Site-archief
Ik heb je lief
Nâzim Hikmet
.
Nâzim Hikmet (1902-1963) is de meest geliefde en gelezen dichter van Turkije. Met zijn poëzie veranderde hij het aanzien van de Turkse literatuur. Naast dichter was hij roman-, toneel- en memoiresschrijver. Tijdens de Eerste Wereldoorlog begint hij in Istanboel gedichten te schrijven. Hij studeert politieke economie aan de universiteit en moet omwille van zijn communistische gedachtegoed uit Turkije vluchten. In 1928 keert hij terug en wordt in 1938 opgepakt en veroordeeld tot een gevangenisstraf van 28 jaar; zijn boeken zouden aanzetten tot ongehoorzaamheid en rebellie. In 1950 komt hij eindelijk vrij en vlucht naar de Sovjet-Unie. In 1963 sterft hij er en wordt in Moskou begraven.
Als dichter wilde Hikmet schrijven over de universele gevoelens, hij zei daarover: “Ik wil dat alles wat eigen is aan de mens ook eigen is aan mijn poëzie”. Hij schreef over de liefde, de dood, vrede en revolutie, vreugde en verdriet, hoop en hopeloosheid. Ook zei hij: “Als de lezer een gedicht wil lezen over het 1 meifeest dan moet hij bij mij zijn, en als hij een gedicht wil lezen over zijn onbeantwoorde liefde, dan moet hij ook mijn boeken lezen”, om zijn brede interesse en thematiek maar aan te geven.
Ik koos uit de bundel ‘De mooiste gedichten van Nâzim Hikmet’ uit 2007 een liefdesgedicht getiteld ‘Ik heb je lief’ geschreven op 27 augustus 1960.
.
Ik heb je lief
.
Zoals men brood in zout dipt en eet, zo heb ik je lief,
zoals ik ’s nachts, door koorts uit mijn slaap gehaald,
mijn brandende mond aan de waterkraan druk, zo
[heb ik je lief,
zoals men een zwaar pakje van de post waar men inhoud, noch
[afzender van kent,
haastig, blij en nieuwsgierig opent, zo heb ik je lief,
zoals ik voor de eerste keer over de oceaan zou vliegen
[zo heb ik je lief,
zoals de avond zacht over Istanbul valt
en me ontroert, zo heb ik je lief,
zoals ik zou roepen ‘Goddank, we leven!’, zo heb ik je lief.
.
Klaaglied
Stevie Smith
.
Lezend in de bundel ‘Vrienden zonder grenzen’ liedteksten & gedichten over vriendschap, uit 1993, samengesteld door Henk van Zuiden en Emanuel Overbeeke, stuitte ik op een gedicht van Stevie Smith. De Engelse dichter en schrijfster Stevie Smith (1902-1971) ken ik sinds ik Joris Lenstra het prachtige gedicht Not Waving But Drowning bij een podium van Ongehoord! hoorde voordragen.
In dit geval betrof het haar gedicht ‘Klaaglied’ dat oorspronkelijk verscheen in ‘Collected Poems of Stevie Smith’ in 1972 maar in vertaling werd opgenomen in de bundel Spiegel van de Engelse poëzie uit de gehele wereld deel twee: dichters van de twintigste eeuw’. Ik bleef bij dit gedicht hangen door de naam van Stevie Smith maar ook zeker door de titel. We leven in een tijd waarin er veel, heel veel geklaagd wordt. Terecht of onterecht, daar wil ik van wegblijven maar geklaagd wordt er. In het gedicht ‘Klaaglied’ beschrijft Smith een berusting die haar van haar angsten weghoudt. Die positieve boodschap lijkt me een goed advies in moeilijke tijden.
.
Klaaglied
.
Door een vriend van een vriend proef ik vriendschap,
door een vriend van een vriend liefde,
geestelijk in verwarring,
heb ik jarenlang gevochten,
maar nu weet ik dat ik vriendschap
nooit dichter zal naderen
dan een vriend van een vriend,
liefde nooit dichter dan de liefde van een vriend.
.
De donkere nacht in
ga ik berustend,
ik ben niet bang voor de donkere nacht
als de vrienden die ik niet ken,
ik ben niet zo bevreesd voor de nacht hierboven
als voor de vrienden hier beneden.
.
De honger
De Bezige Bij poëzie
.
In 1994 gaf De Bezige Bij een bloemlezing uit van dichters en gedichten uit het fonds van deze uitgeverij. Sinds de uitgave van de rijmprent ‘De achttien dooden’ van Jan Campert heeft De Bezige Bij gekozen voor poëzie in haar fonds. Uit de vele dichtbundels die ze sindsdien hebben uitgegeven koos Eddy van Vliet de gedichten die in deze bloemlezing staan.
Een van de dichters die De Bezige Bij uitgaf is de Cubaanse dichter Nicholás Guillén Batista (1902 – 1989) of Nicholás Guillén zoals zijn dichtersnaam is. In zijn werk werden de Afrikaanse wortels van de Cubaanse cultuur, die veelal werd gedomineerd door het Spaans en de Europese inbreng, benadrukt. Die Afro-Cubaanse traditie was bewaard in muziek en overleveringen die mondeling werden doorgegeven. Guillén was ook een dichter die politiek geëngageerd was. Zo was hij lid van het Centraal Comité van de Communistische Partij van Cuba en parlementslid.
In de bundel ‘De Bezige Bij bloemlezing’ staat het gedicht ‘De honger’ van zijn hand in een vertaling van Cees Nooteboom. Het gedicht verscheen in 1969 in de bundel ‘De grote dierentuin’.
.
De honger
.
Dit is de honger.
Een en al oog en hoektand.
Niets misleidt hem, niets leidt hem af.
Geen enkele tafel verzadigt hem.
Hij is niet tevreden met een ontbijt
of een avondmaal.
Wanneer hij verschijnt
is er bloed op komst.
Hij brult als een leeuw,
verstikt als een boa,
denkt als een mens.
.
De variant die u hier ziet
is gevangen in India (in de buitenwijken
van Bombay)
maar men vindt hem ook, wilder
of iets minder wild,
in vele andere streken.
.
Niet dicht bij komen.
.
Illustraties
Anthonie Donker
.
In de nieuwe editie van het leukste en kleinste poëziemagazine MUGzine, editie 8 alweer, een editie met light verse poëzie, worden de illustraties verzorgd door de New Yorkse kunstenaar en illustrator Karen Stolper. In de keuze voor illustraties kwam ik een fraaie tegen die we waarschijnlijk niet gaan gebruiken (te breed voor zo’n heerlijk klein magazine op A6 formaat). Omdat ik het zo’n leuke illustratie vind ben ik op zoek gegaan naar een bijpassend gedicht.
Dat gedicht heb ik gevonden bij dichter Anthonie Donker (pseudoniem van hoogleraar Nederlands, letterkundige, essayist, schrijver, literair vertaler en dichter Nico Donkersloot 1902 – 1965). Het betreft hier het gedicht ‘Kinderen’ uit de bundel ‘Grenzen’ uit 1928. Het bijzondere aan dit gedicht vind ik dat, hoewel het al 93 jaar geleden geschreven werd, het nog steeds actueel is.
.
Kinderen
.
Diep in hen is het donker begonnen,
Het langzaam, onafwendbare bederf.
Alles vermolmt, alles wordt overwonnen,
Het held’re, teed’re in hun ogen sterft.
.
De wereld is voor ons ook niet geweest,
Vóór wij de duisternis zijn ingedreven.
Wij waren spelende en onbevreesd,
Maar waarom moesten wij dat overleven?
.
Het sterrenbeeld
Anthonie Donker
.
In 1946 publiceerde uitgeverij Van Loghum Slaterus de bundel ‘Het Sterrenbeeld’ van dichter Anthonie Donker. De verzen die in deze bundel stonden waren allemaal geschreven in de jaren 1940 – 1942. Anthonie Donker is het pseudoniem van Nicolaas Anthonie (Nico) Donkersloot (1902 – 1965). Donkersloot was hoogleraar Nederlands, letterkundige, schrijver, essayist, literair vertaler en dichter.
Anthonie Donker debuteerde als dichter in ‘De Vrije Bladen’ in de jaren twintig van de vorige eeuw. In 1929 won hij voor zijn dichtbundel ‘Kruistochten’ de Domprijs voor poëzie van de jury die bestond uit J.C. Bloem, Hendrik Marsman en Marnix Gijsen. In datzelfde jaar won hij de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde voor zijn dichtbundel ‘Grenzen’.
In de oorlog schreef hij onder het pseudoniem Maarten de Rijk. Tijdens de oorlogsjaren was hij betrokken bij verzetsactiviteiten en werd door de Duitse bezetter ontslagen als hoogleraar en gearresteerd. Hij werd opgesloten in het Oranjehotel (de gevangenis van Scheveningen) en zou na de oorlog een tekst schrijven voor de plaquette (naast de deur in de buitenmuur aan de Van Alkemadelaan) die daar in 1949 onthuld werd ter nagedachtenis aan de geëxecuteerden op de Waalsdorpervlakte.
Op https://www.dbnl.org/tekst/_str007194701_01/_str007194701_01_0062.php staat over deze bundel onder andere te lezen: Deze verzenbundel bevat vijf-en-dertig stukken, bijna alle sonnetten, in drie groepen onderverdeeld: een onverpoosd beuken, met een zachte hardnekkigheid, tegen de wanden van dit vergankelijk leven; een moeizaam vangen, in té omzich-tig bewerkte verzen, van vôôr-klanken der eeuwigheid; een nooit voltooide onthechting voor wie, vol van heimwee, het bestaan wil bereiken tussen hemel en aarde, het ‘sterrenbeeld’.
Ik koos uit ‘Het sterrenbeeld’ het gedicht ‘Het portret’.
.
Het portret
.
Ten einde raad, zal ik haar eindlijk schildren?
Herschep de ruimte, hand, met uw gebaar
Tot schets en dan tot beeltenis van haar,
Laat niet de drift der vingers weer verwilderd,
Ten einde raad zal ik haar eindlijk schildren.
.
Gewent zij zich reeds in haar eigen trekken?
O worstling om het dierbare portret
In streek na streek als booten uitgezet
Verlangend om die kustlijn te ontdekken,
Zij vindt haar weg reeds in haar eigen trekken.
.
Hoe de muziek der oogen te vertalen?
Diep genoeg ziende in dien sterrennacht,
Ontwarend waar zij altijd nog op wacht
Zie ik de engel op het voorhoofd dalen
En zal van de oogen de muziek vertalen.
.
Maar hoe zou ik de pijn der lippen stillen?
Al ’t ondervondene en het rustloos spel.
Van snelle schaduwen, daarvan zal wel
Het teeken aan den mondhoek blijven trillen,
O pijn der lippen die ik niet kan stillen.
.
Kwatrijnen en Rondeel
Dubbel-gedicht
.
Ik heb besloten dat een Dubbel-gedicht ook twee gedichten kan bevatten die in vorm een overeenkomst hebben. Nu is een kwatrijn een heel andere vorm dan een rondeel, klopt, maar het zijn beide vaste versvormen. En dus is het vandaag een Dubbel-gedicht van vaste versvormen.
Het eerste gedicht is een kwatrijn, of eigenlijk zijn drie kwatrijnen. Een kwatrijn is een gedicht of een strofe van een gedicht van vier versregels en twee rijmklanken. Het woord is afgeleid van het Franse quatrain, van quatre, voor vier. Het rijmschema is meestal a-a-b-b, maar ook a-b-a-b en andere schema’s zijn mogelijk.
De ‘Drie kwatrijnen’ zijn geschreven door Hendrik Marsman (1899 – 1940) en verschenen in ‘Verzamelde gedichten’ uit 1967. De Drie kwatrijnen stammen uit de tweede periode (1929 – 1933).
Het tweede gedicht is een rondeel. Het belangrijkste kenmerk van een rondeel is de vele herhalingen: regels 1, 4 en 7 zijn hetzelfde en regels 2 en 8 zijn hetzelfde. Daarnaast kent een rondeel een vast rijmschema: a-b-a-a-a-b-a-b.
Het gedicht ‘Rondeel’ is van dichter D.A.M. Binnendijk ( 1902 – 1984). Dick Binnendijk was docent, dichter en literatuurcriticus. Het gedicht ‘Rondeel’ verscheen in Forum, een literair tijdschrift dat verscheen tussen 1932 en 1935, en later in ‘Nieuwste Dichtkunst’ De Uilenreeks No. 1 uit 1934.
.
Drie kwatrijnen
.
Zonder weerklank
.
Volk, ik ga zinken als mijn lied niet klinkt;
ik moet verdrogen als gij mij niet drinkt;
verzwelg mij, smeek ik maar zij drinken niet
wees mijn klankbodem, maar zij klinken niet.
.
Verbittering
.
De namen van wie eens mijn vrienden waren
werden tot as tussen mijn tanden en ik spuw ze uit.
eenzaam schijnt men te moeten zijn in deze dode landen;
het leven dooft in kaars na late nachtkaars uit.
.
Voor het inslapen
.
In deze kleine kamer vind ik soms nog vrede.
al wat daarbuiten ligt heeft voor mij afgedaan;
wat rest mij nog, dan ‘Krieg und Frieden’ lezend,
tot mijn verwoeste dromen in te gaan?
.
Rondeel
.
Geen vrucht, hoe glanzend aan haar tak,
Kan ‘t geeslen van de buien weren
Die in de herfst ten buit begeeren
Wat voordien aan haar greep ontbrak.
.
Geen vlaag, die in den nacht opstak,
Zal de geheime gloed bezweren
Der vruchten, glanzend aan den tak,
Die alle buien wreed bezeeren.
.
Zoo geen vermeetle hand verbrak
Des harten ongeschonden zegel,
Waarmee ‘t zich hecht aan eigen regel —
Een spaart zijn onweerstaanbre knak
Geen vrucht, hoe eenzaam aan haar tak.
.
Partir c’est mourir un peu
Edmond Haraucourt
.
Iedereen kent de uitdrukking ‘Partir c’est mourir un peu’ of in goed Nederlands ‘Weggaan is een beetje sterven’. Wat ik me nooit had gerealiseerd was dat deze uitdrukking uit een gedicht komt. Uit het gedicht ‘Rondel de l’adieu’ van de Franse dichter Edmond Haraucourt (1856 – 1941). Edmond Haraucourt was naast dichter ook schrijver, componist, journalist, toneelschrijver en curator van de Franse musea.
‘Rondel de l’adieu werd voor het eerst gepubliceerd in Seoel in 1890. Francesco Paolo Tosti maakte er in 1902 een lied van. Ton Oosterhuis tekende voor de Nederlandse vertaling die verscheen in ‘3000 jaar wereldpoëzie in 500 onsterfelijke gedichten’ uit 2005.
.
Rondeel van het afscheid
.
Weggaan is een beetje sterven,
sterven aan wat men bemint.
Je laat iets na van wat je vindt,
altijd weer, op alle erven.
.
Spijt zal steeds een eed bederven,
een vers verwaaiend in de wind;
weggaan is een beetje sterven.
.
En men gaat; het lijkt wel zwerven.
Tot het afscheid echt begint
kunnen vrienden, vrouw en kind
van elk afscheid iets verwerven.
Weggaan is een beetje sterven…
.
Rondel de l’adieu
.
Partir, c’est mourir un peu,
C’est mourir à ce qu’on aime :
On laisse un peu de soi-même
En toute heure et dans tout lieu.
.
C’est toujours le deuil d’un vœu,
Le dernier vers d’un poème ;
Partir, c’est mourir un peu,
C’est mourir à ce qu’on aime.
.
Et l’on part, et c’est un jeu,
Et jusqu’à l’adieu suprême
C’est son âme que l’on sème,
Que l’on sème à chaque adieu :
Partir, c’est mourir un peu…
.