Site-archief
Wij
Een liefdesgedicht
.
Anne Sexton (1928 – 1974) wordt gerekend tot de zogenaamde ‘confessional poets’of de ‘bekentenis dichters’, sterk autobiografisch schrijvend, steeds sterk haar vrouwelijke identiteit benadrukkend, met blootlegging van de meest intieme details uit haar leven, onder het motto ‘poëzie moet pijn doen’. Sexton had geen makkelijk leven, ze leed aan anorexia en manische depressiviteit en haar psychiater raadde haar aan poëzie te gaan schrijven. Haar gedichten werden gepubliceerd in The New Yorker, Harper’s Magazine en Saturday Review.
In 1960 debuteerde ze met de bundel ‘To Bedlam and Part Way Back’ en hierna volgde nog een aantal bundels maar ook postuum verschenen nog 5 boeken na haar overlijden in 1974. Ze was tijdens haar leven heel succesvol met haar poëzie, in 1967 won ze de Pulitzer Prijs voor poëzie. Ze was bevriend met Sylvia Plath en na dat Plath zelfmoord had gepleegd dacht ook Sexton na over zelfmoord en of dat voor haar misschien ook het beste zou zijn (ze had sinds 1956 al een aantal pogingen gedaan). Uiteindelijk deed ze een geslaagde poging in 1974.
Uit de bundel ‘Kreupel hart, gedichten’ het door Katelijne de Vuyst vertaalde liefdesgedichtgedicht ‘Wij’ waarin ze een het proces van een liefde beschrijft.
.
Wij
.
Ik was gehuld in zwart
bont en wit bont en
je kleedde me uit en toen
zette je me in gouden licht
en toen kroonde je me
terwijl achter de deur sneeuw
viel in schuine schichten.
Terwijl een dikke laag sneeuw
als sterren neerdaalde
in kleine calciumdeeltjes,
waren wij in ons lichaam
(de kamer die ons zal begraven)
en was jij in mijn lichaam
(de kamer die ons overleven zal)
en eerst wreef ik je
voeten met een handdoek droog
omdat ik je slavin was
en toen noemde je me prinses
Prinses!
.
O, toen
stond ik op mijn gouden huid
en liet de psalmen achterwege
en liet de kleren achterwege
en jij maakte de breidel los
en jij maakte de teugels los
en ik maakte de knopen los,
de botten, de verwarring,
de ansichten uit New England,
de januarinacht van tien uur ’s avonds,
en we rezen op als koren,
are na are van goud,
en we oogstten,
we oogstten.
.