Site-archief
Spel
Harry Mulisch
.
In de Volkskrant las ik afgelopen week, in de column van Sylvia Witteman, een aantal regels uit het gedicht ‘Dat komt gewoon doordat zijn vader eens’ van Harry Mulisch (1927-2010). Het gedicht kwam me bekend voor en het bleek dat ik er al eens over had geschreven in 2015. Maar zoals dat vaak gaat, als ik eenmaal bij een dichter ben uitgekomen ga ik verder op zoek en toen kwam ik het gedicht ‘Spel’ tegen van Mulisch. Het is, misschien niet in dezelfde mate als ‘Dat komt gewoon doordat zijn vader eens’, een bijzonder Mulisch gedicht en dus alle reden om het hier te delen. Het gedicht komt uit ‘De gedichten 1974-1983’ uit 1987.
.
Spel
.
’t is takkenweer.
het kind bemint
zijn vader zeer.
.
het spel begint.
ik was de vader,
zegt het kind.
.
de vader staat
verbeten op.
de vader slaat
.
door haat verblind
de deur in ’t slot.
’t is bitter koud.
.
de vader zint:
ik zoek een vrouw,
ik maak een kind.
.
Hier ligt
De kortste Nederlandstalige gedichten
.
Op 30 december 2015 schreef ik een bericht over ‘het kortste gedicht ‘ter wereld’. Na enig speurwerk bleek het gedicht ‘U, nu!’ van Joost van den Vondel, verreweg het kortste gedicht te zijn dat er te vinden was. Op 25 februari 2017 schreef ik over de bundel ‘Het kleinste gedicht’ de favoriete ultrakorte gedichten van Nederland en Vlaanderen, en vandaag alweer over korte gedichten maar nu aan de hand van de bundel ‘Hier ligt Poot, hij is dood’, de kortste Nederlandstalige gedichten.
In de inleiding schrijft Robert-Henk Zuidinga dat een aantal thema’s zich bij uitstek lenen voor ‘een bondige behandeling’. Dat zijn Schimpscheuten en kritiek (vooral op kunstbroeders), Advies en goede raad is er ook een, maar verreweg het meest tot de verbeelding sprekende thema is toch wel Grafschriften. Onze literatuur kent honderden, misschien wel duizenden epitafen, waarvan het grootste deel overigens als grap, sneer of vingeroefening gemaakt is en nooit een grafzerk heeft gehaald, volgens de inleider.
Ik heb een aantal aardige en grappige geselecteerd uit het hoofdstuk ‘Dood en leven’.
.
Madame de Charnières
.
Hier rust Juffrouw Belle
van Tuyle van Zuylen
van Serooskerken
met de rest van haar naam
op de volgende zerken.
Jan van der Hoeven
.
Bedroefd maar dankbaar
.
Bedroefd maar dankbaar staan wij bij dit graf:
bedroefd om het verdriet dat hij ons gaf,
en dankbaar voor die mooie dikke grafsteen.
Die gaat er met geen olifant meer af.
.
Kees Stip
.
Grafschrift
.
Hier ligt Gijs van Amerongen,
In de grond geen kwade jongen.
.
C. Buddingh’
.
Waar zal ik wezen als ik zestig ben:
In diepzee rottend of in zand begraven,
Of zal ik starend stilstaan aan een haven,
De hand gestrekt, zooals ik velen ken…
.
J. Slauerhoff
.
Grafschrift
.
Hier onder legt Luca, die onder and’re zaken
Kon wonderlyk een vers, en leege flessen maken.
.
Francois van Bergen
.
Casanova’s grafschrift
.
hij rust in vrede,
grond in zijn mond,
in deze schede
die hem verslond.
.
Harry Mulisch
.
Gospelsong
.
Elke seconde verandert de wereld
men leeft maar en sterft maar
alsof het niets is en misschien is
het ook wel niets dan wat beweging
waardoor de wereld niet verandert.
.
Riekus Waskowsky
.
Harry en K.
De daad in 69 gedichten
.
Ik schreef al eerder over de bundel ‘ Seks, de daad in 69 gedichten’ , in 2001 uitgegeven door uitgeverij 521, een bloemlezing van Vrouwkje Tuinman en Ingmar Heytze met erotische gedichten van Nederlandstalige dichters. In deze bundel staan twee gedichtjes naast elkaar die opvallen door hun inhoud maar ook door hun vorm. Daarom deze twee hier gezamenlijk weergegeven. Het ene is van Harry Mulisch zonder titel en de ander is van K. Schippers met als titel ‘ Blank verse’ .
.
terwijl ik
klaarkom gaat
de bel.
wie kan
dat zijn zo laat nog?
een kind?
.
Blank verse
.
je
je
je
je je je
je en je
.
ik raak je overal niet aan
.
Camera Obscura
Adriaan Morriën
.
In de kringloopwinkel kocht ik weer een paar mooie bundeltjes. Een ervan is de ‘Dichters omnibus’ de 16e bloemlezing uit 1970. Ik had al een aantal van deze omnibussen uit de jaren ’60 maar dit exemplaar nog niet. In deze omnibus veel dichters die ik ken maar ook een aantal onbekenden. Een dichter die ik wel ken is Adriaan Morriën.
Adriaan Morriën (1912 – 2002) debuteerde in 1939 met de bundel ‘Hartslag’. Hij werkte na WO II vooral aan vertalingen, literaire beschouwingen en recensies voor onder andere Het Parool. Daarnaast werkte hij bij het Instituut voor Vertaalkunde van de Universiteit van Amsterdam. Hij was betrokken bij de oprichting van het Fonds voor de Letteren. Als redacteur van een aantal literaire tijdschriften (onder andere Tirade), beoordeelde hij manuscripten. Ook was hij adviseur van de uitgeverijen G.A. van Oorschot en De Bezige Bij. Een aantal belangrijke schrijvers, onder wie Harry Mulisch, Gerard Reve en W.F. Hermans en de dichter Hans Lodeizen, werden door hem ‘mede-ontdekt’. Ook vertaalde hij verschillende Franse schrijvers.
Voor zijn vertalingen ontving hij in 1962 de Martinus Nijhoff-prijs en voor de dichtbundel ‘Oogappel’ kreeg hij in 1988 de Herman Gorterprijs. Uit de bundel ‘Het gebruik van een wandspiegel’ uit 1968 (en dus uit de Dichters omnibus) het gedicht ‘Camera Obscura’.
.
Camera Obscura
.
Door je grote pupillen
zou ik mijn hand willen steken
om op de tast te zoeken naar
de beelden die je van me bewaart.
.
Ik zou mijn eigen aanblik voelen
en weten waar ik je heb aangeraakt,
waar ik nog warm ben in je
en waar ik al ben afgekoeld.
.
Otiot
Lut de Block
.
Lut De Block (1952) studeerde filosofie aan de RUG; zij werkt als freelance journaliste, o.a. voor Knack. In 1984 debuteerde ze met de bundel ‘Vader’. In haar werk is één van de kernthema’s de vader-dochter relatie (evenals de natuur en de dood). Reden hiervan ligt in het feit dat ze in februari 1963 haar vader dood aan de keukentafel vond. Dit trauma was een belangrijke inspiratiebron voor haar vroege werk. Lut de Block heeft inmiddels 7 poëziebundels en een roman gepubliceerd.
In Vlaanderen heeft ze een aantal literaire prijzen gewonnen. Haar werk is in het Engels, Frans en Afrikaans vertaald.
Uit:’De luwte van het late middaguur’ uit 2002 een gedicht geschreven voor Harry Mulisch.
.
Otiot
.
Het vlees komt los van de botten. De ziel zingt
zich weg van het lichaam. De klinkers botsen
tegen het karkas van tweeëntwintig letters aan.
In den beginne was het woord. Een alefbeet
van slijk en klei. Hoor ik haar heer of huur haar hier.
Kon ik maar al jouw klinkers zijn en weerklinken
in de klankkast van je lijf. Ik koester het skelet van
zachte consonanten. De meester van ‘de procedure’
noemde hen het zichtbare lichaam van de woorden.
De klinkers noemde hij hun ziel en dus onzichtbaar.
D KLNKRS ZN HN ZL N DS NZCHTBR. Zo bijbels
klinkt het niet in onze ingedijkte moddertaal. en ander-
maal stoor ik je rust, staar je me aan, stuur je me weg.
.
Dat komt gewoon
Harry Mulisch
.
Op de zondag van Ongehoord! (zie hieronder bij vrijdag de 13e februari) een gedicht van Harry Mulisch omdat ik daar zin in had.
.
Dat komt gewoon
dat komt gewoon doordat zijn vader eens.
gewoon omdat zijn vader in zijn jeugd.
doordat zijn vader in zijn jeugd gewoon.
gewoon al in zijn jeugd zijn vader toen.
omdat zijn vader ooit eens tegen hem.
ooit gewoon eens in zijn jeugd hem tegen.
dat komt gewoon doordat zijn vader ooit.
gewoon hem in zijn jeugd toen ooit al eens.
.
ooit eens tegen hem en nooit zijn moeder.
nooit zijn moeder in zijn jeugd zijn vader.
gewoon toen tegen hem zijn moeder ooit.
nooit eens in zijn jeugd gewoon ooit vader.
.
Uit: Gedichten 1974-1983
.
Harry Mulisch
Uit: De vogels: Drie balladen
.
Uit de bundel ‘De vogels’ van Harry Mulisch het volgende gedicht.
.
Droge naald etst hen aan de rand van het bos:
Jager & hond. Nevel arcerend in koper.
Oktober. Een dinsdag in het jachtseizoen.
.
Zon, nog begraven onder het mos, woelt al
Tussen de wortels. Metaal krult van de plaat.
Metaal als geweerloop. Metalen kogels.
.
Mist ligt in vitrages over het meer, nee
Meer een plas, trage schaal vloeibare lucht.
Jager & hond roerloos tussen hout en water.
.