Site-archief

Glazenwasser ziet schilderijen

Menno Wigman

.

Met enige regelmaat ga ik voor mijn boekenkast staan en bekijk ik de ruggen van de vele dichtbundels die er staan. En altijd stop ik bij een bundel die ik op dat moment wil inzien en lezen. Dit keer is dat de bundel ‘Verzamelde gedichten’ van Menno Wigman (1966 – 2018) die in 2019 na zijn overlijden werd gepubliceerd. Een prachtig vormgegeven bundel, samengesteld door collega dichters Neeltje Maria Min en Rob Schouten.

Zoals vaker komen naar aanleiding van een gedicht dan gedachten en in dit geval was dat bij het gedicht ‘Glazenwasser ziet schilderijen’. Ik was afgelopen week in Nancy in noordoost Frankrijk en ik bezocht daar onder andere het Musee des Beaux-Arts. In dat museum hangt het schilderij ‘Anne et Jehanne’ van Laura Leroux-Revault uit 1894. Een prachtig bijna Prerafaëlitisch schilderij van twee meisjes. Ik weet niet of er eind 19e eeuw al glazenwassers waren maar als die dit doek hadden zien hangen in een huis zouden ze ongetwijfeld even gepauzeerd hebben om het te bewonderen.

Het gedicht van Menno Wigman gaat juist over een persoon (de dichter) die tijdens het glazenwassen naar buiten kijkt, kunst ziet hangen en zichzelf en zijn situatie als schilderij ziet. Dat is het mooie van kunst en poëzie, ze kunnen je op gedachten brengen die je voorheen niet had of die losgezongen zijn van waar je naar kijkt.

.

Glazenwasser ziet schilderijen

.

Auto’s, gelach, geraas: alles slaat dood

op zeven hoog. Ik hoor alleen mijn spons

.

en het verkouden knarsen van het staal

waaraan ik hang. Soms spreekt een wolk mij aan

.

of gis ik wat een meeuw te zeggen heeft.

De mensen: druk, wit. stemloos, achter glas.

.

Op acht hoog kunst. Dat meisje daar, die lach,

wie heeft haar zo bespied dat ze immuun

.

voor complimenten mijn gezicht in kijkt?

En wanneer breekt die sperwer uit zijn lijst?

.

Ik hang hier als een ijskoud schilderij

waar niemand oog voor heeft, ik poets en zwoeg

.

en maak het uitzicht vrij – schilder er maand

na maand onvervalste wolken bij.

.

Kijk. Daar kruipt al zonlicht in mijn lijst.

.

Advertentie

Als ik een vogeltje was

Clemens Brentano

.

Omdat het alweer even geleden is; tijd voor een liefdesgedicht. In dit geval van de 19e eeuwse Duiste dichter en schrijver uit de Romantiek, Clemens Brentano (pseudoniem van Clemens Brentano Wenzeslaus 1778 – 1842). Brentano, wiens vroege geschriften werden gepubliceerd onder het pseudoniem Maria, behoorde tot de Heidelberg-groep van Duitse romantische schrijvers, en zijn werken worden gekenmerkt door een overdaad aan fantastische beelden en door abrupte, bizarre uitdrukkingsvormen. Zijn eerste gepubliceerde geschrift was ‘Satiren und poetische Spiele’ (1800).

Richard Strauss zette zes gedichten van Brentano in ‘Sechs Lieder , Op. 68’ , in 1918, die ook bekend staan ​​als zijn Brentano Lieder. Naar het werk van Brentano wordt verwezen in Thomas Manns roman ‘Doctor Faustus’. Een cyclus van dertien liederen, gebaseerd op de gedichten van Brentano, wordt in het 21ste hoofdstuk vermeld als een van de belangrijkste vroege werken van de componist.

In 1943 publiceerde Bertus Aafjes de bundel ‘De toverfluit’ met de vertaling van een gedicht van Brentano en zo werd ‘Wenn ich ein Vöglein wär’ ‘Als ik een vogeltje was’.

.

Als ik een vogeltje was

.

Als ik een vogeltje was

En ook twee vleugels had,

Vloog ik u toe;

.

Wijl ik die niet bezit,

Weet ik niet hoe.

.

Ben ik ook ver van u,

‘k Ben in de slaap bij u,

En praat met u;

Doch als ik wakker schrik,

Alleen ben ik…

.

De klok slaat even vaak,

Als ik des nachts ontwaak

En aan u denk,

Omdat gij mij uw hart

Gaaft als geschenk.

.

Poëzie op de begraafplaats

Dichter bij de dood

.

Nu ik medeorganisator ben van het project Dichter bij de dood in Den Haag op de bijzondere oude begraafplaats Oud Eik en Duinen, lees ik ook weer meer over de geschiedenis van deze begraafplaats en van de rituelen rondom begrafenissen in Nederland. En daarbij hou ik altijd een open oog voor de poëzie op en rond de dood en begraafplaatsen.

Zo kwam ik op de website https://geschiedenisvanzuidholland.nl/ een bijzonder aardig artikel tegen van Rita Hulsman. In dit artikel over begraafplaatsen in Zuid Holland is ook een stukje opgenomen over kindersterfte.

Op vrijwel alle begraafplaatsen zijn vakken met kindergraven te vinden. In de 19de eeuw en het begin van de 20ste eeuw was de kindersterfte erg hoog. Op sommige stenen waren hartroerende teksten aangebracht. Op de oude begraafplaats van Waddinxveen ligt een zerk uit 1887 voor een jong meisje met dit vers:

Haar moeders weelde en lieveling
De vreugd en wellust van haar vader
Zij was de paarl in den ring
Die beider harte saam omving
Juweel in de echtelijke krone
En wat er onder ’t ouderdak
Van zegen en van weelde sprak,
Zij was er geur, en glans, en tone.

Ben je geïnteresseerd in begraafplaatsen of wil je een poëziepodium bezoeken op de begraafplaats Oud Eik en Duinen?

Op 19 september 2021, voorafgaand aan de poëziemanifestatie op Allerzielen (2 november) op begraafplaats Oud Eik en Duinen in Den Haag, organiseren Dichter bij de dood en de stichting Ongehoord! een dichterspodium in de oude aula op de begraafplaats. De deelnemende dichters aan Dichter bij de dood op Allerzielen geven op deze middag acte de présence en zullen (naast een gedicht over de dood) vrij eigen werk ten gehore geven. Toegang is gratis, aanvang 14.00 uur tot ca. 16.30 uur. Begraafplaats Oud Eik en Duinen is te vinden op de Laan van Eik en Duinen 40 in Den Haag. Hou de Facebookgroep van Dichter bij de dood in de gaten voor meer informatie https://www.facebook.com/dichterbijdedood/

.

High Flight

John Gillespie Magee

.

Eind vorige eeuw gaf de BBC met haar boeken divisie een aantal dichtbundels uit onder de serie naam ‘The Nation’s Favourite’. Ik schreef al over de Nation’s Favourite Poems https://woutervanheiningen.wordpress.com/2016/08/23/do-not-stand-at-my-grave-and-weep/ The Nation’s Favourite Love poems https://woutervanheiningen.wordpress.com/2016/08/26/after-the-lunch/  en de Nation’s Favourite Comic Poems https://woutervanheiningen.wordpress.com/2020/09/29/koffie-in-de-hemel/  .

Er zijn echter meer delen zoals The Nation’s Favourite Poems of Journeys uit 2000. Opvallend in deze bundeling reisgedichten is het grote aantal gedichten van dichters uit de 19e eeuw en eerder. Beroemde namen zijn vertegenwoordigd, van William Shakespeare, Alfred, lord Tennyson, W.H. Auden en vele anderen.

Ik koos uit deze bundel een gedicht van een wat minder bekende (maar nog steeds beroemde) dichter John Gillespie Magee (1922 – 1941). Hij was de Anglo-Americaanse Royal Canadian Air Force piloot en dichter in de Tweede Wereldoorlog, die het beroemde gedicht ‘High Flight’ schreef. Hij vond de dood bij een onfortuinlijke botsing tussen twee vliegtuigen boven England in 1941.

.

High Flight

.

Oh! I have slipped the surly bonds of Earth
And danced the skies on laughter-silvered wings;
Sunward I’ve climbed, and joined the tumbling mirth
Of sun-split clouds, – and done a hundred things
You have not dreamed of – wheeled and soared and swung
High in the sunlit silence. Hov’ring there,
I’ve chased the shouting wind along, and flung
My eager craft through footless halls of air…

.

Up, up the long, delirious burning blue
I’ve topped the wind-swept heights with easy grace
Where never lark, or ever eagle flew –
And, while with silent, lifting mind I’ve trod
The high untrespassed sanctity of space,
Put out my hand, and touched the face of God.

.

Het is een blijde dag

Gedichten over geluk

.

Hoewel kunstenaars moeten lijden (zo heb ik altijd begrepen, opdat ze hun beste kunst kunnen maken) en dat ongetwijfeld ook geldt voor dichters zijn er gelukkig ook veel dichters die over het geluk hebben geschreven. Nu is het begrip ‘geluk’ voor vele interpretaties vatbaar. Wikipedia zegt dit over geluk:

Geluk (of gelukkig zijn) kan worden omschreven als het tevreden zijn met de huidige levensomstandigheden. Hierbij kunnen er verschillende positieve emoties aanwezig zijn, zoals vreugde, vredigheid, ontspannenheid en vrolijkheid. Gelukkig zijn is het tegengestelde van ongelukkig zijn, wat bestaat uit een gevoel van ontevredenheid en vaak samengaat met depressie, overspannenheid, woede of verdriet.

Twee kanten van de medaille dus. In de bundel ‘Het is een blijde dag’ Romantische dichters over geluk, uit 1986 staan louter gedichten over de vreugdevolle, de ontspannen, vrolijke en vredige kant van de medaille. De romantische dichters schreven hun poëzie in een periode die in de eerste decennia van de 19e eeuw viel. De naam Romantici werd in de 19e eeuw voor het eerst gebezigd door tegenstanders van het genre in Duitsland die het over de nieuwe school van zogenaamde romantici hadden.

De Nederlandse dichters in deze bundel leefden dan ook allemaal in het einde van de 18e en begin tot het einde van de 19e eeuw. Beroemde namen als J.H. Leopold, Frederik van Eeden, Herman Gorter, Guido Gezelle en Jacques Perk zijn vertegenwoordigd. Ik koos voor het gedicht ‘Aan een jonge visser’ van Jacob Israël de Haan (1881 – 1924).

.

Aan een jonge visser

.

Rozen zijn niet zo schoon als uwe wangen,
Tulpen niet als uw blote voeten teer,
En in geen ogen las ik immer meer
Naar vriendschap zulk een mateloos verlangen.

.

Achter ons was de eeuwigheid van de zee,
Boven ons bleekte grijs de eeuwige lucht,
Aan ’t eenzaam strand dwaalden alleen wij twee,
Er was geen ander dan het zeegerucht.

.

Laatste dag samen, ik ging naar mijn Stad.
Gij vaart en vist tevreden, ik dwaal rond
en vind in stad noch stiller landstreek wijk.

.

Ik ben zó moede, ik heb veel liefgehad.
Vergeef mij veel, vraag niet wat ik weerstond,
En bid dat ik nooit voor uw schoon bezwijk.

.

Mens en zee

Charles Baudelaire

.

Afgelopen Pasen was ik onderweg met mijn fiets door de duinen (dat valt officieel onder ‘mijn omgeving’ dus het mocht en het was erg rustig) en aangekomen bij de ingang naar het strand ben ik even afgestapt en naar zee gelopen Ook daar was het rustig. Terug thuis las ik in de dikke bundel ‘Natuur zal kunst nooit blijvend evenaren en las daarin onder andere een gedicht van Charles Baudelaire (1821 – 1867) getiteld ‘Mens en zee’. Voor eenieder die het niet gegeven is naar de zee of het strand te komen dit gedicht dat oorspronkelijk getiteld is ‘L’homme et la Mer’ en dat verscheen in ‘Les fleurs du mal’ en in 2016 in vertaling van Paul Claes verscheen in ‘Zwarte Venus’.

Charles Baudelaire wordt als één van de belangrijkste dichters van de Franse literatuur in de 19e eeuw beschouwd. Hij was journalist, satiricus, kunstcriticus, dichter en schrijver. Doorgaans wordt hij tot de symbolisten gerekend, maar in feite bevindt hij zich op een kruispunt van alle stromingen van die eeuw. Een van de symbolistische trekken van zijn werk is het samensmelten van de vorm en de inhoud. De klanken van zijn gedichten verlopen alle ritmisch en in overeenstemming met wat de inhoud over probeert te brengen.

Er zijn zowel duidelijke elementen uit de romantiek als uit het realisme te vinden, net zo goed als dat de 20e-eeuwse stromingen een doorontwikkeling zijn van zijn werk. Daarnaast wordt hij gezien als een voorloper van het decadentisme. De decadentisten zien kunst als een vrijplaats in een banale wereld. Uiterste schoonheid en zuiverheid moeten worden nagestreefd.

.

Mens en zee

.

U, vrije mens, vereert de zee het allermeest.
Zij is uw spiegelbeeld: u kunt uw ziel ontwaren
In het oneindig deinen van haar zilte baren,
Al even bitter als de afgrond van uw geest.

.

U duikt diep in uw evenbeeld vol zelfbehagen;
Uw oog en arm omvademen het, en uw hart
Vergeet soms het gejammer van zijn eigen smart
In het geluid van haar ontembaar woeste klagen.

.

Steeds zult u beiden even duister en gesloten zijn:
Mens, niemand kan de diepten van uw geest doorgronden;
Zee, niemand heeft de schatten in uw schoot gevonden,
Zo angstvallig bewaart u beiden uw geheim.

.

En desondanks gaat sedert onheuglijke tijden
Uw tweekamp ongenadig en verbeten voort,
Zozeer bent u verknocht aan slachting en aan moord,
Die onverbiddelijk als broers elkaar bestrijden.

.

Dichters in verzet

Shelley en Whitman

.

Bijna 175 jaar geleden zei Percy Bysshe Shelley in zijn “Verdediging van de Poëzie” dat “dichters de niet-erkende wetgevers van de wereld zijn”. In de jaren daarna hebben vele dichters die rol ter harte genomen, tot op de dag van vandaag. Het waren oproerkraaiers en demonstranten, revolutionairen en soms ook opstellers van wetten. Dichters hebben commentaar geleverd op de gebeurtenissen van de dag, hebben stem gegeven aan de onderdrukten, rebellen en voerden campagne voor sociale verandering. Er zijn inmiddels vele klassieke gedichten bekend over protest en revolutie. Percy Bysshe Shelley’s eigen ‘The Masque of Anarchy’ is daarvan een mooi voorbeeld. Omdat het een nogal lang gedicht is (91 verzen van 4 regels elk) plaats ik hier een link naar de volledige tekst http://knarf.english.upenn.edu/PShelley/anarchy.html  zodat je , als je dat wilt, het na kan lezen.

Een andere klassieke dichter die een protestgedicht schreef is Walt Whitman (1819-1892). Whitman begreep hoe belangrijk democratie was en hoe kwetsbaar. In ‘Leaves of Grass’ zijn levenswerk (tijdens zijn leven herschreef hij dit werk, het verscheen in verschillende edities waarbij in de eerste editie 12 gedichten stonden en in de laatste editie meer dan 400!) is het gedicht ‘O a foil’d European Revolutionaire’ uit 1900 opgenomen. Hierin spreekt hij tot de revolutionaire krachten in Europa. Het werk van Whitman werd in de eerste helft van de 20e eeuw geïntroduceerd in de populaire Little Blue Book- serie. Hierin werd het werk van Whitman voor een breder publiek dan ooit tevoren toegankelijk. De Little Blue Book was een serie die socialistische en progressieve standpunten ondersteunde. De publicatie verbond de focus van de dichter op de gewone man en het empowerment van de arbeidersklasse.

.

To a foil’d European Revolutionaire
.
COURAGE yet, my brother or my sister!
Keep on—Liberty is to be subserv’d whatever occurs;
That is nothing that is quell’d by one or two failures, or any num-
ber of failures,
Or by the indifference or ingratitude of the people, or by any
unfaithfulness,
Or the show of the tushes of power, soldiers, cannon, penal statutes.
What we believe in waits latent forever through all the continents,
Invites no one, promises nothing, sits in calmness and light, is
positive and composed, knows no discouragement,
Waiting patiently, waiting its time.
(Not songs of loyalty alone are these,
But songs of insurrection also,
For I am the sworn poet of every dauntless rebel the world over,
And he going with me leaves peace and routine behind him,
And stakes his life to be lost at any moment.)
The battle rages with many a loud alarm and frequent advance
and retreat,
The infidel triumphs, or supposes he triumphs,
The prison, scaffold, garroté, handcuffs, iron necklace and lead-
balls do their work,
The named and unnamed heroes pass to other spheres,
The great speakers and writers are exiled, they lie sick in distant
lands,
The cause is asleep, the strongest throats are choked with their
own blood,
The young men droop their eyelashes toward the ground when
they meet;
But for all this Liberty has not gone out of the place, nor the
infidel enter’d into full possession.
When liberty goes out of a place it is not the first to go, nor the
second or third to go,
It waits for all the rest to go, it is the last.
When there are no more memories of heroes and martyrs,
And when all life and all the souls of men and women are dis-
charged from any part of the earth,
Then only shall liberty or the idea of liberty be discharged from
that part of the earth,
And the infidel come into full possession.
Then courage European revolter, revoltress!
For till all ceases neither must you cease.
I do not know what you are for, (I do not know what I am for
myself, nor what any thing is for,)
But I will search carefully for it even in being foil’d,
In defeat, poverty, misconception, imprisonment—for they too
are great.
Did we think victory great?
So it is—but now it seems to me, when it cannot be help’d, that
defeat is great,
And that death and dismay are great.
.
                                                                                                                                                                  Een van de vele uitvoeringen van ‘Leaves of Grass’.

Childe Harold

De omzwervingen van Jonker Harold

.

Afgelopen week bekeek ik de film ‘The trip to Italy’ een vervolg op de geweldige road movie ‘The trip’ met Steve Coogan en Rob Brydon. In het begin van deze film, waarin ze in de voetstappen treden van de grote Engelse dichters Byron en Shelley, komt in een gesprek het gedicht ‘Childe Harold’s Pilgrimage’ ter sprake. Ik kende het gedicht niet en ben dus eens op onderzoek uit gegaan.

In 1812 verschijnt van de hand van George Gordon, Lord Byron (1788 – 1824) een lang verhalend gedicht getiteld ‘Childe Harolds Pilgrimage’. Het gedicht is geschreven in de versvorm die door Edmund Spenser werd geïntroduceerd in diens gedicht ‘The Faerie Queene’. Deze naar hem genoemde versvorm (Spenserian stanza) werd na zijn dood niet meer gebruikt, tot hij in de 19e eeuw werd herontdekt door onder meer Lord Byron, Keats, Shelley en Scott. In deze versvorm bestaat elk couplet uit negen regels, de eerste acht daarvan zijn jambische pentameters, de laatste regel is een alexandrijn. Het rijmschema is “ababbcbcc.”.

‘Childe Harold’s is een melancholieke en romantische jongeman, die na een losbandig leven afleiding zoekt in buitenlandse reizen. Hij beschrijft die reizen door het Middellandse Zeegebied, bezoekt romantische plekken en diverse ruïnes en verbindt hieraan overpeinzingen over het verleden. In totaal beschrijft Lord Byron in vier canto’s de reis van de hoofdpersoon door landen als Portugal, Spanje, Albanië, Griekenland maar ook België (de slag bij Waterloo), Duitsland, het Alpengebied en tot slot Italië (een reis van Venetië naar Rome).

In 2009 werd ‘Childe Harold’s Pilgrimage’ vertaald door Ike Cialona en zij gaf dit verhalende gedicht de titel ‘De omzwervingen van Jonker Harold’ mee. Uit deze editie een strofe waarin de hoofdpersoon het slagveld bij waterloo bezoekt.

.

’t Ardenner woud wuift met zijn loof, bedauwd
Door tranen die Natuur hier heeft gestort.
Het rouwt – als iets dat onbezield is rouwt –
Om elke krijger, ach! die binnenkort
Vertrapt zal zijn zoals het gras nu wordt
Geplet door hem, die niet meer op zal staan.
Het gras herleeft en zal deze cohort,
Die vurig hoopt de vijand te verslaan,
Bedekken wanneer zij tot stof zal zijn vergaan.

.

Hoe zich een dichter troost

P.A. de Génestet

.

Petrus Augustus de Génestet (1829 – 1861) was een Nederlands dichter en theoloog. De Génestet had een kort en verdrietig leven. In 1852 werd hij predikant maar in 1859 stierven zowel zijn vrouw als éen van zijn vier kinderen aan Tuberculose en moest hij zelf ontslag nemen als dominee wegens zijn zwakke gezondheid. Twee jaar later, in 1861, overleed hij zelf aan Tuberculose.

Door zijn humoristische en ontroerende gedichten was de Génestet erg populair.  Zijn poëzie was toegankelijk voor een breed publiek. Maar ook godsdienst was een belangrijk thema in zijn gedichten. De Génestet was vrijzinnig-protestant, maar hij neemt even scherp stelling tegen de oppervlakkige vrijzinnigheid als tegen de steile onverdraagzaamheid. Samen met Nicolaas Beets wordt hij gezien als een deel van de Nederlandse navolging van het Byronisme (aanduiding van de navolging in de romantische literatuur van de eerste helft van de 19e eeuw van het werk van de Engelse dichter Lord G.G. Byron (1788-1824), die met zijn individualistische vrijheidsidealen, zijn gevoelens van melancholie over de onvervulbaarheid van het ideaal, zijn heldendom, wanhoop en cynisme, talloze West-Europese bewonderaars en navolgers kende).

De Génestet heeft in zijn korte leven toch nog heel wat gedichten geschreven die na zijn dood zijn gepubliceerd in ‘Dichtwerken’. Later werden zijn gedichten ook uitgegeven door N.V. Wereldbibliotheek en mijn (tweede) druk uit 1934 heeft als titel P.A. de Génestet, Complete Gedichten’. Uit deze bundel het gedicht ‘Hoe zich een dichter troost’.

.

Hoe zich een dichter troost

                                           Probatum est

Geen goud heeft ooit mijn oog getrokken

Dan ’t zijden goud van maagdelokken,

Dan ’t purpren goud van d’avondstond;

Dan, rijke Muze dezer dalen,

Aurora met den krans van stralen!

De gouden rozen in uw mond;

Dan ’t bruine goud der beukeblaêren,

Het blonde goud der ruischende aren,

Het maatgeluid van gouden snaren;

Dan ’t heilig goud, dat Liefde en Echt

Door ’s Bruigoms witbesneeuwde haren

In groene mirtekransen vlecht,

Of – op des voorjaars milde wegen

De stromen van den gouden regen.

.

Het land

P.A. de Génestet

.

Van mijn moeder kreeg ik een oud poëziebundeltje van P.A. de Genestet uit 1921. De Volledige dichtwerken in de Cohen editie met illustraties van C.P. Tiele. De naam de Genestet kende ik wel (van de naar hem genoemde straat) maar zijn werk kende ik niet.

Petrus Augustus de Génestet ( 1829 –  1861) was een Nederlands dichter en theoloog. De Génestet was populair, wat vooral te danken was aan zijn humoristische en ontroerende gedichten die toegankelijk zijn voor een breed publiek. Maar ook godsdienst was een belangrijk thema in zijn gedichten. De Génestet was vrijzinnig-protestant, maar hij neemt even scherp stelling tegen de oppervlakkige vrijzinnigheid als tegen de steile onverdraagzaamheid. Samen met Nicolaas Beets wordt hij gezien als een deel van de Nederlandse navolging van het Byronisme.

In zijn korte leven – De Génestet werd slechts 31 – heeft hij slechts een beperkt aantal gedichten kunnen schrijven. Deze werden na zijn dood gebundeld uitgeven onder de titel “Dichtwerken”.

Uit deze opmerkelijk goed leesbare bundel het gedicht ‘Het land’.

.

Het land

.

Zijn fijnst sigaartje smaakt hem niet,

Zijn knappend vuurtje blaakt hem niet,

Zijn zoetlief meisje raakt hem niet!

Zijn vrienden, o genaakt hem niet!

Zijn baardje zelfs vermaakt hem niet,

De stumpert heeft zoo’n groot verdriet…

En wat? – Nu juist, dat weet hij niet!

.

%d bloggers liken dit: