Site-archief

Spitsvondige beeldspraak

Metafysische poëzie

.

Metafysische dichters schrijven over gewichtige onderwerpen zoals liefde en (christelijke) religie met behulp van complexe metaforen. Het woord metafysisch is een combinatie van het voorvoegsel ‘meta’ dat ‘na’ betekent, met het woord ‘fysiek’. De uitdrukking “na fysiek” verwijst naar iets dat niet door de wetenschap kan worden verklaard.

De term “metafysische dichters” werd voor het eerst bedacht door de schrijver Samuel Johnson in een hoofdstuk uit zijn ‘Lives of the Poets’ getiteld ‘Metaphysical Wit’ (1779): ‘De metafysische dichters waren geleerde mannen, en het was hun hele streven om te laten zien dat ze geleerd hadden; maar helaas besloten ze het op rijm te laten zien, maar in plaats van poëzie te schrijven, schreven ze alleen verzen, en heel vaak waren dat nauwelijks te beluisteren verzen, want de modulatie was zo onvolmaakt dat het alleen verzen bleken te zijn door de lettergrepen te tellen.

Johnson identificeerde de metafysische dichters van zijn tijd door hun gebruik van uitgebreide metaforen die hij ‘conciets’ noemde  (verwaandheden of zelfgenoegzaamheden) om complexe gedachten uit te drukken. Een conceit is spitsvondige vorm van beeldspraak: een vergelijking tussen twee zaken die op het oog volstrekt niet met elkaar te rijmen zijn. Metafysische poëzie kan verschillende vormen aannemen, zoals sonnetten, kwatrijnen of visuele poëzie, en metafysische dichters worden gevonden van de 16e eeuw tot de moderne tijd.

Voorbeelden zijn John Donne, Andrew Marvell, Wallace Stevens en William Carlos Williams. Van John Donne werd het gedicht ‘Elegie I’ geplaatst in ‘De Tweede Ronde’ in 2000. In een vertaling van W. Hoogendoorn heet het gedicht ‘Jaloezie’.

.

Jaloezie

.

Mal mens, je wenst je man van harte dood,
Maar klaagt, want zijn jaloersheid is zo groot!
Stel dat hij, bol van gif, ligt uitgestrekt
Op zijn sterfbed, met korsten overdekt,
Benauwd naar adem happend, evenzo
Als een fluitist bij een prestissimo,
En weldra, met gebraak waar elk van gruwt,
Zijn ziel uit één hel in een nieuwe spuwt,
Verdoofd door ’t krijsend straatarm nageslacht
Dat met een huicheltraan op erfgoed wacht,
Dan huil je niet, maar dartel je verblijd
Als een slavin die morgen wordt bevrijd.
Toch huil je, als je naar je man kijkt, die
Zich dood zwelgt aan het gif der jaloezie.
O, wees hem dankbaar dat hij zo beleefd
Door zijn wantrouwen ons een teken geeft.
Wij maken nooit meer openlijk uit nijd
Toespelingen op zijn wanstaltigheid,
Noch flirten aan zijn tafel, jij en ik,
Met woord, aanraking of een steelse blik.
En als hij na een maal bol nageniet,
Snurkend gevangen in zijn stoel van riet,
Dan annexeren wij zijn bed niet meer
En gaan niet langer in zijn huis tekeer.
Nu baart het risico mij grote vrees:
Het is zijn rijk, zijn burcht, zijn diocees.
Hij die uit afgunst graag zijn koning hoont
Of goud vervalst, die zorgt wel dat hij woont
Waar hij in ballingschap zijn gang kan gaan.
Ons jaagt een ander huis geen angst meer aan.
Hoe hij ons vruchteloos bespieden laat,
Zijn sluwe trucs, bezien wij daar met smaad,
Als Southwark Londens burgemeester, of
Zoals de Paus beschimpt wordt door de Mof.
.
.

Funeraire poëzie

Als toen nu is

.
Terwijl ik op zoek was naar iets heel anders kwam ik min of meer per ongeluk terecht op de website https://ifthenisnow.eu/nl
If then is now is een platform op internet waar onze gedeelde culturele erfenis en geschiedenis actief met elkaar te beleven en te verrijken is, grensoverschrijdend want voor Nederland en België. Door het verleden (then) met het heden (now) te verbinden, biedt if then is now een inspirerende belevenis die je kijk op de wereld veranderd.  Op deze website vind je verhalen, belevenissen en achtergronden van Nederlandse, Belgische en Europese cultuurhistorische locaties, personen, en gebeurtenissen.
.
Tot zover de wervende tekst op de website. Waar het voor mij echt interessant werd was de pagina over funeraire poëzie of gedichten op grafstenen. In een bijzonder aardig artikel schrijft Jessyca de Wit over versierde grafstenen, kaders, en de literaire waarde van poëzie op grafstenen. Zo schrijft ze dat specifiek in het Noorden van Nederland (met name in Groningen) het aanbrengen van poëzie op grafstenen een traditie was in de negentiende eeuw. De reden die ze hiervoor aandraagt is dat deze provincie achterbleef in de ontwikkeling in verhouding tot andere provincies in Nederland. In de negentiende eeuw leefde men in de provincie Groningen nog in een standensamenleving. Waar voorheen de rijken in de kerk begraven werden, werden nu welgestelde boeren op het kerkhof begraven met alle égards inclusief versierde en van veel symboliek en teksten voorziene grafzerken.
.
Theologen, predikanten, artsen en juristen (klassiek geschoolden) zouden behulpzaam zijn geweest bij het kiezen of samenstellen van een grafdicht, aangezien een deel van de overgeleverde gedichten lijkt te zijn vertaald vanuit het Latijn. Dat niet alle grafzerkpoëzie hetzelfde is blijkt uit haar uiteenzetting van de kaders. Dat zijn er vier te weten: het kader met algemene en minder religieuze grafdichten, het kader met algemeen christelijke grafpoëzie, een kader met grafdichten waarin direct verwezen wordt naar de Bijbel en een kader met grafpoëzie die we kunnen duiden als uiting van het orthodox protestantisme.
.
Hieronder een aantal voorbeelden van deze 19e eeuwse grafzerkpoëzie.
.
Lieve moeder!
rust in vrede,
in des aardrijks
kouden schoot.
Eenmaal rijst een
nieuwen dag weer
En het leven
uit den dood
.
.
Afgemat door
Lichaamskwalen
Uitgeteerd door
Ziekte en pijn
Moet ik in deez’
grafkuil dalen
en een prooi
der wormen zijn
.
%d bloggers liken dit: