Site-archief
Dat is alles
Gerrit Kouwenaar
.
Dinsdag was ik op het symposium ‘Uitgesproken poëzie; over poëzievoordracht in de klas, georganiseerd door de Universiteit van Utrecht, de Stichting Lezen en het Nederlands Letteren Fonds. Over dit symposium later meer. Naast de vele inspirerende ideeën die ik daar heb opgedaan en de bijzondere mensen die daar waren heb ik ook een paar gedichten en dichters onthouden.
Een van de dichters die genoemd werd is Gerrit Kouwenaar (1923 -2014), met zijn bundel ‘Data/Decors’ uit 1971 en het gedicht ‘Gedacht’. Ik kende het gedicht niet maar er zit zoveel in en dat in een klein gedicht van maar vier regels. Pieter Hagoort roemt de rijkdom van het menselijk taalvermogen in dit gedicht en zei dit er ooit over: “Wij kunnen met een beperkt aantal klanken oneindig veel uitingen vormen. Het klankverschil kan miniem zijn, zoals in huid en huis, maar het levert totaal verschillende betekenissen op.”
.
Gedacht
Je hand is bijna je hond
je huid is bijna je huis
je vorm is bijna je worm
je gedicht is bijna wat je gedacht had
.
Een gedicht als een ding
Gerrit Kouwenaar
.
Er is veel over poëzie geschreven, over gedichten, over wat een gedicht nou een gedicht maakt. De dichter Gerrit Kouwenaar (1923 – 2014) beschreef het gedicht ( uit Gedichten 1948-1978) als een ding zoals alleen Kouwenaar dat kon. Je ziet bij elk beeld dat Kouwenaar schetst een gedicht opdoemen en al deze beelden bij elkaar zijn dan ook weer een gedicht. Als een ding.
.
als een ding
.
een gedicht als een ding
een glazen draaideur en de chinese ober
die steeds terugkeert met andere schotels
een parkwachter die zijn nagels bijvijlt
tussen siberische kinderen uit maine
een venus van de voortijd samen met
een spin op de snelweg
een glas moedermelk, een geel
gesteven smoking
een bij, een pennenmes
beide stekend, een vliegtuig
dat oplost in dorpsregen
een gedicht als een ding.
.
Week van de vijftigers
laatste week van februari
.
De Nederlandse poëzie heeft de laatste 150 jaar veel verschillende stromingen gekend (Tachtigers, Vijftigers, nieuw realisten, Maximalen e.d) maar één van de bekendste en misschien ook wel invloedrijkste was de beweging van de Vijftigers. De beweging van de Vijftigers werd ingezet door de dichter Lucebert zo valt te lezen op de website https://www.literatuurgeschiedenis.nl
Lucebert stuurde zijn gedichten in 1949 op aan uitgeverij De Bezige Bij. Zijn onconventionele gedichten vielen echter niet in de smaak bij de redacteur die ze moest beoordelen. Deze dacht dat ze door een krankzinnige gemaakt waren. Maandenlang hoorde Lucebert niets van de uitgeverij. In dat jaar, ten tijde van de Politionele Acties, debuteerde hij met het gedicht ‘Minnebrief aan onze gemartelde bruid Indonesia’.
Toen Lucebert in 1951 echter debuteerde met de bundel ‘triangel in de jungle’ bij uitgeverij a.a.m. stols, kwam men bij De Bezige Bij alsnog tot inkeer en in 1952 verscheen daar de bundel ‘ápocrief/de analpabetische naam…’. Hij werd hiermee de voorman van de Vijftigers.
Zijn poëzie, die zo kort daarvoor nog voor gekkenwerk was gehouden, bleef onconventioneel, maar dat nam niet weg dat steeds meer lezers hun aanvankelijke weerzin overwonnen, omdat ze begrepen dat hier een jonge dichter stem probeerde te geven aan een generatie die in de Tweede Wereldoorlog volwassen was geworden. Een generatie die vond dat het allemaal helemaal anders moest. De dichters uit deze beweging verzetten zich tegen de oude normen en waarden die na de oorlog opnieuw gekoesterd werden, ook in de kunst. Zozeer week de poëzie van de dichters van Vijftig af van wat toen de norm was, dat veel lezers aanvankelijk niet inzagen waarom dit soort werk nog poëzie of literatuur genoemd kon worden.
Naast het experimentele karakter van de gedichten gaven de Vijftigers nog een betekenis aan het woord experimenteel, namelijk die van de experience, de beleving. Het proces van het dichten was minstens zo belangrijk als het vernieuwende karakter. Daarnaast was spontaniteit een belangrijk gegeven. Juist na de tweede wereldoorlog (waarin zo duidelijk was geworden wat er gebeurd als je vastliggende constructies oplegt aan de werkelijkheid) was spontaniteit van handelen en denken van groot belang voor de Vijftigers. Zij zetten zich af tegen het rationele, zoals het denken in zwart-wit tegenstellingen (goed/slecht, geest/lichaam, goddelijk/aards) en de hiërarchie die zulke tegenstellingen aanbrengen. Ze wilden dit soort denken juist doorbreken. Voor hen stond het goddelijke niet boven het aardse, de geest niet boven het lichaam. De Vijftigers zagen de poëzie als een bevrijdende kracht voor alle levensterreinen. Hun staat niet alleen een literaire omwenteling voor ogen, maar een totale reorganisatie van het leven en het bewustzijn.
Tot de dichters van de Vijftigers worden gerekend: Lucebert, Hugo Claus, Gerrit Kouwenaar, Hans Andreus, Remco Campert, Jan Elburg, Sybren Polet, Paul Rodenko, Bert Schierbeek, Simon Vinkenoog, Paul Snoek en Jan Hanlo.
Deze week extra aandacht voor de Vijftigers en hun werk uit die beginperiode van de jaren ’50. Te beginnen, uiteraard, met een gedicht van Lucebert uit de bundel ‘Triangel in de jungle’ uit 1951.
.
Strafkolonie
.
Een meer vol kettingen en rode
voetstappen nachtdruppels ebbenhouten
ogen in alle kasten
konden genezen eten en boeken
lange boeken zingen op onze lichamen
wan en langhopig lang
.
soms komt de zon zo zon-
derling hinkend als pompen
.
vaak puilt de nacht een paarse vrouw
koud op de kamer koud op de keel
.
soms is het onderling donker
.
Poeticaal
Gerrit Kouwenaar
.
In 1974 publiceerde Gerrit Kouwenaar bij uitgeverij Em. Querido de bundel ‘landschappen en andere gebeurtenissen’ uit. Ik heb deze bundel gekocht in een kringloopwinkel en achterin zit een getypt (!) vel waarvan ik vermoed, dat ie van iemand is geweest die aan de universiteit colleges heeft gevolgd over de poëzie van Gerrit Kouwenaar. Volgens de schrijver van dit vel zijn een aantal gedichten in deze bundel expliciet poeticaal (poëtisch zouden we nu zeggen). Een gedicht dat hier genoemd is kun je hieronder lezen. Over het al dan niet poeticaal zijn van de gedichten wordt een uitspraak aangehaald van Kouwenaar waaruit blijkt dat vrijwel alle gedichten poeticaal lijken te zijn. Deze uitspraak gaat over de relatie van gedicht en werkelijkheid en luidt:
“Maar wat al die werkelijkheden betreft, het schrijven berust – voor mij althans – op een gebruikmaken, een uitbuiten van de spanning tussen de empirische werkelijkheid en de werkelijkheid van de taal. De vraag hoe deze werkelijkheden op elkaar botsen, ergens zijn te verzoenen en toch niet zijn te verzoenen, toch altijd door het papier gescheiden blijven. Daar gaat het bij mij toch een beetje om, geloof ik.”
Ik zou zeggen oordeel zelf aan de hand van het volgende gedicht dat volgens de opsteller van dit schrijven poeticaal of poëtisch is.
.
Als de dood: men is
daar even stil gaan liggen
in die foto
en daar ligt men nu eeuwig
.
het gehoor hoort zich doof, zien
kijkt een blinddoek, stof vult
de alles ontkennende mond
.
deze sekonde stikkend van zonlicht: hoe lang
duurt de kou van die wolk?
.
even gaan liggen en meteen onophoudelijk
vergeefs op het punt staan van opstaan
in vlees
.
op papier –
.
Het laatste bed
Ingmar Heytze
.
In 2013 gaf Dagblad Trouw tien dichtbundels uit onder de titel Trouw Poëziecollectie. Het eerste deel van Judith Herzberg werd gratis weggegeven en dat kom ik dan ook vaak tegen bij kringloopwinkels en op rommelmarkten. De andere delen zie ik veel minder vaak. Dit zijn verzamelbundels van Lucebert, Remco Campert, Eva Gerlach, K. Michel, Gerrit Kouwenaar, Ester Naomi Perquin, Rutger Kopland, Ida Gerhardt en Ingmar Heytze.
Van de laatste dichter heb ik nu het deel te pakken. In deze verzamelbundel staan gedichten uit de (toen nog) 10 poëziebundels die van hem verschenen bij uitgeverij Podium. Ik koos voor het gedicht ‘Het laatste bed’.
.
Het laatste bed
.
Als kind had je een eigen leven
op je kleine jongenskamer
met de grote deur vol stickers
die de wereld buitensloot
.
met je beer tussen de dekens
lag je in een glanzend ei
van fantasie, je hebt altijd
geslapen in een soort van boot
.
dit alles komt gewoonlijk bij je op
in onbekende bedden
zoals nu – van een vreemd lichaam
krijg je slaperig een zoen
.
het liefste meisje voor vanavond
alsof zij je kan behoeden
voor je allerlaatste bed
in ziekenhuis of paviljoen.
.
Stof zijn wij
Brein en poëzie
.
Voor de bundel ‘Stof zijn wij, brein en poëzie’ zochten Rutger Kopland en Neerlandicus Reinier Spreen gedichten bijeen waarin hersenen en hersenfuncties een rol spelen. Rutger Kopland (pseudoniem van Rudi van den Hoofdakker) die als hoogleraar biologische psychiatrie, hoofd was van een afdeling waarin onderzoek wordt gedaan naar de relatie tussen hersenen en gedrag, was de juiste dichter om deze bundel met Reinier Spreen samen te stellen.
De gedichten in dit bundeltje, dat werd uitgegeven in 2002 door Vergouw Publishing, getuigen van het besef dat het brein een wonderbaarlijke stoffelijke machinerie is, die ons met onszelf en met de wereld om ons heen verbindt.
In deze bundel staan 25 gedichten van dichters als o.a. Leo Vroman, Wiel Kusters, J. Bernlef, M. Vasalis, Gerrit Kouwenaar en Gerrit Achterberg. Het gedicht dat ik koos is van Willem van Toorn, is getiteld ‘Geheugen’en verscheen eerder in ‘Gedichten 1960 – 1997’ uit 2001.
.
Geheugen
.
Hoe je bestaat in mijn hoofd:
op filmpjes van oude tijd
in lussen opgehoopt.
Beelden verstild, maar bereid
.
tot leven te komen zodra
licht van verlangen of spijt
door kristallen schijnt.
Een straat. We kijken je na.
Deur waar je achter verdwijnt.
.
Of: haast onzichtbaar klein
diep in een landschap bewaard,
deel van een ansichtkaart
uit een ontroerd domein
kennelijk. Wie je heeft gespaard
in dat boordevol hoofd van mij
moet wel haast ik zijn.
.
Waar dit je bijna raakt
loopt de film op zijn eind.
.
Gedichtenjukebox
Bibliotheek Rotterdam
.
Voor Ongehoord! maar ook voor mijn werk kom ik regelmatig in de centrale bibliotheek van Rotterdam. Pal naast station Blaak en de markthal gelegen in het centrum van Rotterdam. Al jaren loop ik op de eerste verdieping langs de Gedichtenjukebox en eerlijk gezegd was het nooit in me opgekomen om daar iets over te schrijven. Ten onrechte natuurlijk want de Gedichtenjukebox biedt een keur aan prachtige poëzie.
De echte ouwe jukebox met daarin filmpjes van dichters die voordragen uit eigen werk is gevuld met filmpjes van het VPRO programma Dode Dichters Almanak en biedt onder andere filmpjes met onder andere Simon Vestdijk, Gerrit Kouwenaar, Gerard Reve maar ook Charles Bukowski en Wislawa Szymborska. Op de filmpjes zijn de dichters te zien en te beluisteren terwijl ze zelf hun poëzie voordragen.
Kijk voor alle filmpjes op http://www.vpro.nl/boeken/programmas/dode-dichters-almanak.html of loop een keer binnen bij de centrale bibliotheek in Rotterdam.
.
Hieronder een gedicht van en door Gerard Reve (niet die uit de gedichtenjukebox) met als titel ‘Getuigenis’.
Getuigenis
Ze willen dat ik schrijf
voor de vooruitgang.
Maar ik kan niet schrijven zoals zij,
al stam ik van hen af.
Ik moet de wijken van het volk in
en mijn oor te luisteren leggen:
zo hoor je nog eens wat.
Wat wil het volk?
Niet veel goeds, dat is zeker.
Dus ga ik de straat op,
met mijn eigen vaandel
waarop geschreven staat:
Vrijheid! Ziekte! Ouderdom!
Lang leve de Dood!
.