Site-archief
Dichtregel
E.E. Cummings
.
Eerder deze week schreef ik al over de mooiste liefdes dichtregels en dat de nieuwe MUGzine als richting een dichtregel had meegekregen van E.E. Cummings (1894 – 1962). Die regel: “it’s always ourselves we find in the sea” komt uit het gedicht ‘maggie and milly and molly and may’ uit 1956. Ik nam de tekst uit The Penguin Poets serie ‘e.e. cummings selected poems 1923-1958’ gepubliceerd in 1963. Het gedicht is muzikaal, zit vol alliteraties en gaat over het leven en alle emotionele ervaringen die we in het leven hebben maar vooral over verlies en troost.
.
maggie and milly and molly and may
went down to the beach(to play one day)
.
and maggie discovered a shell that sang
so sweetly she couldn’t remember her troubles, and
.
milly befriended a stranded star
whose rays five languid fingers were;
.
and molly was chased by a horrible thing
which raced sideways while blowing bubbles: and
.
may came home with a smooth round stone
as small as a world and as large as alone.
.
For whatever we lose(like a you or a me)
it’s always ourselves we find in the sea
.
.
Gedichten op vreemde plekken
Deel 82: op vuilniswagens
.
In Rotterdam heeft een samenwerkingsproject van de Stichting Poetry International en de Rotterdamse vuilophaaldienst, de Roteb tot een bijzondere plek voor poëzie gezorgd. Sinds 1988 kiest Poetry International voor de Roteb dichtregels uit die worden aangebracht op alle grotere vuilophaalwagens. In 2001 lieten twee kunstenaars de vuilniszakken spreken, alweer in Rotterdam. De zakken kregen allemaal een letter, zodat de Rotterdammers zelf woordjes konden maken bij het naar buiten zetten van de vuilnis.
.
Dichtregels van o.a. de Franse dichter Eugène Guillevic ( Soms geloof ik er in / of bijna), van de Chileense dichter Nicanor Parra ( wee de mens die zich nooit vergist) maar ook van Nederlandse dichters zoals Jules Deelder ( Hoe langer je leeft / hoe korter het duurt) en Gerrit Achterberg ( De schemer heeft uw kleren aan) sieren vuilniswagens.
.
In 2010 organiseerde de Roteb en Poetry International een wedstrijd. Alle inwoners uit de regio Rijnmond mochten nu zelf een dichtregel insturen en maakte hiermee kans hun regel terug te lezen op een Roteb-wagen. Dit mocht uit eigen werk zijn of een citaat uit poëzie van een andere (bekende) dichter. Winnaar van deze wedstrijd werd Peter Oole met de regel ‘Soms kom ik mezelf tegen / en dan zeg ik niet eens gedag’.
.
Het huwelijk
Willem Elsschot
.
Gister was ik met een aantal collega’s in Antwerpen voor een excursie. Onderdelen van deze excursie waren onder andere een bezoek aan de Permeke bibliotheek en de Dwaallicht wandeling door de stad. Deze dwaallicht wandeling is genoemd naar de novelle van Willem Elsschot (1882 – 1960). Over het Dwaallicht en Elsschot zal ik later schrijven maar nu wilde ik het gedicht Het huwelijk van Elsschot memoreren. Hij schreef dit gedicht op 27 jaar toen het net getrouwd was met de vrouw bij wie hij op 19 jarige leeftijd een zoon had verwekt.. Hij had haar meteen daarna verlaten om te studeren en werk te vinden. Op 27 jarige leeftijd keert hij naar haar terug en trouwt haar. De reden van dit gedicht, zeker gezien de inhoud, houdt mensen sindsdien al lang bezig.
De meeste mensen kennen een paar regels uit dit gedicht, deze worden vaak gebruikt voor allerlei situaties. Hier het hele gedicht.
.
Het huwelijk
. Toen hij bespeurde hoe de nevel van de tijd in d'ogen van zijn vrouw de vonken uit kwam doven, haar wangen had verweerd, haar voorhoofd had doorkloven toen wendde hij zich af en vrat zich op van spijt. . Hij vloekte en ging te keer en trok zich bij de baard en mat haar met de blik, maar kon niet meer begeren, hij zag de grootse zonde in duivelsplicht verkeren en hoe zij tot hem opkeek als een stervend paard. . Maar sterven deed zij niet, al zoog zijn helse mond het merg uit haar gebeente, dat haar toch bleef dragen. Zij dorst niet spreken meer, niet vragen of niet klagen, en rilde waar zij stond, maar leefde en bleef gezond. . Hij dacht: ik sla haar dood en steek het huis in brand. Ik moet de schimmel van mijn stramme voeten wassen en rennen door het vuur en door het water plassen tot bij een ander lief in enig ander land. Maar doodslaan deed hij niet, want tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren, en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren, en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat. . Zo gingen jaren heen. De kindren werden groot en zagen dat de man die zij hun vader heetten, bewegingsloos en zwijgend bij het vuur gezeten, een godvergeten en vervaarlijke aanblik bood. .![]()