Site-archief
Vinkenoog
Zonneklaar
.
Schrijver, dichter en voordrachtskunstenaar Sim on Vinkenoog (1928-2009) was één van de dichters van de beweging van de Vijftigers, een groep dichters die zich vanaf eind jaren ’40 afzetten tegen de kunstopvattingen van hun voorgangers van de poésie parlante of parlando poëzie uit de jaren ’30. Simon Vinkenoog ontwikkelde zich echter ook als rock & roll dichter en performer. Zijn voordrachten zijn legendarisch net als zijn openlijke drugsgebruik.
Vinkenoog debuteerde in 1950 met de bundel ‘Wondkoorts’ en één van de laatste bundels van zijn hand is de bundel ‘Zonneklaar’ gedichten in het nieuwe millenium, samengesteld en uitgeluid door Coen de Jonge uit 2006, zestig jaar nadat hij voor het eerst een gedicht naar een uitgever stuurde.
Uit deze bundel koos ik het gedicht ‘Dingtaal’ dat Vinkenoog schreef als plaatsvervangend dichter des Vaderlands. In 2004 bleek dat Gerrit Komrij het laatste jaar van zijn termijn als Dichter des Vaderlands niet vol zou maken. Na een onofficiële verkiezing op de poëziewebsite www.epibreren.com werd Vinkenoog verkozen tot plaatsvervangend Dichter des Vaderlands.
.
Dingtaal
.
Noem de dingen bij hun naam
of geef ze andere namen.
Ja kunnen zeggen tegen alles wat je ziet,
ook al doet het je pijn en verdriet.
De wereld wil bedrogen worden,
dus leggen wij de wortels bloot.
.
Al wat rijmt of ongerijmd is
– met het oog op ieders dood –
leidt tot een leven scherp op de snede,
naar een weten dat altijd
onverrichter zake blijkt:
.
Het woord dat van iedereen is,
hel of hemel, verrukking of verdoemenis,
desalniettemin en onvermijdelijk.
.
In de taaltuin groeien geleende woorden
en hardhandig taalgebruik,
wanklank in de klinkers
en medeklinkers zonder mededogen.
.
Het goede voorbeeld geven:
articuleren, psalmodiëren, rapsodiëren
De stem is een muziekinstrument
op taal en betekenis afgestemd,
op het onhoorbaar ongeziene
immer deinende wegebbende
einde, verder strekkend
dan verder weg –
.
op de weg die een taal gaat door de eeuwen
als beschavingen verstenen
onder zand verdwenen
of in het moeras van de vergetelheid
.
De dichter heeft zich schrap gezet
Tussen vecht- en vlucht-reflex;
Hij dient zijn tijd. Zon schijnt.
Taal blijft.
.
Roeien
Anne Sexton
.
Anne Sexton (1928 – 1974) was een belangrijke Amerikaanse dichter die in 1967 de Pulitzerprijs voor Poëzie won met de bundel ‘Live or Die’ uit 1966. Anne Sexton wordt als dichter gerekend tot de ‘confessional poets’, sterk autobiografisch schrijvend, steeds sterk haar vrouwelijke identiteit benadrukkend, met blootlegging van de meest intieme details uit haar leven. In mijn zoektocht naar informatie over haar las ik ergens dat zij ‘een persoon was zonder huid, geen beschermende laag, alleen een massa blootliggende zenuwcellen, ze voelde elke pijn en kon het beschrijven’. In de jaren ’40 van de vorige eeuw was ze een tijdje fotomodel en in de jaren ’50 leed ze aan anorexia en manische depressiviteit. Haar psychiater stimuleerde haar poëzie te gaan schrijven.
Ze volgde workshops aan de Universiteit van Boston bij de dichters John Holmes en Robert Lowell en kreeg haar gedichten gepubliceerd in vooraanstaande tijdschriften als The New Yorker, Harper’s Magazine en Saturday Review. Ze was bevriend met dichters Sylvia Plath en W.D. Snodgrass, die beiden grote invloed hadden op haar werk. Haar bundels hadden in de jaren zestig veel succes.
Na de zelfmoord van Sylvia Plath schreef ze ook steeds vaker over de vraag of dat ook voor haar niet de beste keuze zou zijn. Sexton had vanaf 1956 al meerdere keren een suïcidepoging gedaan. In 1974 pleegde ze uiteindelijk zelfmoord. Sexton zette de thema’s van haar dichtbundels zorgvuldig uiteen. Eén verzameling die ze maakte, werd gepubliceerd na haar dood in 1975 en onderzoekt het thema van haar zoektocht naar God. De titel is ‘The Awful Rowing Toward God’. De poëzie in dit boek voelt, net als de dichter in haar leven, elke pijn in die zoektocht naar God. Sexton deed de laatste controle over de gedichten in dit boek (voor dat ze gepubliceerd werden) op de dag van haar zelfmoord.
In het bijzonder vermakelijke boek ‘Olijven moet je leren lezen’ van Ellen Deckwitz stelt ze dat je het gedicht ‘Rowing’ (en Briar Rose) zeker niet mag missen als je poëzie van Anne Sexton wil lezen. Reden genoeg om ‘Rowing’ het eerste gedicht uit de bundel ‘The Awful Rowing Toward God’ hier met jullie te delen.
In het gedicht volg je de dichter gedurende haar jeugd, volwassenheid, tot op middelbare leeftijd. In elk van deze stadia erkent ze de negatieve kanten in haar leven, maar benadrukt ze ook hoe ze bleef roeien, in de hoop een soort van geluk te bereiken, en hopelijk God, die haar depressie en verdriet in zijn handen kon nemen en het uit haar hart kon verwijderen.
.
Rowing
.
A story, a story!
(Let it go. Let it come.)
I was stamped out like a Plymouth fender
into this world.
First came the crib
with its glacial bars.
Then dolls
and the devotion to their plastic mouths.
Then there was school,
the little straight rows of chairs,
blotting my name over and over,
but undersea all the time,
a stranger whose elbows wouldn’t work.
Then there was life
with its cruel houses
and people who seldom touched-
though touch is all-
but I grew,
like a pig in a trenchcoat I grew,
and then there were many strange apparitions,
the nagging rain, the sun turning into poison
and all of that, saws working through my heart,
but I grew, I grew,
and God was there like an island I had not rowed to,
still ignorant of Him, my arms, and my legs worked,
and I grew, I grew,
I wore rubies and bought tomatoes
and now, in my middle age,
about nineteen in the head I’d say,
I am rowing, I am rowing
though the oarlocks stick and are rusty
and the sea blinks and rolls
like a worried eyebal,
but I am rowing, I am rowing,
though the wind pushes me back
and I know that that island will not be perfect,
it will have the flaws of life,
the absurdities of the dinner table,
but there will be a door
and I will open it
and I will get rid of the rat inside me,
the gnawing pestilential rat.
God will take it with his two hands
and embrace it.
As the African says:
This is my tale which I have told,
if it be sweet, if it be not sweet,
take somewhere else and let some return to me.
This story ends with me still rowing.
.
Jaargetijden
Dubbel-gedicht
.
Van Juliana kreeg ik een doos met dichtbundels van haar opa en oma Cor en Juul Nobel. Bundels uit de jaren ’30, ’40 en ’50 met een paar hele mooie titels (daarover later zeker meer). Lezend in de bundels kwam ik op het idee van een dubbel-gedicht.
In ‘Het zilveren boek van de W.B.-Vereniging’ uitgegeven ter gelegenheid van het vijfentwintigjarig bestaan der Wereldbibliotheekvereniging in 1950 las ik het gedicht van Mies Bouhuys (1927 – 2008) ‘Winter’. Ze schreef dit gedicht op jonge leeftijd dat waarschijnlijk ( ik heb het niet kunnen ontdekken in de bundel) is genomen uit haar debuutbundel. Zij debuteerde in 1948 bij D.A. Daamen’s Uitgeversmaatschappij met de gedichtenbundel ‘Ariadne op Naxos’, waarvoor zij de Reina Prinsen Geerligsprijs ontving.
Het andere gedicht las ik in ‘Dichters van deze tijd’ uit 1941. Hier betreft het het gedicht ‘Najaar’ van de dichter N.E.M. Pareau. Dit gedicht verscheen oorspronkelijk in De Gids in 1941. N.E.M. Pareau is het pseudoniem van Herman Jan Scheltema (1906 – 1981) een jurist en een Nederlandse hoogleraar rechtsgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen van 1945 tot 1977 en tevens schrijver/dichter.
.
Winter
.
Vogel, nu het bos verdorde
om uw zomernachtverblijf,
is de wereld klein geworden,
kleiner dan uw eigen lijf.
.
En de ander lokt geen fluiten
meer naar ’t nest o middelpunt;
enkel leegte ligt daarbuiten,
tot op het eigen hart gedund.
.
En gij lokt nog, maar al zachter,
uit een keel, die angst voorspelt,
en een vogelstrik kan achter
iedre stam zijn opgesteld.
.
Stilte hangt tussen de bomen
en uw vleugels zijn verstard,
nu de lege dagen komen
en het sneeuwt over uw hart.
.
Najaar
.
Nu gagel bruint en thijm en heidebloemen
gekruide geuren stuwen in het laat getijd’,
nu blinde bijen in het zonlicht zoemen
en ’t kouter door de stoppelvelden snijdt,
.
praat nu niet over ergerlijke dingen
maar ziet in ’t bloemrijk bermgras zittend naar
den dans der barrevoetse dorpelingen
met eikenloof gewonden in het hair.
.
De oogst gaat uit. Twee maal de zeisen zwaaiden
door ’t zware gras. De graanschuur beidt zijn last.
Bergt met getaande landlieden ’t gemaaide
op ’t stoffig veld in garven opgetast;
komt dan als nachtegalenzangen klinken
krachtigen wijn uit tinnen kroezen drinken.
.
Herkenningsteken
Anton van Duinkerken
.
In de bundel ‘Dichterkeur, een keuze uit verzen dezer eeuw’ uit 1949 samengesteld door dr. W.L. Brandsma komen een aantal dichters voor waar je tegenwoordig vrijwel nooit meer iets van hoort. En dat is zeker niet altijd terecht.
Zo gaf van Duinkerken(1903 – 1968) in de jaren ’30 en ’40 van de vorige eeuw verschillende dichtbundels uit, publiceerde hij in 1932 een grote bloemlezing; Dichters der Contra-Reformatie, en in 1939 Dichters der Emancipatie en werd hem de C.W. van der Hoogtprijs, de Constantijn Huygensprijs en de P.C. Hooftprijs toegekend.
Uit de bundel ‘Tobias met de Engel’ uit 1946 komt het gedicht ‘Herkenningsteken’.
.
Herkenningsteken
.
Een klerk herkent men aan zijn hand,
Een koning aan zijn beeldenaar,
Een vingerafdruk wijst, wat kant
Men zoeken moet naar stokebrand,
Bankrover, dief of moordenaar.
.
Doch wie den dichter kennen wil
Moet raden, wat verborgen pijn
Hem zo geduldig en zo stil
Doet buigen voor de vreemde gril
Der woorden, die zijn dienaars zijn.
.
Geen rijmkracht en geen beeldenschat,
Geen onophoudelijk taalgevijl
Onthullen wat zijn hart bevat.
Men kent hem aan ’t onzegb’re, dat
Hij wegveinst in zijn stijl.
.
Négligé
Willem Frederik Hermans
.
Een van Nederlands grootste romanschrijvers, Willem Frederik Hermans (1921 – 1995) schreef behalve romans ook novellen, verhalen, poëzie, toneelstukken en scenario’s, alsmede essays, kritieken en polemieken. Sterker nog, Hermans debuteerde in 1944 als dichter met de bundel ‘Kussen door een rag van woorden’. Toch beperkte zijn poëzie uitgaven zich tot de jaren veertig van de vorige eeuw. Daarna werd er nog wel herdrukt en verzameld werk uitgegeven maar lag zijn focus duidelijk niet op het schrijven van poëzie.
In 1982 verscheen bij De Bezige Bij de bundel ‘Overgebleven gedichten’, een herdruk van de gelijknamige bundel uit 1968. De gedichten in deze bundel zijn een strenge selectie uit de twee bundels die Hermans in het begin van zijn literaire loopbaan schreef, aangevuld met ongepubliceerde verzen en de vertalingen van 7 gedichten.
Uit deze bundel een liefdesgedicht met in de titel één van de mooiste woorden die uit het Frans in het Nederlands is overgenomen ‘Samenzijn in négligé’.
.
Samenzijn in négligé
.
Zij stond voor haar toilettafel,
Een driedelige toilettafel,
Een toilettafel met drie spiegels.
.
Zij kamde haar haar.
En ik stond achter haar.
Zij plukte uit haar kam een rafel.
.
En zo lichtgevend was zij,
Dat ik, toen ik mij omdraaide naar de wand
(De toilettafel – zij – ik – de wand),
Zag een driedubbele schaduw van haar hand.
.
Drie lichtende vlinders; ik ontweek ze schuw,
Ik ontweek ze, ik, driedubbele schaduw.
.