De term wordt dan ook heel vaak gebruikt als synoniem voor heel moeilijke poëzie ( die niet perse hermetisch is in de letterlijke zin). In de 20e-eeuwse Italiaanse literatuur wordt de stroming van het ‘ermetismo’ onderscheiden, waartoe belangrijke dichters behoorden als Guiseppe Ungaretti (1888-1970), Eugenio Montale (1896-1981) en Salvatore Quasimodo (1901-1968). Hermetische poëzie werd in Nederland o.a. geschreven door Gerrit Kouwenaar (1923-2014) en Hans Faverey (1934-1990). De bekendste hermetische dichter uit het buitenland is de Franse dichter Stéphane Mallarmé (1842-1898), die tot de stroming van het symbolisme behoorde.
Site-archief
Grootmoeder
Dubbel-gedicht
.
Vandaag in het Dubbel-gedicht twee gedichten over grootmoeders of oma’s. In deze twee gedichten is heel goed het verschil te lezen tussen hoe er naar een oma werd gekeken rond 1900 en hoe dat was rond het einde van de 20ste eeuw.
Het eerste gedicht is van de Vlaamse dichter Virginie Loveling (1863 – 1923). Virginie Loveling debuteerde, samen met haar twee jaar oudere zuster Rosalie, met realistische, observerende gedichten, die een sentimentele ondertoon hadden. Na Rosalies vroegtijdige overlijden in 1875 schreef ze in hoofdzaak novellen en romans in een vrij sobere en realistische stijl. Het gedicht van Loveling is getiteld ‘Grootmoeders portret’ en komt uit ‘Ik ben genoemd Meisje en Vrouw’ 500 gedichten over de vrouw uit de Nederlandstalige Letterkunde, samengesteld door Christine D’haen uit 1980.
Het tweede gedicht in dit Dubbel-gedicht over grootmoeders en oma’s is van Willem Wilmink (1936 – 2003). Het gedicht of eigenlijk de liedtekst is getiteld ‘Oma’s’ en ik nam het uit ‘Willem Wilmink verzamelde liedjes en gedichten’. De tekst is van het nummer ‘Oma’s van de CD ‘Loodzware tassen’ uit 2005.
.
Grootmoeders portret
.
In grootmoeders kamer daar hangt het beeld
uit hare kinderjaren:
Een lachend mondje, peerlenoog
En bruine kroezelharen
.
De kinderen stonden en staarden ’t aan,
En ’t zeî aan het ander:
”Och, waar’ dat schoone kindje hier,
Wij speelden met malkander!”
.
En de oude in haar leunstoel met bril en toer,
Keek op bij deze rede:
”Wie zou dat schoone kindje zijn?…
Gij speelt er altijd mede”.
.
Oma’s
.
Kinderen! Mijn oma komt
en ze blijft wel zeven dagen
en dan is het altijd feest
en ik kan haar alles vragen,
alles wat ik lekker vind,
-Ze verwent je, lieve kind.
.
En mijn oma heeft een brede hoed
en daar kom ik mee naar beneden
en mijn oma lacht erom,
want ze houdt wel van verkleden,
ze vindt mij zo’n leuke vent.
-Omdat oma jou verwent.
.
Oma neemt van alles mee
wat ik heel goed kan gebruiken.
Ze heeft snoepjes in haar tas
die naar odeklonje ruiken,
ze heeft lolly’s en kaneel.
-Ze verwent je veel te veel.
.
Spook en reus en toverheks,
daar kan oma van vertellen
en ze geeft me veel patat
en ze geeft me frikandellen
met een lekkere vette smaak.
-Ze verwent je veel te vaak.
.
Nooit praat oma erdoorheen
als ik ooit een keer wil praten,
Na het eten moet ze vaak
hele kleine windjes laten,
rikketikketikketik.
-Ze bederft je dat vind ik.
.
Liedjes
Dubbel-gedicht
.
Vandaag als dubbel-gedicht twee gedichten die het lied of de chanson als onderwerp hebben. De een is triest lied en de ander een slaapliedje.
Het eerste gedicht is ‘Chanson triste’ van Pierre Kemp (1886 – 1967) dat oorspronkelijk verscheen in het tijdschrift ‘Roeping’ uit 1955. Dit katholieke literaire tijdschrift werd opgericht in 1922, door dr. H. W. E. Moller. Moller was een letterkundige die de R.K. Leergangen in Tilburg had opgericht, voorloper van de Katholieke Universiteit Brabant.
Het tweede gedicht ‘Slaapliedje’ is van Gerrit Kouwenaar (1923 – 2014) dat verscheen in ‘De Nieuwe Stem’ uit 1954, een tijdschrift met proza, non-fictie en poëzie, dat verscheen tussen 1946 en 1967. Beide gedichten werden opgenomen in ‘Erts’ een bloemlezing uit de poëzie van heden, samengesteld en ingeleid door Bert Voeten uit 1955.
.
Chanson triste
.
Daar ga ik weer met die trechter
kunnen mijn ogen geen bruiden meer zien.
.
Slaapliedje
.
Of wij nu links of rechts zijn
wij gaan slapen
omdat wij moe zijn
.
ook het koper der trompetten
alsof het goud was
van voor de ijstijd
.
de stemmen van hoog tot laag
worden van twijfel vochtig rose
.
de ogen voorspellen het einde
en slaan de nacht aan zichzelf
.
de wereld staat eenzaam buiten
wij hebben veel mensen vermoord
om de mens met de mens te bewijzen –
.
Gerrit Kouwenaar
Hermetische poëzie
.
Hermetische poëzie is voor de meeste mensen iets ongrijpbaars. Ik ken poëzielezers die zeer bedreven zijn in het lezen en interpreteren van poëzie maar niet aan hermetische poëzie beginnen omdat men er niks mee kan, of omdat men er geen betekenis in kan vinden. Wat is hermetische poëzie nou eigenlijk? Letterlijk betekent het: gesloten poëzie. Gedichten die zo weinig naar iets buiten zichzelf verwijzen (behalve soms naar het overige werk van de auteur), dat ze bijna ontoegankelijk voor de lezer zijn.
lopend in het steenslag
.
Clowns
Dubbelgedicht
.
Wanneer je poëziebundels leest kom je regelmatig gedichten tegen met dezelfde titel. Deze gedichten kunnen echter uit totaal verschillende tijden komen, in verschillende stijl zijn geschreven en heel verschillend zijn van inhoud of betekenis. Juist omdat een vergelijking tussen gedichten met dezelfde titel zo interessant is, is er de categorie Dubbel-gedichten.
Een nieuw voorbeeld van een dubbelgedicht zijn de onderstaande twee gedichten over clowns. Het eerste gedicht ‘Clowns’ is van de Tsjechische dichter Miroslav Holub (1923 – 1998) in een vertaling van Jana Beranová uit de bundel ‘Machine van woorden’ uit 1985.
Het tweede gedicht met de titel ‘Clown’ is van de dichter Martinus Nijhoff (1894 – 1953) genomen uit de bundel ‘Verzamelde gedichten’ uit 1975 maar voor het eerst gepubliceerd in de bundel ‘De wandelaar’ in 1916.
.
Clowns
.
Waar gaan de clowns naar toe?
.
Wat eten de clowns?
.
Waar slapen de clowns?
.
Wat doen de clowns,
wanneer niemand,
maar dan ook niemand meer lacht,
.
mamma?
.
.
Clown
.
Met blauw-papierenpijlen op mijn wangen
En op mijn hoofd een gele ster geplakt,
Blijf ik, terwijl een aap mijn handen pakt,
Onderste-boven aan een rekstok hangen.
.
Mijn meester wil de wereld vroolijk maken,
– ‘Satans Apostel’ noemt mij ’t aanplakbord –
En ’t volk, een optocht gekke pelgrims, wordt
Hierheen gestuurd, en ik moet het vermaken.
.
Het lacht om alles wat mijn waanzin doet,
Ik speel voor hond, voor mensch, voor olifant:
Ik blaf, ik schreeuw, ik daver met mijn snuit-
.
Laat in den nacht stroomt het de tent weer uit:
Ik leun op ’t plein, waar de lantaarn brandt,
Tegen den paal, en keur mijn daden goed.
.
poème, lancôme
Gerrit Kouwenaar
.
Sommige gedichtenbundels zijn alleen door hun uiterlijke verschijningsvorm al een plezier om in handen te hebben. Door de aandacht die gegeven is aan het ontwerp, de papiersoort, de grafische vormgeving van de omslag is zo’n bundel dan al gelukt. Als dan ook de inhoud nog eens van een hoge kwaliteit is dan kunnen we spreken van een prachtbundel.
De bundel ‘Totaal witte kamer’ uit 2002 van Gerrit Kouwenaar (1923 – 2014) is zo’n bundel. Slechts 48 pagina’s maar elke pagina is de moeite waard. Het viel dan ook niet mee om een gedicht te kiezen uit deze bundel. Omdat de vakantieperiode er weer aankomt en omdat veel buitenland nog niet bereikbaar is koos ik voor het gedicht ‘poème lancôme’.
.
poème, lancôme
.
Het nalaten, het vergetene, de dingen
die sprakeloos prijsgeven, het inzichtige
het voortvluchtige, het geblevene
.
terwijl het gedicht zich besterft en herleest
men zich doorziet door het glas van zijn geest
geurt het volmaakte onterft in zijn leegte
.
nu moet men ontginnen met mondjevol ogen
zich tellen, halveren in naschrift vervliegen
verbleken in daglicht, in lijfgoed verteren
.
opdat men zich nalaat, al dunner al minder
uitwendig het tijdstip, opdat men zich wegdoet
in aangetast eten, de taalkunde aflaat-
.
Verre reis
Maarten Mourik
.
Van diplomaat, publicist en dichter Maarten Mourik (1923 – 2002) werd in 2003 de bundel ‘Sluitingstijd’ gepubliceerd waarin het volgende vakantiegedicht staat te lezen getiteld ‘Verre reis’. Een verre reis die dit jaar denk ik heel veel mensen zullen maken.
.
Verre reis
.
Hangmat tussen dennen,
hommel zoemt om canna’s,
muggen dansen rond oleander,
vliegtuigsporen tegen hardblauwe lucht,
witte vlinder
op bougainvilla,
tortels koeren
in wuivende toppen
als in Luxor’s tuinen,
bleke sikkel van late maan:
zomaar een
verre reis
in eigen tuin.
.
Het zingend hart
Gerard Reve
.
Hoewel hij door de meeste mensen eigenlijk alleen maar als schrijver van romans, brieven en verhalen is gekend, schreef Gerard Reve (1923 – 2006) ook gedichten. Sterker nog, zijn debuut in 1940 was met de dichtbundel ‘Terugkeer’ die hij in eigen beheer uitgaf in een oplage van 50 stuks. Overigens werd pas in de jaren ’80 van de vorige eeuw officieel dat dit zijn debuut was toen er een authentiek exemplaar werd gevonden. In 1993 werd in opdracht van Gerard Reve deze bundel in een oplage van 500 stuks herdrukt en door hem gesigneerd. Dat Reve ook gedichten schreef is ook weer niet zo vreemd, hij was van 1948 tot 1959 getrouwd met de dichter Hanny Michaelis.
Toch is het aantal gedichten van zijn hand klein, helemaal ten opzichte van al zijn prozawerk. Zo publiceerde hij in 1965 ‘Zes gedichten’, in 1979 ‘Een eigen huis’ (gedichten, toespraken en verhalen), in 1984 ‘Schoon schip’ (verhalen, gedichten en artikelen uit de periode 1945-1984, ‘Verzamelde gedichten’ uit 1987 en ‘Het zingend hart’ een uitgave uit 1973 en in 2003 opnieuw uitgegeven in De Grote Lijsters met 35 gedichten. Een klein oeuvre binnen zijn enorm grote oeuvre als schrijver.
In de bundel ‘Het zingend hart’ zijn gedichten opgenomen die Reve schreef in de jaren ’60 en ’70 met een gedicht ‘Kennis’ dat uit de jaren ’80 stamt en eerder verschenen in ‘Een eigen huis’ en ‘Het zingend hart’.
In de gedichten vele verwijzingen naar het Rooms Katholieke geloof waartoe Reve zich in 1966 bekeerde maar ook altijd die tegendraadse stem die hem als schrijver zo kenmerkte. Zoals in het gedicht ‘Gedicht voor mijn 47ste verjaardag’ uit 1970.
.
Gedicht voor mijn 47ste verjaardag
.
De dag zelf vreemd en grijs. De dag erna
zes zwanen zeilend tot de voetbrug
waar ik met gulle hand het feestgebak te water werp
dat niemand gisteren door zijn strot heeft kunnen krijgen
en dat de vogels evenmin begeren:
hun koninklijke halzen buigen niet,
terwijl het ongewone voedsel zinkt.
.
Dat is alles
Gerrit Kouwenaar
.
Dinsdag was ik op het symposium ‘Uitgesproken poëzie; over poëzievoordracht in de klas, georganiseerd door de Universiteit van Utrecht, de Stichting Lezen en het Nederlands Letteren Fonds. Over dit symposium later meer. Naast de vele inspirerende ideeën die ik daar heb opgedaan en de bijzondere mensen die daar waren heb ik ook een paar gedichten en dichters onthouden.
Een van de dichters die genoemd werd is Gerrit Kouwenaar (1923 -2014), met zijn bundel ‘Data/Decors’ uit 1971 en het gedicht ‘Gedacht’. Ik kende het gedicht niet maar er zit zoveel in en dat in een klein gedicht van maar vier regels. Pieter Hagoort roemt de rijkdom van het menselijk taalvermogen in dit gedicht en zei dit er ooit over: “Wij kunnen met een beperkt aantal klanken oneindig veel uitingen vormen. Het klankverschil kan miniem zijn, zoals in huid en huis, maar het levert totaal verschillende betekenissen op.”
.
Gedacht
Je hand is bijna je hond
je huid is bijna je huis
je vorm is bijna je worm
je gedicht is bijna wat je gedacht had
.
Herfst
W.J. van der Molen
.
In mijn boekenkast staan vele dichtbundels, bloemlezingen en verzamelbundels. Zo ook ‘Van de morgen tot morgen’ uit 1964 (tweede druk) een bloemlezing van moderne poëzie ten dienste van het onderwijs. Toen ik deze bundel uit mijn boekenkast pakte en de ondertitel las moest ik onmiddellijk denken aan een bericht dat Kila van der Starre mij toestuurde over een symposium in Utrecht op dinsdag 5 november 2019 met als thema ‘Uitgesproken poëzie: over poëzievoordracht in de klas’ waar ik gisteren nog over schreef.
In begin jaren zestig was poëzie in de schoolklas blijkbaar belangrijk genoeg dat er zelfs een bundel aan gewijd werd. In deze bundel staan gedichten van alle grote dichters. En soms kom ik een naam tegen van een dichter die ik (nog) niet ken. Zoals de dichter W.J. van de Molen (1923 -2002). Volgens de Nederlandse Poëzie Encyclopedie https://www.nederlandsepoezie.org was Willem Johan van der Molen bevriend met Michaël Deak. Hij publiceerde met hem onder het pseudoniem Aernout van Leiden zes bloed- en bodemverzen in nr. 5/6 (mei/juni) 1944 van het door de SS gerunde tijdschrift ‘Groot Nederland’.
In 1985 verklaarde Deak daarover dat deze zes verzen dienden om vijf sonnetten met een verborgen verzetsboodschap een door de Amsterdamsche Keurkamer uitgeschreven poëziewedstrijd te laten winnen. Na de oorlog zouden hij en Van der Molen deze boodschap dan onthullen. Probleem is evenwel dat niemand vóór 1985 van deze wedstrijd gehoord had. De enige bron voor het bestaan van die poëziewedstrijd is Michaël Deak, die erover repte in een brief d.d. 14-08-1985 aan literair onderzoeker Frank van den Bogaard. In kranten- en tijdschriften uit 1944 is geen spoor van de wedstrijd aangetroffen. Het lijkt erop dat Van der Molen, een paar jaar jonger dan Deak, door deze in dit avontuur is gesleept (Bron NPE).
In 1949 publiceert van der Molen zijn bundel ‘Sous-terrain’ (1949) in de Windroos-reeks. In het tweede deel van zijn leven hield van der Molen zich vooral bezig met Haiku’s. Zo was hij vanaf 1981 redacteur van ‘Vuursteen’, het vierjaarlijkse tijdschrift van de Nederlandse en Vlaamse Haiku centra. Na zijn dood wijdde de vanuit Japan opererende World Haiku Association een internetpagina aan hem, vanwege zijn grote verdiensten op haiku-gebied:
www.worldhaiku.net/poetry/nl/wjvan.molen.htm
In ‘Van de morgen tot morgen’ is het gedicht ‘Herfst’ opgenomen. In deze, al donker wordende, dagen leek me dat wel toepasselijk.
.
Herfst
.
De herfst komt met een tondeuse van wind
en een schaar van zilveren schemerregen.
Met lakens wolken om wachtende bomen.
.
Hij legt in het lover een watergolf van tranen
Hij schudt uit flessen doorzichtig grijs
brillantine van dauw en lotions van dromen.
.
Hij snijdt met een scheermes het licht uit de hemel.
Hij knipt met een schaar het geluid uit de tijd,
met zijn vingers de as van de werkelijkheid.
.