Site-archief
Klusjesman
Max Niematz
.
Schrijver en dichter Max Niematz debuteerde in 1987 met de dichtbundel ‘De bestijging van Popoque’. In 1988 volgde de bundel ‘Een wonder van Morpheus’ en in 1991 zijn laatste dichtbundel ‘Zielsvrienden’. Hierna zou hij alleen nog maar romans schrijven. Niematz publiceerde met enige regelmaat in Maatstaf, De Revisor, De Gids en Hollands Maandblad. In het kader van vrolijke vrijdag (maar dan een dag later) wil ik hier een gedicht uit zijn debuutbundel delen getiteld ‘Klusjesman’.
.
Klusjesman
.
Ondanks de parasols zit ik volledig
gekleed aan de bar: T-shirt, degelijke
broek, ouderwetse schoenen, als
plots die vrouw naast me staat, tot op
het vel naakt, tepels gezwollen onder
agressieve zonnebrandolie. Ze zegt:
Kun jij in mijn chalet een andere lamp
indraaien, de mijne is gesprongen.
.
Geschrokken draai ik mij op mijn
andere kant en zie: Iedereen is naakt
en ik ben klusjesman in een nudisten-
kamp, verricht klusjes aan naturellen.
Zo deze vrouw, ze laat niet af
naar mijn levisbroek te ogen. Zonder
al die stof kon ik niet bloter zijn.
Naaktheid kon niet erger knellen.
.
Decolleté
Wisława Szymborska
.
In 1999 verscheen van Wisława Szymborska de bundel ‘Einde en begin’ : gedichten 1957-1997′ bij uitgeverij Meulenhoff. Maria Wisława Anna Szymborska (1923 – 2012), zoals ze voluit heette, behoort tot de belangrijkste dichters van haar generatie in Polen en is een van de meest gelezen én gelauwerde dichters van deze tijd. Haar oeuvre is klein, slechts 400 gedichten, maar ze zijn wereldberoemd en uitgebracht in 40 talen. Ze won de Nobelprijs voor Literatuur in 1996. Het Nobelcomité zag in haar de Mozart van de poëzie.
Haar werk kenmerkt zich door een tedere kijk op alledaagse dingen. De gedichten van Szymborska worden vaak omschreven met termen als ‘speels’, ‘ironisch’ en ‘verrassend’. Ze slaagt er telkens in zich over het meest alledaagse te verwonderen en daarin een nieuw perspectief te openen: nuchter, helder, direct en vaak met humor.
Die nuchterheid en humor is vaak heel subtiel. Zoals in het gedicht ‘Decolleté, waar ze een historische gebeurtenis als aanleiding gebruikt voor een gedicht over iets alledaags als een decolleté. De vertaling van de gedichten in deze verzamelbundel zijn van Gerard Rasch.
.
Decolleté
.
Decolleté komt van decollo,
decollo betekent: ik onthals.
De koningin der Schotten, Mary Stuart,
betrad in een gepast hemd het schavot,
het hemd was uitgesneden
en rood als een bloeduitstorting.
.
Tegelijkertijd
stond in een afgelegen zaal
Elizabeth Tudor, de koningin van Engeland,
in een witte japon bij het raam.
De jurk was triomfantelijk dichtgeknoopt onder de kin
en afgewerkt met een gesteven ruche.
.
Zij dachten in koor:
‘God, erbarm u mijner.’
‘Het gelijk staat aan mijn kant.’
‘Leven is tegenstreven.’
‘In bepaalde omstandigheden is de uil de dochter van de bakker.’
‘Dit gaat nooit voorbij.’
‘Het is al voorbij.’
‘Wat doe ik hier, hier is toch niets.’
.
Verschillend gekleed – ja, daar kunnen we zeker van zijn.
Het detail
is onbewogen.
.
Even lekker bomen
K. Schippers
.
In het kader van de vrolijke vrijdag (okay een dag te laat maar beter een dag te laat dan geen vrolijke vrijdag toch?), een lichtpuntje in deze grijze tijden, vandaag een gedicht van K. Schippers (1936-2021) pseudoniem van Gerard Stigter. In zijn bundel ‘Een leeuwerik boven een weiland’ uit 1996 staat het ietwat absurde maar daardoor niet minder grappige gedicht ‘Bomen’.
.
Bomen
.
boom
boom
boom
boom
boom
boom
boom
boom
.
Hoorn, maart ’66
.
boom
boom
boom
boom
boom
boom
boom
boom
.
Edam, mei ’66
.
Lago Maggiore
Tonnus Oosterhoff
.
Schrijver en dichter Tonnus Oosterhoff (1953) studeerde Nederlandse taal- en letterkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Oosterhoff debuteerde in literair tijdschrift Raster. Naast poëzie schreef hij proza, verhalen, essays, hoorspelen en een toneelstuk. Oosterhoff publiceerde vanaf 1990 vele dichtbundels en zijn werk kenmerkt zich door onderkoelde humor en hij lijkt zich met elke nieuwe bundel te willen vernieuwen.
Vanaf 2001 werkt Oosterhoff aan een website met bewegende gedichten. In 2012 ontving Oosterhoff de P.C. Hooft-prijs voor zijn ‘in hoge mate vernieuwende poëzie’. In 2008 verscheen bij uitgeverij De Bezige Bij de bundel ‘Ware Grootte’ waarin ook het gedicht ‘Lago Maggiore’ staat.
.
Lago Maggiore
.
Onze geschiedenisleraar Treurniet,
doof, depressief, als student was hij
vrolijk geweest – hij is dood, allang
.
Mijn vriend die mijn vriend niet was
in bed rook hij naar ijzer, naar vrouwenoorijzer,
en ik, wij
.
Wij hadden ontdekt: ‘nu’ is Frans voor naakt.
.
In het donker vakantiehuis lachten wij, lachten
de open deur, het natuurstenen balkon,
de mimosahelling omlaag ins heilignüchterne Wasser
om de grap, de voorstelling:
‘Nu… komt Treurniet binnen.’
.
Twee keer hotel
Dubbel-gedicht
.
Vandaag in de rubriek Dubbel-gedicht een bijzondere aflevering. Dit keer geen twee dichters die rond een thema of onderwerp een gedicht schreven maar slechts één dichter, die in zijn bundel ‘Nog een grap’ uit 2013 twee gedichten over hetzelfde onderwerp schreef, namelijk een hotel. De dichter is Nachoem M. Wijnberg (1961).
In deze bundel staan een kleine 300 gedichten waarin de dichter grappen verteld, of probeert toe te laten dat gedichten grappen maken. Dat is een serieuze zaak – reden waarom het steeds opnieuw geprobeerd moet worden. In dit geval dus twee gedichten over een hotel. Beide gedichten hebben naast hetzelfde onderwerp ook nog eens dezelfde titel ‘In een hotel’ terwijl de gedichten toch over andere zaken gaan. Het is alsof het tweede gedicht een antwoord is op het eerste gedicht. De grap van het handdoeken stelen uit karretjes van schoonmakers en dat dat de grap is die jezelf uitgeprobeerd hebt.
.
In een hotel
.
In een hotel
handdoeken stelen
van de wagentjes van de schoonmakers,
niet om naar huis mee te nemen
maar voor in de kamer.
.
Zij hebben er zoveel,
gewassen, gevouwen,
in hoge stapels.
.
In een hotel
.
Een boek met grappen,
het beste wat je in een hotel kunt vinden
om in te lezen.
.
Bij een grap staat
in de kantlijn
sehr richtig.
.
Bij een andere grap,
der Beste.
.
Je bent allang
door die heen
die je op jezelf
uitgeprobeerd hebt
nadat je ze gelezen hebt.
.
Rotterdamse kost
Jules Deelder
.
In 2017 verscheen naar aanleiding van de Poëzieweek het poëziegeschenk ‘Rotterdamse kost’ van Jules Deelder (1944-2019), een uitgave van de CPNB, de club die het Nederlandse boek propagandeert met dank aan Poetry International. Nu zal de oplettende lezer weten dat ik als sinds begin jaren ’80 van de vorige eeuw een groot liefhebber ben van het werk van Deelder en dit kleine bundeltje kende ik niet. Tien pagina’s Rotterdamse gedichten en op de achterkant van de bundel een toegift: “lang leve de dichter!” “Waarvan?”
De gedichten zijn humoristisch en Rotterdams zoals je van Deelder mag verwachten. Daarom hier het gedicht zonder titel waar ik heel blij van werd.
.
De fricandel
is al sinds
.
jaar en dag
de favoriete
doodsoorzaak
in Rotterdam
.
en dat woue we
graag zo houe
.
omdat het anders
kankeren wordt
.
Brief aan de stem van sir Paul
Ingmar Heytze
.
In 2023 mag ik plaatsnemen in de vakjury van de AMAI awards samen met onder andere Kluun, Maud Vanhauwaert en Ingmar Heytze (1970). Die laatste volg ik al heel lang als dichter en waardeer ik zeer. Zijn laatste bundel ‘Met wat geluk’ is net uit en er staan weer een groot aantal prachtige gedichten. wat ik zo bijzonder vind aan de poëzie van Ingmar Heytze is zijn bijzondere kijk op de wereld, zijn creativiteit en vooral de manier waarop hij dit verwoord in zijn poëzie waar naast veel ernst ook heel veel plezier en humor zit.
Zoals veel mensen zit ik in allerlei Whatsappgroepen. Van sommige weet ik niet eens meer waarom, die leiden een zieltogend bestaan, maar andere zijn springlevend en worden dagelijks gevuld door de deelnemers. In één van die groepen deelt een vriend Bart meer dan regelmatig de meest absurde en oninteressante weetje over Paul McCartney, door de andere al omgedoopt tot Sir P. of zelfs Zeur P.
Afgelopen week deelde ik een gedicht van Wim Brands over Elvis Presley . Op Facebook, waar dit bericht werd gedeeld verscheen onmiddellijk de vraag van hem of er niet ook een gedicht over Paul is waarop ik resoluut met Nee! antwoordde. Ik moet echter op mijn antwoord terugkomen. In zijn laatste bundel ‘Met wat geluk’ heeft Ingmar Heytze namelijk het gedicht ‘Brief aan de stem van Sir Paul’ opgenomen. Hij heeft meer mededogen in zijn gedicht dan mijn vriend tegemoet kan zien in onze Whatsappgroep, dus speciaal voor hem, maar zeker ook voor jullie dit gedicht.
.
Brief aan de stem van Sir Paul
.
De muren komen op je af als de vuilstort van de Death Star.
Steeds minder bereik, steeds meer volume op zijn oren
om te horen waar je in het liedje bent – misschien verbaasd
dat jullie nog bestaan en dat er schoonheid huist in die ruïne,
het dak waarop hij stond te zingen ligt al bijna op de grond,
een wirwar van stemband die van oude spoelen stroomt.
Jij kent zijn refreinen, hij zingt alsof je alles wat je kon
nog altijd kan. Zo moet het blijven. Stop niet te vroeg, stop
steeds te laat. Kraai door als een baby met ouderdomsvlekken,
een, twee, bijna drie levens over de datum voor een rockster.
Wat dan nog? Klink op zolang zijn hart nog slaat.
.
Tellen
Ester Naomi Perquin
.
In de nieuwe bundel ‘Ongevraagd advies’ van Ester Naomi Perquin (1980) staan weer vele pareltjes van gedichten. Ik mag mij ondertussen toch wel een groot liefhebber van haar werk noemen. Poëtisch, rond en vaak met humor. Zo lees ik ‘Tellen’ en ik kan een grote glimlach hier niet onderdrukken. Reden genoeg om hier te delen en mijn enthousiasme voor deze bundel te laten blijken en over te brengen. Iedereen die weleens met een vogelaar op pad is geweest zal zich in dit gedicht herkennen. De manier waarop D. vriendelijk reageert op het benoemen van vogels door de ik in dit gedicht is hoe ik dit ook heb meegemaakt. Misschien zijn alle vogelaars wel bijzonder geduldig en vriendelijk van aard. .
.
Tellen
.
D. kijkt graag vogels, ik mag mee. Kijk, zeg ik,
een bonte ekster. Nou, zegt D.,
dat is een Vlaamse gaai.
.
En daar, bij de waterkant, zit een jonge
wintertaling. Nou nee, zegt D.
Dat is een Smient.
.
Verrijkend is het, vogelkijken. We zijn pas
net begonnen en we hebben er
Buddingh’en Waskowsky
Dichter over dichter
.
Er zijn aankopen waar ik heel blij van word. En dat zijn geen aankopen van nieuwe dingen zoals een nieuwe fiets of televisie maar aankopen van bijvoorbeeld dichtbundels waar ik van weet dat ze bestaan, waar ik nieuwsgierig naar ben en waar ik niet over beschik. Een van die bundels is de bundel ‘Gedichten 1974-1985′ van C. Buddingh’ uit 1986. Inmiddels heb ik de bundel in bezit en al lezend word ik vrolijker en vrolijker van dit werk. Buddingh’ (1918-1985) behoorde al lang tot mijn favoriete dichters, door zijn puntigheid, zijn humor, zijn citaten en aforismen en zijn nonsenswoorden, en nu is een groot deel van zijn gedichten voorhanden.
Lezend in de bundel kom ik veel moois tegen waaronder een gedicht dat hij schreef over de Rotterdamse cultdichter Riekus Waskowsky (1932-1977). In de categorie ‘dichters over dichters’ vind ik dat deze niet mag ontbreken.
.
Denkend aan Riekus Waskowsky
.
De laatste keer dat we samen schaakten
(in ‘De Lantaren’ in Rotterdam)
won je warempel van me.
.
Je dood beroofde me van mijn revanche.
En wat had ik je graag nog een paar keer ingemaakt,
al was het alleen maar om klaarheid te scheppen:
juist achter het bord moet er standsverschil zijn.
.
Maar wat zou ik nu iedere week
graag een paar keer van je verliezen.
.