Site-archief
En dan stopt het
Alfred Schaffer
.
Als je, zoals ik, al vele jaren poëzie leest, erover schrijft en met poëzie bezig bent, dan denk je dat je de meeste dichters uit Nederland toch wel tenminste van naam kent. Groot was dan ook mijn verrassing toen ik hoorde dat Alfred Schaffer de P.C. Hooftprijs voor poëzie is toegekend in 2021. Wie dacht ik? Ik kom er steeds meer achter dat hoe meer ik poëzie lees en denk te weten hoe minder ik van poëzie weet. Dat is een vreemde ervaring maar tegelijkertijd ook een prettige constatering, tenslotte blijft er altijd iets te leren, te weten te komen of mee verrast te worden.
Alfred Schaffer dus. geboren in Leidschendam (vlakbij nog wel) in 1973, verhuisde hij na zijn studie Nederlandse taal- en letterkunde en Film- en theaterwetenschappen aan de Universiteit Leiden naar Zuid Afrika waar hij in 2002 promoveerde en aan de slag ging als docent moderne Nederlandse letterkunde. Van 2007 tot 2010 was hij fondsredacteur bij De Bezige Bij in Amsterdam, en redacteur van het tijdschrift ‘Bunker Hill’, dat in 2008 werd opgeheven. Hij keerde in 2011 terug naar Zuid-Afrika en werd docent bij de vakgroep Afrikaans en Nederlands van de Universiteit Stellenbosch. Hij is ook medewerker voor poëzie van De Groene Amsterdammer en de Zuid-Afrikaanse dagbladen Die Burger en Beeld.
Als dichter debuteerde hij in 2000 met de bundel ‘Zijn opkomst in de voorstad’. Daarna volgde nog verschillende bundels en daarvoor werd hij meerdere malen bekroond of genomineerd voor literaire of poëzieprijzen. Zo ontving hij onder andere de Jan Campertprijs, de Ida Gerhardt Poëzieprijs, de Paul Snoekprijs en werden zijn dichtbundels maar liefst drie keer genomineerd voor de VSB Poëzieprijs. Ook stelde hij bloemlezingen samen van moderne Afrikaanse poëzie samen met Antjie Krog, van het werk van Elisabeth Eybers en van het werk van H.H. ter Balkt.
De jury van de P.C. Hooftprijs noemde zijn werk in haar rapport volstrekt oprecht en zonder pretenties en poëzie die zich onderscheidt door een sprankelende veelstemmigheid. Door de P.C. Hooftprijs is mijn kennis van de dichters uit het Nederlands taalgebied weer wat toegenomen en daarom het gedicht ‘En dan stopt het’ uit zijn debuutbundel uit 2000.
.
En dan stopt het
.
De afgelopen dagen denk ik meer en meer
aan het eiland van mijn moeder
en het huis van haar vader,
het had blauwe buitenmuren en geen deuren,
zoals de meeste huizen aan de baai.
.
De zee,
het blauwe huis op het strand,
de boom in de keuken die men uit bijgeloof
niet had willen omkappen, er was zelfs
een gat gemaakt in het dak –
alles komt steeds meer op hetzelfde neer:
.
daar staat mijn vader,
maar nu zonder zijn vrouw of zijn schoonvader,
de enige blanke man in zee
en hij kan niet zwemmen.
Voetje voor voetje stapt hij, zonnebril op,
met een brede grijns door het ondiepe water.
.
Deze domme dagen zoek
of bedenk ik maar wat bij elkaar, met stomheid
geslagen.
Zo voorbeeldig, en dan stopt het.
.
Foto: Trouw
Bermtoeriste
Hester Knibbe
.
Na afgelopen dinsdag benoemd te zijn tot stadsdichter van Rotterdam was de koek nog niet op voor Hester Knibbe deze week. Woensdagavond werd in een drukbezochte Kunsthal bekend dat ze ook nog eens de VSB poëzieprijs heeft gewonnen met haar bundel ‘Archaïsch de dieren’. Genomineerden waren Piet Gerbrandy, Alfred Schaffer, Hester Knibbe, Peter Verhelst en Sasja Janssen.
Volgens de jury stelt Knibbe in haar bundel grote levensvragen op een “stevige, klankrijke en hedendaagse” manier, zonder dat ze “bezwijken onder hun eigen gewicht”. Zo gaat het bijvoorbeeld over de vraag waarom de mens op aarde is of over hoe we de doden kunnen herdenken. “Antwoorden zijn er niet te vinden in deze gedichten; de goden geven niet thuis”, aldus de jury van de VSB poëzieprijs.
Hester won met haar bundel een prijs van € 25.000,- en een glassculptuur.
Van haar hand een ouder gedicht uit 2009 verschenen in Het Liegend Konijn met als titel ‘Bermtoeriste’.
.
Bermtoeriste
Men houdt het oog steeds op de weg gericht
niet op de berm waarin ik ooit bij toeval werd
gedropt en nu verwijl als vreemde
deftigheid. Ik sta hier in een soort
verlatenheid en niemand in de weg, men
sjeest langs mij, ik word niet opgemerkt. Behalve
soms door iemand die zich niet fixeert op eigen
pad, mij plots gewaarwordt, afstapt, zich aandachtig
naar mij overbuigt, verrast betast en
concludeert: ach wat een zeldzaamheid, o
delicate kelk, dat je hier
zoiets ziet! Kijk, dan
verheug ik mij, verwelk ik niet voor niets
.
Met dank aan gedichten.nl
Kim Jong il en de poëzie
Hofdichter Jang Jin-sung
.
Vandaag in de Volkskrant een artikel over de hofdichter van Kim Jong-il, de dictator en alleenheerser over Noord Korea. Deze hofdichter Jang Jin-sung is gevlucht uit Noord Korea en geeft in het artikel een aardig inzicht in het reilen en zeilen in Noord Korea en hoe hiermee als westers land om te gaan, om verandering te kunnen bewerkstelligen.
Het politieke deel van dit artikel, hoe interessant ook, daar wil ik het hier nu niet over hebben maar het gedicht dat is afgedrukt bij het artikel, dat is dan weer wel de moeite waard om aandacht aan te besteden. Eerst het gedicht.
.
Lente rust op de geweerloop van de Heer
.
Dus dit is het Wapen
dat in handen van een minderwaardige man
alleen een moord kan plegen
maar, gehanteerd door een groot man,
alles kan overwinnen.
Zoals de geschiedenis heeft geleerd,
behoren oorlogen en bloedvergieten,
bij de zwakken.
Generaal Kim Jong-il,
de Generaal alleen,
is heer van het Wapen,
Heer van de gerechtigheid,
Heer van de vrede, Heer van de Eenwoording,
O, de ware Leider van het Koreaanse Volk!
.
Als je aan mij zou vragen wat er mis is met dit ‘gedicht’ dan ben ik nog wel even bezig. Dat is ook niet waarom ik hier aandacht aan besteed. Juist de vorm, de overdrijving, de woordkeus, de absurde verheerlijking, de kleffe onderdanigheid boeit me. Hoe, heb ik me weleens afgevraagd, komt een mens zover dat ie dit kan schrijven? Natuurlijk, in Noord Korea weet men niet beter en als men beter weet en dit uit komt men vanzelf in één van de meest vreselijke strafkampen terecht. En als je dit soort propagandistische gedichten maar vaak genoeg hoort ga je er vanzelf een keer in mee (zeker als je dit van jongs af aan gewend bent te horen).
Hoe het ook kan bewijst Alfred Schaffer, dichter te Kaapstad, over Nelson Mandela.
.
Gedicht zonder woorden
.
Vier vrouwen steken uitgelaten arm in arm de straat over.
Op weg naar een kantoor van glas en moeizaam op hun hakken.
Hebben ze het nieuws gehoord vraag ik me af
de wind jaagt dwars door Adderly richting de haven.
Op perron 9 loopt de trein uit Bellville leeg.
Een koele vrouwenstem roept een vertraging om
die van de trein van 8 uur 10 uit Kapteinsklip maar wie goed luistert
hoort haar begeesterd zingen en zingt mee.
Bij de broodafdeling in de supermarkt heeft zich een lange rij gevormd.
Verse broodjes en een kopje koffie voor de dag begint
voordat de dag opnieuw en weer opnieuw begint maar wie scherp kijkt
ziet geen afzonderlijk gezicht alleen een menigte.
Een echtpaar staart verwonderd naar de wolken
die bewegingloos de Tafelberg af rollen, auto’s trekken op of
houden netjes stil voor rood, een man groet iemand niet
en loopt dan door misschien een bedelaar
het lijkt een doodgewone ochtend in de stad wat valt er verder
ook te zeggen – dat het een warme lentedag zal worden ja
en dat wanneer je iemand naar de weg zou vragen
je geen antwoord kreeg vandaag, alleen een trieste glimlach.
En dat een heel klein meisje ergens
in dit huis een grote boom met vogeltjes en slingers en ballonnen
in de bladeren zal tekenen en zeggen deze geef ik
aan Mandela als ik in de hemel ben.
.