werkte hij in een kibboets. In 1972 nam Leijnse (ook wel Leyn Leynse) deel aan Poetry International te Rotterdam, en ook in 1977 las hij op Poetry voor uit zijn werk. In 1974 richtte hij met de dichters Rien Vroegindeweij en Eddy Elsdijk de poëziewinkel “Woutertje Pieterse in Poëzie“op. Hij werkte mee aan literaire activiteiten van de Rotterdamse Kunststichting, Workshop Arbeidersliteratuur Rotterdam. Leijnse was ook vooral bekend als schrijver. Zo ontving hij de Anna Blaman Prijs in 1969 voor zijn roman ‘Afrika sterft’. In 1974 werd hem de Herman Gorter Prijs toegekend voor zijn dichtbundel ‘Antwerpen’. In In 1978 verbleef hij een half jaar in New York. De laatste 20 jaar werkte hij afwisselend in Parijs en Rotterdam.
In de bundel ‘Dichters bij de Bezige Bij 1944 – 1984’ is een gedicht zonder titel opgenomen dat verscheen in zijn bundel ‘Antwerpen’.
.
het was een NS-trip
de goedkoopste weg naar Highgate Cemetery
.
de eerste mei werd een trieste dag
het graf was niet mooi en het regende
.
we liepen terug
het vervoerspersoneel staakte
.
archiefvernietiging stond op een bakfiets
‘zijn jullie pelgrims? Swinburne?’, vroeg de berijder,
graaiend in zijn bagage boeken en kranten, ‘of
Chauser?
‘Marx’, zeiden wij, ‘en we zijn sijknat van de regen
.
hij nam ons mee om thee met melk te drinken
we doopten een suikerklontje dat nauwelijks
verkleurde
een stoet mensen spoelde de straat in en een olifant
waar een vrouw met rood haar en groene ogen opzat
.
kijk naar het stervende dier
de laatste keer, op een vliegend tapijt in de Tuilerieën,
speelt het orkest van travestieten Lady of Spain
de kinderen plassen in hun broek van het lachen
op zondagse pakken wordt ijs en bier gemorst
ze blazen op toeters en slaan met deksels op ronde
billen
.
op een dag in juni 1290 kwam hij hier
kijk hoe de natte, grijze circustent bezwijkt
kijk naar de stervende olifant
z’n slurf piept in de groene lucht
steeds meer boeken worden in het vuur geworpen
een jongleur beklimt het zinkende beest
en zwaait naar ons met z’n strooien hoed
.
het graf was niet mooi
het regende en iedereen staakte
.