Site-archief
Herman de Coninck
Lieveling
.
In mijn boekenkast staat al jaren een prachtig boek waaruit ik al vele malen iets heb gedeeld. Het betreft hier ‘De gedichten’ van één van mijn favoriete dichters aller tijden Herman de Coninck uit 2014. . Nadat deze bundel en het werk van de Coninck (1944 – 1997) in mijn leven kwam heb ik maandenlang elke zondag een gedicht van hem gedeeld als dichter van de maand omdat ik de taal en de poëzie van de Coninck zo wonderschoon vind.
Inmiddels is het alweer even geleden dat ik voor het laatst iets over Herman schreef of van hem deelde en daar komt vandaag verandering in. In de bundel lezend kwam ik het gedicht zonder titel tegen dat oorspronkelijk verscheen in de bundel ‘De lenige liefde’ zijn debuutbundel uit 1966. Omdat het hier weer zo’n sprankelend en lief gedicht betreft vind ik dat ik, zeker in deze tijden van crisis, waarin iedereen wel een beetje liefde en iets moois verdient, dit hier vandaag met jullie moet delen.
.
middenin de vlakte van juli
kwam ik je tegen. ik woon hier, zei je.
ik keek naar de bloemen. ja, dat zie ik, zei ik.
.
je was lenig; en je woorden waren zo
doorschijnend, ik kon je er helemaal
door zien.
en daar lag ik al in het gras
en wat hield ik in mijn hand?
een oortje, waarin ik het lange woord
‘Lieveling’ uitgoot, zonder morsen.
.
Kroondomeinen
Koningsdag 2022
.
Omdat het vandaag Koningsdag is dacht ik; ik zoek een bijpassend gedicht bij deze dag. Nu is dat makkelijker gezegd dan gedaan. Vind maar eens een gedicht over een koning. Die zijn er hoor, ik maak me geen illusies, maar al zoekende kwam ik in ‘Verzamelde gedichten’ van Gerrit Achterberg uit 1984 het gedicht ‘Kroondomeinen’ tegen. Nu weet ik dat de koning wat gedoe had met de kroondomeinen bij het Loo (om subsidie te krijgen voor het onderhoud moet hij de domeinen open stellen voor publiek en dat wil hij niet omdat hij er liever jaagt zonder gestoord te worden).
Het gedicht van Achterberg stipt onderdelen van bovenstaande verassend genoeg aan en het gedicht komt oorspronkelijk uit zijn bundel ‘Spel van de wilde jacht’ uit 1957. ‘Spel van de wilde jacht’ is waarschijnlijk de bekendste, maar zeker de lichtste en meest humoristische bundel van Gerrit Achterberg. Hij had een regeringsopdracht aangenomen om een bundel te schrijven met een folkloristisch onderwerp; dat werd de wilde jager, een soort vliegende Hollander aan wal. Als stramien koos hij het toneelstuk (zo zijn er drie bedrijven), waarbinnen hij het folkloristische combineerde met zijn eigen gestorven geliefde-thema.
.
Kroondomeinen
.
Plotsklaps de ware liefde
Wim Hofman
.
Afgelopen zaterdag stond er in de boekenbijlage van de Volkskrant een uitgebreid artikel over Wim Hofman naar aanleiding van het gegeven dat hij op tachtigjarige leeftijd de winnaar is van de Zeeuwse Boekenprijs voor zijn verhalenbundel ‘We vertrekken voordat het licht is’ uit 2021 dat tegelijk verscheen met een bloemlezing uit zijn poëzie ‘Er is altijd wel iemand’. De Zeeuwse Boekenprijs wordt sinds 2003 jaarlijks uitgereikt aan het volgens een jury beste boek over een Zeeuws onderwerp of van een auteur met een Zeeuwse achtergrond en is een initiatief van de Zeeuwse Bibliotheek en het Zeeuws Tijdschrift.
Wim Hofman (1941) schrijft proza en poëzie voor volwassenen en kinderen en is illustrator en beeldend kunstenaar. De zee en de (Zeeuwse) natuur nemen een belangrijke plaats in, in zijn brede oeuvre. Wim Hofman debuteerde als dichter in 2003 met de bundel ‘Wat we hadden en wat niet’, in 2005 gevolgd door ‘Na de storm’. In 2009 verschijnt de bundel ‘Op zekere dag ziet u plotsklaps de ware liefde’. Deze bundel heeft de liefde als thema in de breedste zin des woords. Niet alleen de liefde voor een ander maar ook de liefde voor de zee, voor het leven en, zoals in onderstaand prozagedicht, voor een steen. En omdat dit gedicht een verwijzing heeft naar één van mijn favoriete dichters E.E. Cummings deel ik dat gedicht hier graag met jullie.
Hofman won talrijke prijzen voor zijn werk. In 1991 ontving hij de Theo Thijssenprijs, in 2001 de Zeeuwse Prijs voor Kunst en Wetenschap, maar ook de Gouden Penseel voor Aap en beer, in 1984 (naast verschillende andere gouden en zilveren griffels en penselen).
.
Lievelingssteen
it’s always ourselves we find in the sea
e.e. cummings
Toen was ik nog jong en bezonnen en de zon scheen overal op en hij liet mij alles zien. Kijk, zei hij, dit is dit, dat is dat. Op het dak blink ik, een haan bezorg ik een vuurrood spookoog. Langs de weg groeiden toen brandnetels, braambossen, dwaalkruid. In het dorre gras bij de kromme boom lag rot sponzig fruit met de geur van zure cider en het venijnige gezoem van zwartgeel gestreepte wespen. Stof wolkte op, dorre bladeren maakten een rondedansje. De wind deed toen, lang geleden god na en de wolken bootsten alles na en werden daarom door de boze wind gestraft. De regen, hard begonnen, zocht uiteindelijk zoetjes de goot. Het water maakte van die gevoelige en droevige geluidjes en de regenboog stond wel drieduizend meter hoog, boven de zee. Bij de slordige vloedlijn een stuk hout met letters, geheimtaal, een vloek.
Dat moest terug vanwaar het kwam. Alles moest terug, de golven in, de plank, de arme, vierarmige zeester, de vieze vis, de werkschoen vol zand.
Ze begonnen met duidelijke tegenzin aan een onduidelijke tocht. Mocht alleen met mij mee een zwarte steen, koud en nat en rond, hij vulde precies mijn hand.
.
Whatsappgedicht
Sylvie Marie
.
In het meest recente nummer van Deus Ex Machina (177) staat een bijzonder en nieuw fenomeen. Naast de door algoritmen gestuurde flarfgedichten staat er ook een Whatsappgedicht. In dit geval geschreven door Sylvie Marie (1984). Sylvie Marie debuteerde in 2013 met de bundel ‘Speler X’ waarna nog vier dichtbundels volgden.
Maar in Deus Ex Machina dus een Whatsappgedicht wat in feite een nieuwe vorm van een readymade is. Het gedicht kwam tevoorschijn in Whatsapp. Sylvie Marie hoefde daarvoor slechts de woordsuggesties te volgen. Alleen het eerste woord koos ze zelf: Een. Voor het vervolg kon ze telkens een keuze maken uit drie door de app zelf aangereikte woorden. Er werd niets aan de tekst gewijzigd, ook geen hoofdletters. Voor de leesbaarheid zijn wel enkele enters en witregels toegevoegd.
Je weet nu hoe het moet, dus maak er zelf eentje zou ik zeggen. Hier is haar Whatsappgedicht.
.
Een gezicht omzwachteld
Tot gedicht
.
Natte klei vol vingervegen
Zo zijn ook mijn gedachten
Over jou
Nog niet af
En best wel een zootje
.
Het water aan elkaar gekleefd
Knisperende ritselgolven rollen
Over mij heen
Zwaar zand word ik
Tenen persen zich een weg naar beneden
.
De wolken zijn slagroom
De wereld is een toetje
Het heelal een patisserie
.
Niet de macht over de nacht zal de mens uiteindelijk troosten
Wel het besef van zijn lach overdag
.
Mijn zoon kan een tijger zijn.
En nog moeilijk af te wassen ook
.
Op de trein terug naar de bomen
schudden wuiven dansen
en ik vraag me af of er wel twee soorten perfectie kunnen bestaan
ik vrees dat ik moet doorwandelen
de kast heeft geen deur
het hart is van de kast
en alleen van de kast
.
Gedichten voor mannen
Kwukel
.
De gedichten in deze bloemlezing illustreren de stadia van een mannenleven. dat lees ik achterop de bundel ‘Gedichten voor mannen’ uit 2014. Meteen denk ik dat de titel verkeerd gekozen is, het zou moeten zijn ‘Gedichten over mannen’ maar dat is het dus niet. Dat is ook meteen mijn enige bezwaar tegen deze bloemlezing over de eerste verliefdheid, de eerste keer, voetbal en hechte vriendschappen, relaties en ontrouw, vaderschap, ouder worden en de dood.
Samenstellers Chrétien Breukers en Dieuwertje Mertens hebben voor uitgeverij Marmer een aardig overzicht opgesteld van gedichten over allerlei zaken rondom het man zijn. Overigens is er ook een uitgave van diezelfde uitgeverij met de (misleidende) titel ‘Gedichten voor vrouwen’ En denk nu niet dat in de bundel ‘Gedichten voor mannen’ louter mannelijke dichters zijn vertegenwoordigd, er staan ook volop gedichten van vrouwelijke dichters in.
Ik koos in dit geval wel voor een gedicht van een mannelijke dichter en wel voor het gedicht ‘Kwukel’ van Jaap Robben (1984) uit zijn bundel ‘Als iemand ooit mijn botjes vindt’ uit 2012.
.
Kwukel
.
Ik ben niet bijzonder,
daar ben ik aan gewend.
.
Ik kan geen truc
die niemand kent.
.
In de stilte van mijn hoofd
bewaar ik geen geheim
dat mij de moeite maakt.
.
Voor mij bestaat zelfs geen recept
omdat mijn vlees naar lucht en water smaakt.
.
Misschien moet ik maar hopen
dat een mensenhand na duizend jaar
een paar botjes van me vindt en zegt:
‘Ik weet niet wat het is geweest,
maar dit was zo te zien
een heel bijzonder beest.’
.
Nummer 9
MUGzine
.
In september komt alweer de 9e editie van MUGzine uit, het kleinste maar allerleukste poëziemagazine van Nederland en Vlaanderen met opnieuw hoogwaardige poëzie en interessante illustraties. We kunnen al een paar namen noemen van dichters die met hun poëzie in nummer 9 vertegenwoordigd zullen zijn. Dat zijn uit Vlaanderen de dichter Mark van Tongele en uit Rotterdam de dichter Anouk Smies. Andere namen volgen snel. Uiteraard staat er in #9 een gloednieuwe Luule.
Zoals je misschien al weet is MUGzine gratis digitaal te lezen via https://mugzines.nl/ maar maken we voor de liefhebbers ook een papieren editie. Van elke editie worden 100 exemplaren op papier gedrukt. Als je deze wilt ontvangen via de post kun je donateur worden. Vanaf € 20,- per jaar ontvang je alle 5 de nummers van 2021.
MUGzine is een samenwerking van https://poetryaffairs.nl/, https://mugbookpublishing.wordpress.com/ en BRRT.Graphic.Design.
Om je alvast warm te maken voor het nieuwe nummer hier een gedicht van de Vlaamse dichter Mark van Tongele (1956). Deze Vlaamse dichter uit Mechelen moest zijn studie geneeskunde afbreken door een zwaar ongeluk waardoor hij tijdelijk in coma lag. Van Tongele kiest na zijn herstel voor de poëzie en schrijft in december 1984 in een ‘Open brief aan een dichter’ (in het tijdschrift Yang) over digitale poëzie in een maatschappij die beheerst zou worden door de nieuwe technologie. Hij had dus al een vooruitziende blik in een tijdvak waarin de hele digitalisering nog moest beginnen.
In 1980 debuteert hij met de bundel ‘Over leven en dood’ waarna nog vele bundels zullen volgen.
In een interview in Poëziekrant (juli-augustus 2018) zegt hij zelf over zijn poëzie: “Voor mij maakt elke bundel deel uit van mijn ‘symfonie’: motieven allerlei duiken telkens opnieuw overal op in mijn werk. Meer dan het inhoudelijke gaat het om de klank en het ritme van woorden, regels, gedichten, bundels. Het is een spel, leuk omdat er niets moet, alles mag, een poging tot het neutraliseren van de zwaartekracht, o de dood, maar ook de zon, het licht, blij zijn hart en geest vrijmaken.”
Uit zijn bundel ‘Lichtspraak’ uit 2008 komt het gedicht ‘Een tongeldoosje’.
.
Een tongeldoosje
.
Openluchting: vanille-
bloesem, flammé, ja-
woorden, doodsrookver-
drijvers, moedersuiker,
hagelslag en muisjes,
stofgoud, gloeikous,
springzaad, zeejoechee,
levantijnen en sta-oppers,
sterrenzilverrichellopers,
wolkenspiegels, wimpelheil,
engelkruid en toverschijn,
vervoering, mer à boire,
château-neuf-du-mark


De oude mannen
Vasalis
.
Aangezien ik niet meer tot de jongste generaties behoor noemen mijn kinderen mij graag oude man. Mijn vrienden, leeftijdsgenoten, hebben die term samen met mij omarmd want waarom ontkennen wat nu eenmaal zo is. Oude mannen als kracht. Tot ik het gedicht ‘De oude mannen’ van M. Vasalis (1909 – 1998) las in haar bundel ‘Vergezichten en gezichten’ uit 1954 (mijn exemplaar is uit 1984). Toen realiseerde ik me dat er vele tinten grijs zitten in het begrip oud. Dit ging om echte oude mannen, mannen zoals mijn vader en opa’s. Oude mannen zoals wij ook ooit gaan worden, maar nog niet zijn.
.
De oude mannen
.
Ik kwam twee oude mannen tegen
met dunne halzen en met haperende voet.
Ik zag de hitte op hun maagre schouders wegen,
zij liepen krom, maar met hun hoofden opgeheven,
zo ingespannen en verwonderd als een zuigling doet,
ik zag hun bleke onderlippen beven,
zij keken zacht en zinneloos en goed.
.
Het waren oude kinderen geworden
op weg naar huis, waar geen moeder wacht,
eens blinkenden, maar nu verdorden
en stromplend naar hun laatste nacht.
En plots begon het hele park te beven,
bomen en blaadren golfden in een warme vloed
van tranen, die binnen mijn ogen bleven,
wijl men om het bestaan niet wenen moet.
.
Elegie
Maurice Gilliams
.
De Vlaamse dichter Maurice Guillaume Rosalie Gilliams (1900 – 1982) debuteerde op 17 jarige leeftijd met gedichten en proza onder de naam Floris van Merckem, een pseudoniem dat hij later introk. Hij schreef zowel proza als poëzie en brak op 36-jarige leeftijd door met zijn sterk autobiografische roman ‘Elias of het gevecht met de nachtegalen’. Gilliams schreef altijd autobiografisch, meestal over zijn mislukte huwelijk en over zijn verloren jeugd ( Gilliams trouwde in 1935 met Gabriëlle Baelemans maar ze leefden vrij vlug daarna gescheiden. Van een echtscheiding kwam het echter door weerstand van Gabriëlle pas 41 jaar later in 1976).
Als dichter en schrijver ontving hij de Constantijn Huygensprijs (1969), de Driejaarlijkse Staatsprijs (1972) en de Prijs der Nederlandendse Lettren (1980). In dat laatste jaar werd hij ook benoemd tot doctor honoris vausa aan de universiteit van Gent. Na zijn dood in 1982 werd de Maurice Gilliamsprijs in het leven geroepen. Hoewel in Vlaanderen nog steeds een bekende naam raakt deze dichter langzaam in de vergetelheid ondanks het feit dat hij in veel bloemlezingen wordt en is opgenomen.
Uit de bundel ‘Vita brevis’ Verzameld werk uit 1984 komt het gedicht ‘Elegie’.
.
Elegie
.
Zolang op het land.
Roken en door ’t venster staren:
linden voor de gevel,
trage knapen gaan voorbij.
.
Zomeravond op de velden
en de verre treinen kan men horen.
Grachten die naar heimwee smaken,
vergezichten, klokken die mij plagen
komen ’t hart zijn honing roven.
En de dorpen die ik door wil trekken,
waar de bruiden wonen,
waar de boten varen op de stromen,
roepen mij in ’t dalend donker:
in het koren staat een huis.
.
Maar ik sta hier voor het venster
van een boerenkamer
waar een stoel de stilte tekent
en de bloemen bruin verwelken
in een glas groen water.
.
Aan de fontein
J. Slauerhoff
.
In 1930 verscheen voor het eerst de bundel ‘Saturnus’ van Slauerhoff. Dit is de vermeerderde herdruk van ‘Clair-obscur’ een bundel uit 1927. Tenminste dit staat voorin het exemplaar dat ik heb uit 1984. Achterin diezelfde bundel wordt van 1929 gesproken en op Wikipedia staat 1926. Ik vaar in deze op de gegevens van dbnl.org https://www.dbnl.org/titels/titel.php?id=slau001clai01
De gedichten die zijn toegevoegd (en waarmee ‘Clair-Obscur’ dus is vermeerderd) stmmen uit diezelfde periode namelijk 1924-1926. In de bundel ‘Saturnus’staan gedichten van Slauerhoff (1898 – 1936) waaruit een grote belangstelling van de dichter voor het verleden doorklinkt alsmede voor Franse invloeden (Baudelaire, Villon, Verlaine). Naast deze gedichten staan er ‘landelijke gedichten’ in de bundel waaronder het drieluik gedicht ‘Landelijke liefde’ dat in 1927 de poëzieprijs van de stad Amsterdam kreeg. Een poëzieprijs die slechts twee keer (1925 en 1927) aan in totaal 7 dichters met een gedicht is toegekend. Naast Slauerhoff waren dat in 1927 A. Roland Holst, Hendrik Marsman en Jan Greshoff.
Uit de gedichten in deze bundel koos ik het sonnet ‘Aan de fontein’ een gedicht zoals ze heden ten dage niet meer gemaakt worden.
.
Aan de fontein
.
Zij spant haar boezem, achteroverhellend.
Een dubble straal ontspringt de borstkoralen
En valt, uiteengespreide bogen welvend,
Doeltreffend in de ontvangende bokalen.
.
Over wier randen witte kransen wellen.
Er onder zit een nymph bij het ovale
Bassin de droppen – één moment opalen! –
Aandachtig door haar holle hand te tellen.
.
Over haar beeld, in donker water deinend,
Tintlen goudvisschen, roode gloed rondschijnend,
Als diepgezonken vonken van de zon.
.
Stil onder ’t looverruischen, droppelklaatren,
’t Hoofd hoog als overzag ze verre waatren.
Zit de godin bij haar beperkte bron.
.