Site-archief
Lotsbestemming
Oktay Rifat
.
Ik lees weer eens in ‘500 gedichten die iedereen gelezen moet hebben’ De canon van de Europese poëzie, samengesteld door Ilja Leonard Pfeijffer en Gert Jan de Vries uit 2008. En ik lees een gedicht van de Turkse dichter Oktay Rifat (1914-1988) getiteld ‘Lotsbestemming’.
Ali Oktay Rifat, zoals zijn volledige naam luidt, was een Turkse schrijver en toneelschrijver , en een van de vooraanstaande dichters van de moderne Turkse poëzie sinds eind jaren dertig. Samen met Orhan Veli en Melih Cevdet was hij de grondlegger van de Garip beweging . De naam Garip (vreemd) betekende destijds een breuk met de conventionele, decadente stijl van Turkse poëzie en literatuur.
Oktay Rifat had een grote invloed op de moderne Turkse poëzie, stond buiten de traditionele poëtische conventies en creëerde een nieuwe beweging. Zijn werk verwierp oudere, complexe vormen en gaf de voorkeur aan eenvoud en frisse ritmes. Voor zijn werk ontving hij meerdere literaire prijzen. Het gedicht ‘Lotsbestemming’ is genomen uit ‘Ik luister naar Istanbul, zes moderne Turkse dichters’ uit 1988. De vertaling is van Erik Jan Zürcher.
.
Lotsbestemming
.
Wat is toch dit noodlot van mij?
Ik kan niet rekenen
En ik heb een baan als boekhouder,
Gevulde aubergine is mijn lievelingseten
En ik kan er niet tegen,
Ik ken een meisje met sproeten
En ik hou van haar
En zij niet van mij.
.
Korte beschrijving van een zomer
Jan Skácel
.
In de dikke verzamelbundel ‘500 gedichten die iedereen gelezen moet hebben’ de canon van de Europese poëzie, samengesteld door Ilja Leonard Pfeijffer en Gert Jan de Vries, lees ik een gedicht van de Tsjechische dichter Jan Skácel met de titel ‘Korte beschrijving van een zomer’. De reden dat ik bij dit gedicht blijf hangen is de eerste regel. Met de hittegolven in Zuid Europa en de daarmee gepaard gaande bosbranden is die zin inderdaad een korte maar adequate beschrijving van een zomer.
Jan Skácel (1922-1989) was een Tsjechische dichter van Moravische afkomst en wordt over het algemeen beschouwd als een van de beste dichters in de Tsjechische taal. Zijn gedichten zijn nauw verbonden met de tradities en de aard van de regio waarin hij woonde, Zuid-Moravië. Hij was tussen 1963 en 1969 redacteur van ‘Host do domu’ (gast in huis), een belangrijk literair tijdschrift. In 1989 ontving hij de Duitse internationale literaire Petrarca-Preis en de Sloveense internationale Vilenica-prijs .
Oorspronkelijk verscheen het gedicht ‘Korte beschrijving van een zomer’ in Stroom nummer 11 uit 2004 een Vlaams periodiek literair tijdschrift. De vertaling is van Francis De Preter
.
Korte beschrijving van een zomer
.
Vuur. Uit vier hoeken brandt de zomer
bedwelmend bloeien de acaciabossen
de groene ziel van de wijn gloeit in de wijngaard
de klaprozen bloeden in het koren
De duisternis komt eraan
en op de zilveren brug wandelt de maan
De wereld is als brood dat uit de oven komt
en de nacht eet het op
.
kleine tietjes
Ilja Leonard Pfeijffer
.
Een dichter waar ik regelmatig aandacht aan besteed, maar dan niet als dichter, maar als samensteller van de dikke verzamelbundel ‘500 gedichten die iedereen gelezen moet hebben’ de canon van de Europese poëzie (samen met Gert Jan de Vries) is Ilja Leonard Pfeijffer (1968). Deze dichter en schrijver is de laatste jaren voornamelijk in beeld als schrijver van zeer succesvolle romans als ‘La Superba’ en ‘Grand Hotel Europa’. Als dichter is hij bij het grote publiek minder bekend maar onder de liefhebbers en lezers van poëzie wel degelijk.
In 2008 verscheen de bundel ‘De man van vele manieren’ verzamelde gedichten 1998-2008 (uit zijn eerste vier bundels). In deze bundel staat het gedicht dat om verschillende redenen mij kan bekoren getiteld ‘kleine tietjes…’.
.
kleine tietjes…
.
kleine tietjes in een strak
regime van petieterigheid met een rokje
wat moet je ermee Ilja?
.
wil je haar soms downloaden
voor je collectie? o ze stapt al op
gelukkig maar
.
zwarte laarzen ook
.
je wilt niet thuis zijn en ook niet naar buiten
en in geen geval kinderen
.
ja rome ach rome
.
dat ligt ook steeds verder weg
.
Glimlachend elegant
Fernando Pessoa
.
Zo nu en dan neem ik de vuistdikke Canon van de Europese poëzie ter hand en blader ik er in op zoek naar inspiratie of gewoon een mooi gedicht. Toen ik dat pas weer deed stopte ik met bladeren bij een gedicht van de Portugese dichter Fernado Pessoa (1888 – 1935). Deze veeltalige dichter is één van de belangrijkste Portugese dichters en zeker één van de belangrijkste twintigste-eeuwse dichters.
Toen ik een aantal jaar geleden in Lissabon was op vakantie viel me al op hoe vaak Pessoa in het straatbeeld voorkomt. In de vorm van foto’s, beelden en graffiti. Dat staat in schril contrast met zijn leven. Vooral het literaire werk vereist, volgens Pessoa, ‘eenzaamheid’. Hij staat dan ook wel bekend als een “verkillende, lucide, sfynxachtig afwezige man” (Wikipedia: Willemsen, 2000). Pessoa wilde tijdens zijn leven obscuur blijven, daarna mocht de roem komen. Hij was bang voor onbekende mensen en onbekende plaatsen en kon er niet tegen gefotografeerd te worden. Zo zijn er maar weinig foto’s van hem bekend maar daar staat tegenover dat, misschien wel door zijn karakteristieke uiterlijk, er heel veel kunstwerken zijn gemaakt met zijn uiterlijk als uitgangspunt; schilderijen, etsen, standbeelden, collages, (pen) tekeningen, cartoons en graffiti.
Fernando Pessoa kent een grote populariteit in Nederland. Sinds de eerste vertalingen door August Willemsen eind jaren zeventig. Tot op de dag van vandaag blijft werk van hem vertaald worden. Het gedicht dat in ‘500 gedichten die iedereen gelezen moet hebben’ de canon van de Europese poëzie (samenstelling Ilja Leonard Pfeijffer en Gert Jan de Vries) is opgenomen is een vertaling van August Willemsen. Het gedicht verscheen oorspronkelijk in de bundel ‘Gedichten’ uit 1978.
.
Zij kwam, glimlachend, elegant,
De voetstap ongehaast en licht,
En ik, die voel met mijn verstand,
Maakte meteen ’t juiste gedicht.
.
Ik spreek daarin niet over haar
Noch ook hoe zij, volwassen kind,
De hoek omsloeg van gindse straat,
Hoek waar de eeuwigheid begint…
.
In het gedicht spreek ik van zee,
Beschrijf de golven en de pijn.
Herlezend zie ik een van twee:
De hoek – ofwel de waterlijn.
.
Slipje voor je mond
Martialis
.
Vorige week zag ik een video waarop iemand in plaats van een mondkapje een slipje voor haar mond droeg bij wijze van mondkapje. Ik moest meteen denken aan een gedicht dat ik had gelezen in de dikke bundel ‘500 gedichten die iedereen gelezen moet hebben’ uit 2008 ook wel de canon van de Europese poëzie genoemd (ondertitel), samengesteld door Ilja Leonard Pfeijffer en Gert Jan de Vries.
Het betreft hier het gedicht ‘Epigram III’ met als nummer 87 en (volgens mij) als uiteindelijke titel ‘Boze tongen’ van Martialis (die leefde van ca. 40 tot ca. 103). Martialis schreef 300 Epigrammen. Deze werden in 1979 uitgegeven onder de titel ‘Sex en Eros bij Martialis; 300 epigrammen’. De vertaling uit het Latijn is van E.B. de Bruyn.
.
Boze tongen
.
Vaak sijflen boze tongen vol venijn
dat jij, Sneeuwwit, nooit bent geneukt
en dat niets reiner is dan jouw vagijn
waaraan geen haar ooit werd gekreukt.
Nu, onbevlekte naaktheid is niet vies.
Dat schortje in ’t bad lijkt ongezond.
Maar wil je werklijk zedig zijn en kies
draag dan een slipje voor je mond.
.
Mit Claus Raus
Het jaar uit met Hugo Claus
.
Okay, ik heb in een baldadige bui de titel van dit blog geschreven. Misschien komt het door het gedicht van Hugo Claus dat ik las in de bundel ‘500 gedichten die iedereen gelezen moet hebben’ de canon van de Europese poëzie, samengesteld door Gert Jan de Vries en Ilja Leonard Pfeijffer. Of is het gewoon de poëzie van Claus waar ik baldadig van wordt. Oordeel zelf over het gedicht ‘De regenkoning’ dat verscheen in ‘Gedichten 1948 – 1993’.
.
De regenkoning
.
De regenkoning sprak (en gelovig waren mijn oren)
‘Hier heb ik de vrouw: gevlamde anus,
Borstknop en navelachtige nachtschade,
Daar kan geen sterveling tegen.’
Toen brak
Het rijk der onderhuid aan splinters.
.
Regeerde deze Ram uitbundig en verrukt?
Niet vragen. Luister niet.
Het verhaal van zijn tanden drong
In de vrouwen, dwingend
Als een zomerregen, als een vroegtijdig
Onderaan in hun liezen begraven doorn.
.
Het regende zeventig dagen – de nachten waren gegolfd
En zout. Onthoofde raven vielen.
In alle daken spleet een oog.
En sedert woont in mij,
In mijn ontkroond geraamte,
Een regen koning die vlammen wekt.
.
Dreamsong 14
John Berryman
.
De Amerikaanse dichter en schrijver John Berryman (1914 -1972) brak met zijn poëzie door in 1956 met ‘Homage to Mistress Bradstreet’, een dramatische monoloog waarin hij zijn bewondering uitspreekt voor Anne Bradstreet (1612 – 1672), ook wel de ‘eerste Amerikaanse dichteres’ genoemd. Berryman begon overigens al veel eerder met het schrijven van poëzie in de jaren dertig van de vorige eeuw. In de jaren veertig publiceerde hij een aantal bundels; ‘Poems’ in 1942 en ‘The Dispossessed’ in 1948 maar die sloegen niet meteen aan bij het grote publiek.
In 1965 won hij de Pulitzerprijs voor de bundel ’77 Dream Songs’. Berryman wordt wel gerekend tot de school van de ‘confessional poetry’. Dit is poëzie van ‘het persoonlijke of het ik’, die autobiografisch is en waarin vaak taboe onderwerpen worden behandeld als seksualiteit, geestesziekte en zelfmoord. Berryman is duidelijk verwant aan Robert Lowell en Anne Sexton. De humor die hij telkens weer door de behandeling van serieuze levensvraagstukken weeft werkt echter relativerend en verfrissend. In ‘500 gedichten die iedereen gelezen moet hebben’ samengesteld door Ilja Leonard Pfeijffer en Gert Jan de Vries, staat het gedicht ‘Dreamsong 14’ in een vertaling van Rob Schouten. Voor de liefhebbers van het originele werk ook het gedicht in het Engels.
.
Dreamsong 14
.
Leven, vrienden, verveelt. Zie je verkeerd
immers de zon straalt en de zee smacht,
wijzelf stralen en smachten
daar komt nog bij dat moeder toen ik klein was zei
(en meer dan eens) ‘Wie zegt dat-ie zich zo
verveelt ontbeert
een Innerlijke Bron.’ Nou: ik ontbeer
een innerlijke bron want ik verveel me dood.
Mensen vervelen me,
literatuur verveelt me, vooral grote,
Henry verveelt me, z’n ‘ja doe ik’, ‘zeker’
net zo stierlijk als Achilles
.
die mensenvriend met z’n heldengedoe,
stomvervelend.
De kalme heuvels, gin, allemaal saai gelispel
op een of andere manier
is er een hond met staart en al een eind
de bergen ingehold, de zee, de hemel
met achterlating van: mij, kwispel.
.
Dreamsong 14
.
.