Site-archief
Hella Haasse
Virgo
.
Regelmatig kom ik erachter dat er schrijvers zijn, die ik eigenlijk alleen maar ken als prozaschrijver, die naast hun prozawerk ook poëzie hebben geschreven. Opmerkelijk vaak wordt er gedebuteerd met poëzie waarna men zich op de proza werpt. Blijkbaar is poëzie een mooie kruiwagen om schrijver van proza te worden. En nu is er opnieuw een schrijver waarvan ik ontdek dat zij ooit poëzie schreef namelijk Hella Haasse. Hella Haasse (1918-2011) debuteerde met een dichtbundel in 1945. Daarna zou er van haar nauwelijks nog poëzie in druk verschijnen, tot er in 2006 plotseling acht gedichten opdoken in het Vlaamse literaire tijdschrift ‘Het Liegend Konijn’. De enige informatie die erbij stond was: Deze gedichten zijn uit de jaren 1960-1980.
De 22 gedichten in haar debuutbundel getiteld ‘Stroomversnelling’ schreef ze op haar zeventiende. Zelf beschouwde ze dit bundeltje als jeugdzonde. En hoewel ze weliswaar poëzie bleef schrijven (haar archief bevat enkele schriften en een flinke map met grotendeels ongepubliceerde poëzie) zou een tweede bundel er nooit komen. Wil je meer hierover lezen kijk dan op op de site https://literatuurmuseum.nl
In de verzamelbundel ‘Ik ben genoemd Meisje en Vrouw’ 500 gedichten over de vrouw uit de Nederlandstalige letterkunde, samengesteld door Christine D’haen uit 1980, is een gedicht uit haar bundel ‘Stroomversnelling’opgenomen getiteld ‘Virgo’ wat me op de een of andere manier aan Marieke Lucas Rijneveld deed denken.
.
Virgo
.
Zij is een wezen tussen vrouw en knaap –
Zij heeft de strakke passen van een jongen
Soms ligt zij als een poes inééngedrongen:
Dan schijnt zij vrouw, en glimlacht in haar slaap.
.
Haar ogen zijn van amber, en die weten
veel wegen, die haar mond aan geen verraadt –
Zij spiegelt zich in ’t water als zij baadt
Haar lijf is rank en koel en nooit bezeten.
.
Zij houdt van lichte bloemen zonder geur,
lang kan zij zwemmen in de groene bronnen –
Zij leest veel en aandachtig, zoals nonnen
dat doen, alléén, achter gesloten deur
.
terwijl het zonlicht aan de wanden fluistert
en ’t glas-in-lood raam donker glanst als wijn.
Zij heeft de trots van hen, die eenzaam zijn,
een hart dat wacht en aan de stilte luistert. –
.
Grootmoeder
Dubbel-gedicht
.
Vandaag in het Dubbel-gedicht twee gedichten over grootmoeders of oma’s. In deze twee gedichten is heel goed het verschil te lezen tussen hoe er naar een oma werd gekeken rond 1900 en hoe dat was rond het einde van de 20ste eeuw.
Het eerste gedicht is van de Vlaamse dichter Virginie Loveling (1863 – 1923). Virginie Loveling debuteerde, samen met haar twee jaar oudere zuster Rosalie, met realistische, observerende gedichten, die een sentimentele ondertoon hadden. Na Rosalies vroegtijdige overlijden in 1875 schreef ze in hoofdzaak novellen en romans in een vrij sobere en realistische stijl. Het gedicht van Loveling is getiteld ‘Grootmoeders portret’ en komt uit ‘Ik ben genoemd Meisje en Vrouw’ 500 gedichten over de vrouw uit de Nederlandstalige Letterkunde, samengesteld door Christine D’haen uit 1980.
Het tweede gedicht in dit Dubbel-gedicht over grootmoeders en oma’s is van Willem Wilmink (1936 – 2003). Het gedicht of eigenlijk de liedtekst is getiteld ‘Oma’s’ en ik nam het uit ‘Willem Wilmink verzamelde liedjes en gedichten’. De tekst is van het nummer ‘Oma’s van de CD ‘Loodzware tassen’ uit 2005.
.
Grootmoeders portret
.
In grootmoeders kamer daar hangt het beeld
uit hare kinderjaren:
Een lachend mondje, peerlenoog
En bruine kroezelharen
.
De kinderen stonden en staarden ’t aan,
En ’t zeî aan het ander:
”Och, waar’ dat schoone kindje hier,
Wij speelden met malkander!”
.
En de oude in haar leunstoel met bril en toer,
Keek op bij deze rede:
”Wie zou dat schoone kindje zijn?…
Gij speelt er altijd mede”.
.
Oma’s
.
Kinderen! Mijn oma komt
en ze blijft wel zeven dagen
en dan is het altijd feest
en ik kan haar alles vragen,
alles wat ik lekker vind,
-Ze verwent je, lieve kind.
.
En mijn oma heeft een brede hoed
en daar kom ik mee naar beneden
en mijn oma lacht erom,
want ze houdt wel van verkleden,
ze vindt mij zo’n leuke vent.
-Omdat oma jou verwent.
.
Oma neemt van alles mee
wat ik heel goed kan gebruiken.
Ze heeft snoepjes in haar tas
die naar odeklonje ruiken,
ze heeft lolly’s en kaneel.
-Ze verwent je veel te veel.
.
Spook en reus en toverheks,
daar kan oma van vertellen
en ze geeft me veel patat
en ze geeft me frikandellen
met een lekkere vette smaak.
-Ze verwent je veel te vaak.
.
Nooit praat oma erdoorheen
als ik ooit een keer wil praten,
Na het eten moet ze vaak
hele kleine windjes laten,
rikketikketikketik.
-Ze bederft je dat vind ik.
.
Eigenlijk zijn we
Hans Andreus
.
In 1974 verscheen van de dichter Hans Andreus (1926 – 1977) de bundel ‘Twaalf liefdesgedichten voor Lukie’, Witte netten van zon en maan. Daarin stond het gedicht ‘Eigenlijk zijn we’. In de vuistdikke bundel ‘Ik ben genoemd meisje en vrouw’ 500 gedichten over de vrouw uit de Nederlandstalige letterkunde, samengesteld door Christine D’haen dat verscheen in 1980 is dit gedicht ook opgenomen en dat is maar goed ook want van het oorspronkelijke werk kon ik niets terug vinden. En het gedicht is te mooi om verloren te gaan. Mede daarom deel ik het vandaag op dit blog.
.
Eigenlijk zijn we
.
Eigenlijk
zijn we
een fijne
schommeling
.
van liefde,
een en-
zovoort
van
.
beweging en tegen-
.
beweging
tot ‘t
.
hoogste
punt van rust.
.
Koperlicht
Clara Haesaert
.
Hoewel de laatste gedichtenbundel van Clara Haesaert (1924) uit 1995 stamt, is zij, misschien wel daardoor en mede door haar hoge leeftijd een onbekendere dichter uit Vlaanderen. Na haar studie was Clara Haesaert werkzaam als ambtenaar bij het Ministerie van Nationale Opvoeding en Nederlandse Cultuur (ik vermoed dat dat heden ten dage niet meer bestaat). In die functie zette ze zich in voor bibliotheekvoorzieningen en de kwaliteit van jeugdboeken. Haar debuut kwam in 1953 met de gedichtenbundel ‘De overkant’, waarna diverse andere bundels verschenen. Haesaert was medeoprichtster en redacteur van het tweemaandelijks tijdschrift De Meridiaan. Tevens was zij oprichtster van de Brusselse Galerie Taptoe. In de vuistdikke bloemlezing ‘Ik ben genoemd meisje en vrouw’ samengesteld door Christine D’haen uit 1980 is Haesaert vertegenwoordigd met het gedicht ‘Koperlicht’.
.
Koperlicht
.
Ik stelde met ontzetting vast
dat ik alleen aan tafel zat.
Alleen met onze blinde kat
die stil haar oren en poten wast.
.
Het venster heeft mijn beeld weerkaatst
als in een gloed van koperlicht,
zodra ik dacht aan vrouwenplicht
heb ik de kat naast mij geplaatst.
.
Verloren slaapt zij op een stoel.
Ik tracht u steeds weer te vergeten,
doch alles: werken, slapen, eten,
herinnert mij uw maat-gevoel.
.
Vrouw
Jozef Deleu
.
De Vlaamse schrijver en dichter Jozef Deleu (1937) ziet in zijn poëzie als in zijn proza de mens continu geprangd tussen heden, verleden en toekomst. Het besef van de tijdelijkheid van alle leven verleent aan zijn werk een sterk melancholisch karakter. Deleu stelde naast zijn werk als schrijver en dichter ook verschillende bloemlezingen samen zoals ‘Het Groot Verzenboek, vijfhonderd gedichten over leven, liefde en dood’.
In een bloemlezing van Christine D’haen met de titel ‘Ik ben genoemd Meisje en Vrouw’ 500 gedichten over de vrouw uit de Nederlandstalige letterkunde uit 1980, staat dan weer een gedicht van Deleu met als titel ‘Vrouw’. Dit gedicht werd oorspronkelijk gepubliceerd in ‘De stilte groeit’ uit 1974.
.
Vrouw
.
Van ieder woord
ben jij de pit
de harde korrel
in de bolle druif
het zachte vlees
van de amandel.
.
Je bent plantaardig
ring op ring
vormen zich de kringen
woord op woord
wordt harde hoorn.
.
Met de seizoenen
dubbel-zinnig
blauwe zomer
rode winter.
.
Mals en eetbaar
hard en bitter
pure pit.
.
Zó ben jij
van mij.
.
Zo ben ik.
.