Site-archief
Ballade voor de meisjes van plezier
Balladen van Villon
.
In 1948 publiceerde L.J.Veen’s uitgeversmij N.V. in Amsterdam de bundel ‘Ballades de Villon’ of ‘Balladen van Villon’.
Volgens Wikipedia is een ballade een lied waarin een verhaal wordt verteld. De vorm is in de middeleeuwen is ontstaan. Een ballade bestaat uit een aantal korte strofen waarin gebeurtenissen verteld worden die zich vaak in een adellijk milieu afspelen. Elementaire thema’s als dood en wraak maken er de kern van uit en ze lopen meestal tragisch af.
De ballade heeft vaak als vorm AaBC, waarbij a dezelfde melodie, maar een andere tekst heeft dan A en waarin C een afsluitend refrein is, dat na iedere strofe weer onveranderlijk terugkomt.
Er is meestal een sprongsgewijze vertelling, veel herhaling en het lied eindigt vaak dramatisch. Er is veel directe rede en het is veelal ook gehuld in een magische of mythische sfeer.
François Villon, 1431– in of na 1463, was een Franse dichter, dief, landloper en vagebond. Villon is de beroemdste dichter uit Frankrijk van de late middeleeuwen. Hij was de schrijver van onder andere ‘Ballade des pendus’, ‘De ballade der gehangenen’.
De werkelijke naam van Villon is zeer waarschijnlijk François de Montcorbier, ook bekend als François des Loges. De naam Villon heeft hij misschien van zijn voogd overgenomen, Guillaume de Villon, die Villon in huis nam nadat zijn moeder na het overlijden van zijn vader hem aan diens zorgen overliet.
In deze bundel staan verschillende ballades van Villon zowel in het Frans als in de Nederlandse vertaling van Bert Decorte. De bundel eindigt met het grafschrift van Villon:
.
Regen heeft ons doorweekt en afgelikt,
de zon heeft ons geroosterd zwart en blauw,
eksters en kraaien de ogen uitgepikt
en ‘t laatste stoppelhaar uit baard en brauw.
Nooit heeft men kans dat men wat zitten zou,
nu hier, dan daar, volgens de winden waaien
en naar ‘t hun lust ons dansen doen en draaien,
van vooglen meer doorbekt dan vingerhoeden.
Laat onze broederschap dus liefst maar zwaaien,
maar bidt de Heer dat Hij ons allen hoede.
.
Prins Jezus, gij die Heer zijt over allen,
laat over ons de hel geen zege brallen;
aan haar betalen wij noch tol noch boete.
Mensen laat hier geen spot u welgevallen,
maar bidt de Heer dat Hij ons allen hoede.
.
Na deze nogal religieuze tekst op het graf van Villon als tegenwicht een ballade van zijn hand, de ‘Ballade voor de meisjes van plezier’ of ‘La belle heaulmiere aux filles de joie’.
.
Ballade voor de meisjes van plezier
.
Jij, Jeanetton de kapselstikster,
zit nimmer om een knaap te kniezen,
en jij, Kaatje de beurzenstrikster,
stuur ‘t mansvolk niet meer in de biezen.
Je zal je schoonheid vlug verliezen
als de ouderdom op je zal fluiten,
want voor de liefde is de oude vieze
lijk waardeloos geworden duiten.
.
Meisjes, kreeg ik ‘t u wijs gemaakt
dat het geen tranen zijn met tuiten,
die ‘k schrei, omdat ge in onbruik raakt
lijk waardeloos geworden duiten.
.
Hier ligt
De kortste Nederlandstalige gedichten
.
Op 30 december 2015 schreef ik een bericht over ‘het kortste gedicht ‘ter wereld’. Na enig speurwerk bleek het gedicht ‘U, nu!’ van Joost van den Vondel, verreweg het kortste gedicht te zijn dat er te vinden was. Op 25 februari 2017 schreef ik over de bundel ‘Het kleinste gedicht’ de favoriete ultrakorte gedichten van Nederland en Vlaanderen, en vandaag alweer over korte gedichten maar nu aan de hand van de bundel ‘Hier ligt Poot, hij is dood’, de kortste Nederlandstalige gedichten.
In de inleiding schrijft Robert-Henk Zuidinga dat een aantal thema’s zich bij uitstek lenen voor ‘een bondige behandeling’. Dat zijn Schimpscheuten en kritiek (vooral op kunstbroeders), Advies en goede raad is er ook een, maar verreweg het meest tot de verbeelding sprekende thema is toch wel Grafschriften. Onze literatuur kent honderden, misschien wel duizenden epitafen, waarvan het grootste deel overigens als grap, sneer of vingeroefening gemaakt is en nooit een grafzerk heeft gehaald, volgens de inleider.
Ik heb een aantal aardige en grappige geselecteerd uit het hoofdstuk ‘Dood en leven’.
.
Madame de Charnières
.
Hier rust Juffrouw Belle
van Tuyle van Zuylen
van Serooskerken
met de rest van haar naam
op de volgende zerken.
Jan van der Hoeven
.
Bedroefd maar dankbaar
.
Bedroefd maar dankbaar staan wij bij dit graf:
bedroefd om het verdriet dat hij ons gaf,
en dankbaar voor die mooie dikke grafsteen.
Die gaat er met geen olifant meer af.
.
Kees Stip
.
Grafschrift
.
Hier ligt Gijs van Amerongen,
In de grond geen kwade jongen.
.
C. Buddingh’
.
Waar zal ik wezen als ik zestig ben:
In diepzee rottend of in zand begraven,
Of zal ik starend stilstaan aan een haven,
De hand gestrekt, zooals ik velen ken…
.
J. Slauerhoff
.
Grafschrift
.
Hier onder legt Luca, die onder and’re zaken
Kon wonderlyk een vers, en leege flessen maken.
.
Francois van Bergen
.
Casanova’s grafschrift
.
hij rust in vrede,
grond in zijn mond,
in deze schede
die hem verslond.
.
Harry Mulisch
.
Gospelsong
.
Elke seconde verandert de wereld
men leeft maar en sterft maar
alsof het niets is en misschien is
het ook wel niets dan wat beweging
waardoor de wereld niet verandert.
.
Riekus Waskowsky
.
Arme rijkdom
Hubert Corneliszoon Poot
.
Van mijn broer kreeg ik een alleraardigst bundeltje uit de Libellen-serie, nummer 252 uit 1937, van Hubert Corneliszoon Poot getiteld ‘Bloemlezing uit zijn gedichten’. Ingeleid en samengesteld door Martien Beversluis. Wat ik vooral zo leuk vind aan dit bundeltje is, naast de mooie grafische vormgeving, de afbeelding op de achterkant van een Libelle met daarnaast een motto: Met een boekske in een hoekske en ook Cum Libello in Angello (zoiets als een engel met een boekje).
De dichter Poot (1689 – 1733) is gek genoeg vooral bekend geworden van het grafschrift dat De Schoolmeester (de dichter Gerrit van de Linde, 1808 – 1858) voor Poot schreef: Hier ligt Poot, Hij is dood. Zijn werk aansluit bij zowel de klassiek georiënteerde poëzie van iemand als Vondel, als bij de gevoelige stemmingspoëzie uit de 18e eeuw.
Ik heb voor het gedicht ‘Arme rijkdom’ gekozen omdat, ondanks dat dit gedicht al een paar eeuwen oud is, nog steeds heel actueel is en waarin geldzucht of hebzucht wordt gehekeld.
.
Arme rijkdom
.
Arme gierigaards, hoe na
zit gij bij uw zilver warmer?
Door uw rijkdom wordt gij armer
met uw schatten groeit uw schâ.
Want die rinkelende banden
houden u (met recht verfoeid)
deerlijk op den hals geboeid.
Dit is ’t goed dier waarde panden
Ai! wordt wijzer toch en houdt
eindlijk op van mijne graven. –
Zijt niet langer rijke slaven,
Gouden vrijheid gaat voor goud!
.
Vreest gij, dat de kerkhofkuilen
zullen steigeren in prijs?
Dat gij dus, bedaagd en grijs,
lust en rust om geld loopt ruilen?
Of denkt g’eens met fijn metaal
’t Straffe sterflot om te koopen?
Cresus zou dat vruchtloos hopen.
Krassus sneuvelde door ’t staal,
daar hem goud ontzet noch Staten.
Schoon de razende fortuin
Iemands geldhoop tot een duin
aan doet groeien…. ’t zal niet baten,
.
als de dood hem, eer hij ’t gist,
voortstuwt, volgens last van boven
uit zijn hoven naar de hoven,
van zijn kisten…. in de kist.
Gaat dan, goudgriffioenen! Zweeft
met uw levendig geraamte.
Al uw goud is rood van schaamte,
nu het zulke meesters heeft.
.
Grafschrift
Wislawa Szymborska
.
Uit ‘Einde en begin’ het gedicht ‘Grafschrift’.
.
Grafschrift
.
Hier ligt, zo ouderwets als komma en punt
zekere maakster van enige verzen. Gegund
is haar de eeuwige rust, al verwarde het lijk
traditie met avant-harde in haar praktijk.
Op dit graf kunt u daarom niet veel verwachten,
alleen deze uil, wat klitten en dit rijm.
O passant, pak uit uw tas uw elektronisch brein
en weeg Szymborska’s lot in uw gedachten.
.