Site-archief
Aan zee de tijd kwijtraken
Bernke Klein Zandvoort
.
De afgelopen 10 jaar zijn er verschillende dichters gepubliceerd en bekend geworden die een eigen stem en geluid hebben. Een dichter met één van de meest in het oog springende namen uit de hedendaagse poëzie van de afgelopen 10 jaar is Bernke Klein Zandvoort (1987). Klein Zandvoort publiceerde twee dichtbundels: ‘Uitzicht is een afstand die zich omkeert’ uit 2013, waarmee ze genomineerd werd voor de C. Buddingh’-prijs en de Jo Peters Poëziepríjs, en ‘Veldwerk’ uit 2020. Deze laatste bundel werd genomineerd voor de grote Poëzieprijs.
Klein Zandvoort volgde de opleiding Beeld en Taal aan de Gerrit Rietveld Academie. Ze schrijft gedichten en essays, stelt programma’s en boeken samen en verzamelt poëzie en was redacteur van het tijdschrift ‘De Revisor van 2017 tot en met 2021. Op dit moment werkt ze aan een een filmproject over het oog als orakel, een essaybundel die in 2023 zal verschijnen en een onderzoeksproject naar Mexicaanse literatuur in het kader van Wanderlust, een initiatief van het Letterenfonds waarin talentvolle bemiddelaars in de literatuur als schrijvers de kans krijgen zich verder te ontwikkelen in een internationale setting.
In het zomernummer van poëzietijdschrift Awater verscheen een gedicht van Klein Zandvoort met een tekening van Gemma Plum. Het titelloze gedicht wil ik hier met je delen omdat ik getroffen werd door de laatste zin. Ooit hoorde ik van een oud collega die overspannen was dat zij door een vriendin dagelijks mee naar het strand werd genomen voor lange wandelingen. Zij knapte hier enorm van op en ze vertelde me letterlijk dat je de tijd kwijtraakte aan het strand. Wonend op een paar minuten afstand van het strand kan ik dit beamen.
.
wat ik hoorde in de schelp
.
golven klinken net als ademhalingen
.
met je lijf als een vuurtoren kan je
je uitademing ver van je af zien gaan
tot de inademing je weer verzamelt
zoals golven elkaar komen ophalen aan het strand
.
dat is waarom mensen aan zee de tijd kwijtraken.
.
Liefdesgedicht
Willem R. Roggeman
.
De Vlaamse Willem R. Roggeman (1935) is ook prozaschrijver. Hij schrijft, naast gedichten, essays over literatuur en beeldende kunst. Hij debuteerde in 1958 met de bundel ‘Rhapsody in blue’ in Antwerpen waarna nog vele tientallen poëziepublicaties zouden volgen. Hij was lid van de redacties van de literaire tijdschriften Diagram (1963-1964), Kentering (1966-1976), De Vlaamse Gids (1970-1992), Argus (1978-1981), Atlantis (2001-2002) en Boelvaar poef (vanaf 2006).
Roggeman maakte deel uit van de ‘Vijfenvijftigers’ en de Honest Art Movement. Ook ontving Roggeman verschillende prijzen voor zijn werk zoals de Dirk Martensprijs van de stad Aalst, de Louis Paul Boonprijs en de Prijs van de stad Brussel.
Ondanks dit alles kende ik Roggeman niet. Het is dat ik een gedicht van zijn hand voor het eerst tegenkom in de bundel ‘Geen dag zonder liefde’. Het gedicht ‘Liefdesgedicht’ komt uit zijn bundel ‘De droom van een robot’ uit 1976.
.
Liefdesgedicht
.
Ik weet dat je mooi
dood zal gaan.
Met een glimlach
om je lippen b.v.
of met een bloem in je hand.
En in de volgende dagen
zal het stof wat dikker liggen
op de vensterbank.
Het zal heel mooi weer zijn.
Mooi en hard blauw.
Ik zal rondlopen
met vreemde gedachten
en het hoofd
nog wat dieper tussen de schouders.
Dan komt er een troostend woord
van iemand van wie
je het nooit had verwacht.
En verder
zal alles blijven
bij het oude.
.
Een eenvoudige verklaring
Goran Simić
.
De Bosnische schrijver en dichter Goran Simić (1952) was in voormalig Joegoslavië redacteur van verschillende literaire tijdschriften, Hij schreef essays, toneelstukken, hoorspelen en gedichten. Hij was een van de oprichters van de PEN afdeling in Bosnië-Herzegovina. Zijn werk werd vertaald in negen talen. Tijdens het beleg van Sarajevo woonde hij in de stad. In 1995 kon hij dankzij de Freedom to Write Award van PEN zich vestigen in Toronto in Canada. In 2013 keerde hij met zijn gezin terug naar Sarajevo.
In 1998 verscheen bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken ‘Reflections on the Universal Declaration of Human Rights’. In een vertaling van Marijke Vromans verscheen uit dit werk het gedicht ‘Een eenvoudige verklaring’ in het boek ‘Ons gevoel van vrijheid’ Verhalen, gedichten en kunst voor Amnesty International, uit 1999, samengesteld door Daan Bronkhorst.
.
Een eenvoudige verklaring
.
Ik ben een pruim. En jij bent een appel.
Lange tijd lagen we in deze mand
gemaakt van dode takken.
En samen ruiken we lekker naar een geur
die we elkaar verlenen.
Alleen wij kunnen zeggen welke wie toebehoort.
.
Ik heb nachtmerries dat ik op een dag zal ontwaken
en alleen jouw geur rest,
die welke ik in me draag.
.
Daarom,
als ik begin je te hinderen
bepraat dan alsjeblieft de p[eer niet om
zijn rotte rug naar mij te keren.
Dat zal me naar boven werken in de mand.
Onthoud
dat de hand die naar fruit reikt
soms niet aan de smaak denkt.
Wacht tot ik verschrompel
omdat ik mét de geur zal verschrompelen
die overblijft na jou.
.
Alsjeblieft.
.
Waarde
Michael Tedja
.
De Rotterdamse Michael Tedja (1971) is schrijver, dichter, beeldend kunstenaar en curator. In 2003 debuteert hij als schrijver met zijn eerste roman. Twee jaar publiceert Tedja zijn eerste dichtbundel bij de onafhankelijke uitgeverij – gespecialiseerd in ‘historical avant-garde and counterculture’ – Sea Urchin, met als titel ‘De aquaholist’. Deze gedichten en prozagedichten zijn ontstaan in de periode 1991-2004.
Hierna worden nog verschillende dichtbundels van hem uitgegeven waaronder de serie ‘Het 1 euro gedicht’ in 2011. Naast zijn poëzie in dichtbundels publiceerde hij regelmatig gedichten, essays, proza en tekeningen in De Gids, Absint, Samplekanon, nY, Revisor, Hollands Maandblad, De Volkskrant, Metropolis M en Caraïbisch Uitzicht. Ook cureert hij een beeld en taalrubriek voor de Poëziekrant.
In 2021 neemt Tedja plaats in de jury van de P.C. Hooftprijs voor poëzie. Ook werd hem dit jaar de Sybren Poletprijs toegekend. De prijs is bedoeld voor het oeuvre van een Nederlandstalige auteur die schrijft en werkt in de geest van Sybren Polet (1924-2015).
In het werk van Tedja komen thema’s als identiteit, hosselen (titel van zijn tweede ‘roman’ met fictie, essays, poëzie en pamfletten), exclusiviteit, on-line aanwezigheid, het postkoloniale bewustzijn en communicatie voor. Michael Tedja is een dichter die zijn nek durft uit te steken (zoals Hans Puper het omschreef in een column op Meander) en heeft daarmee een heel eigen en origineel geluid. Uit zijn bundel ‘Regen’ uit 2016 het gedicht ‘Waarde’.
.
Waarde
.
Het bewijs, het tegendeel
dat tot leven kwam reisde.
Ik was er een mee, een geheel
dat ik zelf neerzetten kon.
.
Toen zag ik de groep staan.
Die was wat het was: zij
die terug wilden naar hoe het was.
Ik dacht dat die op zich stond.
.
Het beste dat er was voordat het
een en al kern werd. Ooit, ja.
Ik was er solitair mee, totdat
de regen tegen het raam kletterde.
.
Op de achtergrond
waren kinderen bewegingen
aan het tellen. Basketballers
sprongen naar een hoop.
.
Het water was vloeibaar.
Door de kou werd het ijs.
Door de zon weer vloeibaar.
.
Orpheus
Zsuzsa Beney
.
De Hongaarse dichter Zsuzsa Beney (1930-2006) studeerde medicijnen en was werkzaam als longarts in Boedapest. Al op 17 jarige leeftijd publiceerde zij haar gedichten in tijdschriften maar pas na haar dertigste begon zij opnieuw met schrijven, poëzie en essays. In 1972 verscheen haar debuutbundel ‘Tüzföld’ of ‘Vuurland’. In 1982 nam zij deel aan Poetry International in Rotterdam en ter gelegenheid verscheen het gedicht ‘Orpheus’ in een vertaling van Sylvia Bodnár.
.
Orpheus
.
Waarom riep je me? Uit de duistere
doodsdiepte haal ik je terug! – Maar je riep me!
Overschoon verstorven lief, van de wereld
afgestorven, meende ik, om mijnentwille –
.
Kan zelfs mijn liefde je niet doen sterven?
.
Waterschittering, schitterschimmig elfenbankje,
eierdonzig heidebed, land-barende lente, Jij –
je geboorteplek werd je huwelijksbed –
.
Wat deed je eruit herrijzen?
.
Gewend was de stilte in mijn dode hart –
je jammerklacht reet mijn hart weer open
en op mensentoon, ooit de woordenecho
van zwijgende wezens, ween ik. Schone verstorvene.
.
Mijn lief, hoor je mijn vliedende dood?
.
Juni
Bijna vergeten dichter
.
Leo Ross (1934-2014) werd geboren in Zwartsluis. Op het gymnasium in Middelburg leerde Ross de drie jaar oudere Guus Vleugel kennen, de latere dichter Guus Valleide. In 1951 ging hij studeren in Amsterdam. Hij sloot toen een hechte vriendschap met Willem Wilmink, jaargenoot (als Neerlandicus) en dispuutgenoot. Hij werd toen Lektor für niederländische Philologie aan de Universiteit van Münster, Westfalen.
Voor zijn ontwikkeling belangrijke reizen maakte hij in 1965 en 1966 naar Griekenland; hij leerde Grieks uit een Duitse grammatica. In 1969 keerde hij terug naar Amsterdam als docent Moderne Nederlandse Letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Hij promoveerde aan de Vrije Universiteit in 1994, gezamenlijk met collega-Neerlandicus Rob Delvigne.
In 1982 maakte hij deel uit van de jury voor de prestigieuze (Belgische) Europese literatuurprijs, toen een Griekse schrijver bekroond werd. In de PEN maakte hij zich verdienstelijk als lid van de werkgroep Writers in prison.
Leo Ross debuteerde in 1952 in het Amsterdamse studentenblad Propria Cures (PC) met een gedicht uit zijn gymnasiumtijd. De debuutbundel ‘L’Amour vert’ (1962) stond onder de invloed van Hans Lodeizen. Met groter ernst gaat in ‘Classics’ (1967) ook meer reflectie over de poëzie gepaard.
Hoewel Ross zijn eerste essays publiceerde in 1954/1955 (in Propria Cures), dus ongeveer tegelijk met zijn vroege gedichten, slaat hij in beide door hem beoefende literaire genres een opvallend verschillende toon aan: de poëzie is zonnig en vrolijk, de essays venijnig en agressief.
In 2003 in het ziekenhuis begon Leo Ross distichons te schrijven, tweeregelige gedichtjes naar het voorbeeld van het grafschrift van Vondel. Tot 2009 verschenen er vier bundels ‘tweeregels’. Ross publiceerde in verschillende literaire tijdschriften als De Revisor, De Gids, Hollands Weekblad en Maatstaf.
Uit ‘L’Amour vert’ komt het gedicht ‘Juni’.
.
Juni
.
Ik wil mijn best doen zoals bloemen
hun best doen, van mijn leven
wil ik iets stijlvols maken, een reuzeneik
voor een kleurige vogel
.
maar ik lig op een strand in de zon
met een jongen die zachtjes snurkt en
speel met de tijd als met zand, dijken
bouwend en tunnels gravend.
.
Zelfkennis
Anna de Bruyckere
.
Weet je wat me is opgevallen de laatste tijd? Dat er maar weinig jonge dichters doorbreken of bekend worden. Natuurlijk Marieke Lucas Rijneveld is een goed voorbeeld van een succesvolle jonge dichter maar zelfs zij is alweer 29. Het is alsof je als dichter toch wat levenservaring en eelt op je ziel moet hebben om tot wasdom te komen. Toch zijn er wel jonge(re) dichters zoals Anna de Bruyckere (1987). Zij schrijft poëzie, essays, verhalen en theaterteksten. Ze staat geregeld op de planken en publiceerde in onder andere ‘Het Liegend Konijn’, ‘De Brakke Hond’ en ‘Deus ex Machina’.
De Bruyckere studeerde filosofie en economie in Gent, Cambridge en Durham en geeft les. In 2018 en 2019 was ze stadsdichter van Middelburg. In haar poëzie gaat het over grote, abstracte noties, over leven, dood, pijn, over lichaam en geest, of over hoe jezelf niet te veel in anderen te verliezen, maar zonder dat ze die nadrukkelijk opvoert. In augustus van vorig jaar kwam haar debuutbundel uit bij uitgeverij Cossee getiteld ‘Voor permanente bewoning’. Uit deze bundel komt het gedicht ‘Zelfkennis’.
.
Zelfkennis
.
Als je een ander dan jouw eigen deel van de wereld
kon zijn, wat was je dan? Als je een dier was
en gewelf of grond, een ander mens –
.
en dan het verband met wie je bent.
.
Zou ik regen zijn? En van alles willen
wassen, bewateren, gaten daveren in wat
plaats moet maken, aaien wie het nodig heeft
.
en wegspoelen wat weg. Ik zou me vragen
.
elke druppel te herinneren
want waar die valt daar horen we
elkaar. Horen we te zijn, vallen we even
.
samen. Misschien is regenen een vorm van prevelen
.
en hoef je je woorden maar te volgen
om de wolken – hun verschijnen
hun verdwijnen – te zien
.
varen.
.
December-elegie
Maurice Gilliams
.
Het Vlaams literaire kwartaalblad ‘Yang’ verscheen van 1963 tot en met 2009. In ‘Yang’ werd ruime aandacht besteed aan hedendaagse poëzie en proza van zowel Nederlandstalige auteurs als in vertaling en er stonden kritieken en essays in. In 2009 is het samengesmolten met het tijdschrift ‘freespace Nieuwzuid’ tot het nieuwe platform ‘nY’. In ‘Yang’ het tijdschrift voor Literatuur Kommunikatie (ja zo schreef men dat destijds) uit 1980, staat een passend gedicht voor deze tijd van het jaar. Wellicht iets te vroeg (het is nog november) maar niet minder mooi. Het is het gedicht ‘December-elegie’ van de Vlaamse schrijver en dichter Maurice Gilliams (1900 – 1982). Op zeventienjarige leeftijd debuteerde Gilliams met gedichten en proza onder de naam Floris van Merckem, een pseudoniem dat hij later introk. Hij brak op 36-jarige leeftijd door met zijn sterk autobiografische roman ‘Elias of het gevecht met de nachtegalen’.
Gilliams ontving voor zijn werk onder andere de Constantijn Huygensprijs (1969) en de Prijs der Nederlandse Letteren (1980). In de tuin van het Elzenveld in Antwerpen staat een standbeeld van hem van de hand van beeldhouwer Rik Poot. Op de arduinen sokkel staat Gilliams’ tekstregel ‘De onrust schenkt vleugels aan de verbeelding’, die in 2018 het motto werd van de roman ‘De avond is ongemak’ van dichter en schrijfster Marieke Lucas Rijneveld.
.