Site-archief
Amalia Rodriguez zingt
Hubert van Herreweghen
.
De Vlaamse dichter Hubert van Herreweghen (1920 -2016) wordt samen met generatiegenoten als Anton van Wilderode en Christine D’haen gezien als dichters van de bezettingsgeneratie. Hij debuteerde in de oorlog (1943) met de bundel ‘Het jaar der gedachtenis’ en in 2015, op 95 jarige leeftijd, verscheen zijn laatste bundel ‘De bulleman en de vogels’. Hij werkte als onderwijzer, journalist en bij de Vlaamse televisie. Naast dichter was van Herreweghen redacteur van enkele literaire tijdschriften, waaronder Podium (1943-1944) en vanaf 1947 van Dietsche Warande & Belfort. In dat laatste tijdschrift verschenen vrijwel al zijn gedichten. Daarnaast was hij samensteller van bloemlezingen van gedichten. Van 1965 tot 2000, 36 jaar lang, verzorgde hij voor het Davidsfonds een selectie van 50 gedichten uit de poëtische jaarproductie in tijdschriften. Hubert van Herreweghen ontving tijdens zijn leven verschillende literaire prijzen waaronder de Prijs van de provincie Brabant (1945), de driejaarlijkse staatsprijs voor poëzie (1962) en de Prijs voor Letterkunde voor de Vlaamse Provincies voor zijn gehele oeuvre (2006).
Uit ” Vleugels’ Poëtisch Erfdeel der Nederlanden uit 1962, koos ik voor het gedicht ‘Amalia Rodriguez zingt’ vooral omdat dit bij mij een herinnering naar boven bracht aan mijn ouders die naar haar luisterde.
.
Amalia Rodriguez zingt
.
I
Hartstochtelijk uit de ellende klagen,
tegen vernedering steigerende trots,
om hemel en aarde uit te dagen
en de oneindige barmhartigheid Gods.
.
O nooit nooit in het leven te dulden
wat ons tot droeve narren verminkt,
berusten nooit, maar schelden op schulden
en klagen om wat in ’t graf verzinkt.
.
Voor de ongeborenen is er het leven,
voor levenden is er schande en dood;
en tot wij liggen in dezelfde schoot
zullen de doden geen teken geven.
.
II
Klagen zoals de tortels klagen
diep in ’t van koeren ronkend bos,
de dove echo ondervragen,
maar niets komt uit de stilte los.
.
Klagen zoals al wat geschapen
is, klaagt, en jankt en kermt,
klagen zoals de schapen blaten
totdat de slachter zich ontfermt,
.
klagen zoals de golven klagen,
schreeuwen zoals de zeemeeuw schreeuwt;
duizend gedoofde huilen dragen
zeeën en wind. De stilte geeuwt.
.
.
Ondertussen
Lieke Marsman
.
Lieke Marsman (1990) becommentarieerde en vertaalde middels een blog het werk van generatiegenoten op Tirade.nu. In 2010 verscheen haar debuut ‘Wat ik mezelf graag voorhoud’ dat een jaar later de Liegend Konijn Debuutprijs, de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs en de C. Buddingh’ prijs won. Van het boek werden dan ook meer dan 3.000 exemplaren verkocht. Vanaf januari 2013 maakt Marsman deel uit van de redactie van het literaire tijdschrift Tirade. Haar tweede bundel ‘De eerste letter’ verscheen in januari 2014 en gaat vooral over alle mogelijke angsten die de mens kunnen bedreigen. In een gevecht tussen besluiteloosheid en karaktervastheid schrijft ze over liefde, verlies, bang zijn, en vooral over verder willen.
Lieke Marsman heeft een eigen website http://www.liekemarsman.nl/ waar vooral de pagina met door haar vertaalde gedichten zeer de moeite waard is. Uit haar debuutbundel uit 2010 het gedicht ‘Ondertussen’.
.
Ondertussen
.
Ik ga zitten bij een groot raam, ik ga kijken
hoe de rode straatstenen donker worden. eerst
door regen en nog eerder door de wolk
die daaraan vooraf over kwam drijven.
.
Dan zit ik er al een tijdje. Dan
begin ik de muren te ruiken. Aan de uiteindes
van mijn hoofd staat een hotel: mensen lopen in
en uit. Met hun voeten bewegen ze de haren
van het tapijt de donkere kant op, daar
durf ik niet goed iets van te zeggen.
.
Maar iedere dag was ik voor hen mijn beddengoed.
.
En ik kan kijken naar de lucht
alsof iemand erboven met een lepeltje
zijn ei kapot staat te tikken. In wit licht
struift de regen naar beneden. Hier
is het voor altijd droog.
.
Dan kan ik denken:
er komen nog zoveel dagen waarop we
warme broodjes kunnen maken, vandaag
ga ik in de barstjes van het raam groot
en donker als straten worden.
.
Cult dichter
Weldon Kees
.
De cult dichter of cult poet Weldon Kees (1914 – 1955) was enig kind van een Duitse vader en een Amerikaanse moeder. Behalve dichter was hij schilder, literair criticus, romanschrijver, toneelschrijver, jazz pianist, korte verhalen schrijver en filmmaker. Ondanks zijn korte leven wordt hij gezien als één van de meest belangrijke dichters van het midden van de vorige eeuw met generatiegenoten als John Berryman, Elisabeth Bishop en Robert Lowell. Zijn werk heeft veel invloed gehad op dichters in generaties na hem en is opgenomen in vele bloemlezingen.
Zijn poëzie, vooral in de laatste periode van zijn leven was sardonisch en confessioneel. Ondanks dat hij in kringen van de San Francisco Renaissance verkeerde. Kees verdween vervolgens onder verdachte omstandigheden. In 1955 vond de politie van San Francisco zijn auto bij de Golden gate Bridge met de sleutels in het contactslot. Twee vrienden van hem gingen naar zijn appartement om hem te zoeken. Daar troffen ze slechts zijn kat Lonesome aan, een paar rode sokken in de wastafel. Zijn portemonnee, zijn horloge en een slaapzak ontbraken. Er was geen geld van zijn rekening met 800 dollar opgenomen en geen afscheidsbrief. Na dit incident heeft nooit iemand meer iets van Weldon Kees vernomen.
The porchlight coming on again,
Early November, the dead leaves
Raked in piles, the wicker swing
Creaking. Across the lots
A phonograph is playing Ja-Da.
.
An orange moon. I see the lives
Of neighbors, mapped and marred
Like all the wars ahead, and R.
Insane, B. with his throat cut,
Fifteen years from now, in Omaha.
.
I did not know them then.
My airedale scratches at the door.
And I am back from seeing Milton Sills
And Doris Kenyon. Twelve years old.
The porchlight coming on again.
.
.
Schilderij van Weldon Kees uit 1949 getiteld ‘8XX’
.