Categorie archief: Gedichten in vreemde vormen
Jozzonet / sonnet
Joz Knoop
.
Afgelopen zondag mocht ik Poëzie en Picknick in het Park presenteren (en voordragen) in het park achter theater Koningshof in Maassluis in het kader van de Week van de Cultuur. Één van de deelnemende dichters was mijn dichtersvriend Joz Knoop (1957). Joz is de bedenker van het Jozzonet en daar op die prachtige zondagmiddag droeg hij een combinatie voor van het Jozzonet en het sonnet.
Het Jozzonet is al niet makkelijk om te schrijven (het gedicht leest van onder naar boven en weer terug waarbij de middelste regel spiegelt) maar Joz wist er zelfs nog een vaste vorm (het sonnet) in te verwerken. Alle reden om Joz te vragen of ik dit gedicht mocht plaatsen alhier. Je begrijpt dat hij heeft toegestemd, ik kreeg de tekst van hem en daarom hier het gedicht ‘Aan een schone wasvrouwe’ dat hij schreef in de jaren ’90 van de vorige eeuw.
.
Aan een schone wasvrouwe
.
Dominant doet zij de was.
Na de les die ze hem las
deelt ze speels de lakens uit
bij gebrek aan tegengas
.
als ze op zijn vlekken stuit.
Hij die haar zoekt als zijn bruid
zal zijn leven lang haar velen.
Wie haar voelt van huid op huid
.
wil zijn lichaam met haar delen,
laat zich van zijn trots bestelen,
moet gehoorzamen uit hoon.
Elke man, die haar wil strelen
.
raakt zo was kwijt én zijn loon.
Man’lijk vuil zoekt vrouw’lijk schoon.
.
(omgekeerd)
,
Man’lijk vuil zoekt vrouw’lijk schoon
raakt zo was kwijt én zijn loon.
Elke man, die haar wil strelen
moet gehoorzamen uit hoon
.
laat zich van zijn trots bestelen,
wil zijn lichaam met haar delen.
Wie haar voelt van huid op huid
zal zijn leven lang haar velen.
.
Hij die haar zoekt als zijn bruid
als ze op zijn vlekken stuit.
Bij gebrek aan tegengas
deelt ze speels de lakens uit
.
na de les die ze hem las.
Dominant doet zij de was.
.
‘Poëzie anders
Peter van den Berg
.
Afgelopen donderdag Hemelvaartsdag was ik als dichter deelnemer aan De Haarlemse Dichtlijn. Vijf uur lang traden maar liefst 55 dichters op in het prachtige Huis Hodson aan de Spaarne in Haarlem. Na twee jaar van stilte en digitaal poëzievertier was het een verademing om gewoon weer eens op een podium te staan en dichters live te horen voordragen. In 5 blokken van een uur traden de deelnemende dichters op slechts onderbroken door korte pauzes van 5 minuten. Ik mocht in het eerste blok dat door Marten Janse werd gepresenteerd.
Het mooie van De Haarlemse Dichtlijn vind ik toch wel dat rijp en groen, jong en (vooral) oud hier de mogelijkheid krijgt zijn of haar poëzie te laten horen. Van meermaals gepubliceerde dichters, tot amateurs die al langer dichten, van semiprofessioneel tot dichters uit de Straatkrant, iedereen kan hier een plekje op het podium krijgen. Behalve het weerzien met oude bekenden geniet ik altijd erg van dichters die ik (nog) niet (zo goed) ken.
Een paar dichters sprongen er voor mij uit zoals onder andere Jolies Heij, Frans Terken, Lucas Kruse, Paul Roelofsen, Jan Kal, Johan Meesters, Mischa van Huijstee en Peter van den Berg. Die laatste is een voormalig huisarts en een vrije en expressieve dichter met een voorkeur voor Wiskunde. In de bundel ‘Vicit Vim Virtus’ Moed heeft het geweld overwonnen (de stadsspreuk van Haarlem) staat het intrigerende gedicht ‘Datum: MMXXII na Christus, dag 14, ofwel LXIX na Petrus Montanus, dag 129′. Ik moest tijdens zijn voordracht meteen aan het gedicht “Mond is spruitje’ van Jan Bais denken dat in 2009 werd gepubliceerd in de gelijknamige bundel door uitgeverij de Brouwerij.
Het gedicht van Peter van den Berg (1948) was door de vorm en de absurdistische inhoud zo anders dan al het andere dat ik hoorde dat ik het hier wilde plaatsen. Gedichten in een dergelijke vorm, die anders durven te zijn worden steeds schaarser binnen het poëtisch palet van de Nederlandse dichtersgemeenschap en juist ook daarom hier een stevige lans gebroken voor Peter van den Berg.
.
Datum: MMXXII na Christus, dag 14, ofwel
LXIX na Petrus Montanus, dag 129.
.
Het geschiedde in jaar 0, dag
1, mijn geboortedag, DD-13 zag het licht.
DD-13, geen 1013, zoals
Covid-19 geen 625, (5 in dubbel-
kwadraat).
DD-13 is Donald Duck 13, met voorop
Kwik, Kwek, Kwak.
Kwuk ontbrak, na DD-woedevuur, geplakt
achter behang, verdroogd, vergeeld, vergeten…
Zo ook Kwoks lot.
.
Het geschiedde in jaar 0, dag
14, een plaag, een catastrofe, een
zondvloed volgens strenge schriftkundigen.
Zeeland werd zeven weken zeezee.
.
Het geschiedde nog vóór Petrus, ene elisabeth van
Engeland werd queen van Brittenland.
Het kroonjaar was jaar 0.
Tot haartot mijn tot ieders verbazing ontmoet
in bundel DHD haar naam die
dolle duck en woeste waterwolf,
en niet krooneend noch Sint-Elisabethsvloed.
.
Poëzie variaties
Digitaal stiftgedicht en poëzie op een kassabon
.
Vandaag een paar voorbeelden van poëzie op een vreemde plek en in een bijzondere vorm. Allereerst een bijdrage van Inge Koppert. Zij stuurde me een kassabon van café Buddingh’ in Dordrecht met daarop een gedichtje van Buddingh’. Ik weet niet of ze de gedichten op de kassabon steeds wisselen maar een bijzonder leuk idee is het zeker en natuurlijk heel terecht als je je café naar een dichter vernoemt.
Het tweede voorbeeld is van mijn collega Ronald die het stiftdichten heeft ontdekt (al een tijd geleden overigens). Hij gaf me een aardig voorbeeld van een erotisch digitaal stiftgedicht. Uiteraard niet met een stift gedaan maar door stukken tekst weg te ‘stiften’ middels photoshop of illustrator naar ik vermoed.
.
Kijk om je heen,
kijk om je heen,
zoals de wereld nu is,
zie je hem nooit weer.
.
GVDKU
Freda Kamphuis
.
Ik ben een fan van experimentele poëzie, om de zoektocht naar de grenzen, de vorm, de inhoud, het anders kijken naar gedichten en poëzie. En hoewel ik experimentele dichters niet direct tot mijn ‘favoriete’ dichters zal bestempelen (ik hou van alle dichters, van alle vormen en stemmen in de poëzie maar ik heb wel degelijk favorieten) heb ik er altijd een gezonde nieuwsgierigheid naar.
Een paar jaar geleden kwam ik in de Slegte in Antwerpen de bundel ‘Titel’ uit 2014 van Freda Kamphuis tegen, toen werd mijn interesse meteen al gewekt maar uiteindelijk kocht ik de bundel, uitgegeven door uitgeverij Voetnoot, niet. Achteraf had ik daar wel spijt van. Gelukkig kwam ik haar bundel ‘GVDKU’ uit 2012 tegen in een tweedehandsboekenwinkel en kocht hem meteen.
De bundel van Kamphuis (1965) bestaat uit vormgedichten, kunstzinnig vormgegeven gedichten, Haiku’s en vrije gedichten. De haiku’s zijn grappig en spitsvondig:
.
Zinnebeeld
.
Het punt van de
dood is dat het
stopt na de zin.
.
Uit de bundel blijkt dat Freda de kunstacademie heeft gedaan, de combinatie van afbeeldingen en tekst is vaak kunstig en bijzonder. Een bundel vol verrassingen. Maar dus ook gedichten die het genieten waard zijn zoals het gedicht ‘Parallel’.
.
Parallel
.
Een rollator schuift traag
onmodieus voorbij, de man
die moeizaam gaat daarachter
kijkt vermoeid, totaal niet blij
zet beide voeten stap voor stap
achter zijn wankel ogend rek.
.
In tegenstelling tot het meisje
met de paarse zonnebril vlakbij
dat zo te zien vooral nog haastig,
dorstig leven wil, met één sprong
op haar fiets verdwijnt en daardoor
net niet ziet hoe hij verschijnt.
.
Controversiële diersoort
Recensie
.
Wanneer ik een poëziebundel krijgt toegestuurd om daarover te schrijven, dan verheug ik me op het lezen, het proberen te doorgronden, het analyseren van dat was is geschreven, het bekijken van de presentatie van de bundel en hoe een en ander in elkaar is gezet en opgemaakt. Tegelijkertijd hou ik van vele vormen van poëzie, van de rafelranden van wat nog als poëzie wordt gezien, van de mix tussen kunst en poëzie.
Ik schrijf dit omdat de bundel ‘Controversiële diersoort’ van uitgeverij Opwenteling eigenlijk aan al deze zaken voldoet. Als ik op de website van de uitgeverij de Opwentelmanifesten lees word ik al blij. Dit is een uitgeverij die tegendraads durft te zijn, die non-conformistisch en speels is. De vraag is dan vervolgens; is deze nieuwe bundel dit ook?
Laat ik met de uitvoering en de vormgeving beginnen. De omslag is meteen een weerslag van de inhoud, speels. ietwat chaotisch (lijkt het) maar met op de kaft de bijdragende dichters allemaal genoemd. Bekende en wat minder bekende namen. Op de achterflap een gedicht dat door de vormgeving grotendeels onleesbaar is gemaakt. Gelukkig staat voor de aandachtige lezer op driekwart van het gedicht ‘zie blz. 85’ waar het gedicht, weliswaar als onderdeel van de collageachtige paginaopmaak, te lezen is.
En dat brengt me meteen bij de inhoud. Wanneer je zoals ik, de bundel van de uitgeverij krijgt toegestuurd, zit daar een begeleidende brief bij. In deze brief wordt gesproken van een ‘vreemdfragmentarische bundel, omdat vreemdfragmentarische tijden hierom vragen’. Okay, die voorsprong heb ik maar kun je als lezer ook uit de voeten met de bundel?
Auteursnamen die wel op de omslag prijken ontbreken bij de gedichten in de bundel. Daar komt nog bij dat Arnoud Rigter en Sieger Baljon, de samenstellers van deze bundel, gedichten van de verschillende dichters, verknipt en in delen weer aan elkaar geplakt hebben. Dit geeft, zo zal je begrijpen, een nogal bevreemdend en verwarrend effect. Want wat lees ik? Waar kijk ik naar.
Opnieuw door de brief die ik van de uitgeverij kreeg, weet ik dat de gedichten van gevestigde auteurs onderling worden verknipt en tot een nieuw geheel gemaakt. Pagina’s van bestaande bundels zijn ingescand en als zodanig opgenomen. En waarom? Om de vruchtbaarheid van grilligheid te onderzoeken, om bloeddorst in de vorm van een dekhengst en omdat de mens een controversiële diersoort is. Als je de Opwentelmanifesten van de uitgeverij hebt gelezen komt dit alles je helemaal niet vreemd voor, mij niet in ieder geval.
De opmaak van de pagina’s is misschien op het eerste oog rommelig, de schaduwranden van het kopieerapparaat zijn gewoon opgenomen, evenals de snijranden van de opgeknipte gedichten. Je zou je hieraan kunnen storen maar omdat dit een experimentele bundel is, zo lees ik het tenminste, past dit juist weer heel goed bij de visie die de samenstellers hadden. En de samenvoeging van delen van gedichten bij elkaar leidt tot een bijzondere leeservaring; door de opmaak weet je dat je van een deel van een gedicht van de ene dichter overgaat naar een deel van een gedicht van een andere dichter. Op deze manier wordt (een nieuwe vorm van) poëzie gemaakt die er nog niet was. Het doet me soms denken aan stiftgedichten waar je delen van een tekst zwart maakt waardoor er iets nieuws ontstaat, alleen is dat hier niet met de stift gedaan maar met de schaar.
Wat ik ook bewonderenswaardig vind is dat de dichters, toch niet de eerste de beste, toestemming hebben gegeven om hun gedichten zonder naamsvermelding en op deze manier gepubliceerd te zien. Tel daarbij op de in stukken geknipte en fragmentarisch aaneengevoegde gedichten van Jonathan Griffioen, Daniël Vis en Maarten van der Graaff, en je hebt een moedige bloemlezing van een eigenwijze uitgeverij.
Wat ik verder bijzonder vind is het gegeven, dat ik door de begeleidende brief wat meer informatie ontvang, die de lezer moet ontberen maar dat na lezing (of vooraf als je de bundel eerst hebt doorgebladerd) de informatie krijgt hoe de bundel te lezen, waar welke gedichten van welke dichter staan en hoe de samenstellingen gelezen kunnen worden (welk deel van welke dichter is). Dat geeft deze bijzondere, experimentele en controversiële bundel ineens weer een stuk leesbaarheid en herkenning terug.
De bundel bestaat uit 5 hoofdstukken waarvan de meeste gedichten bevatten in zijn geheel. Weliswaar zonder dichtersnaam bij het gedicht maar na hoofdstuk 5 zijn daar de inhoudsopgavepagina’s en daar ligt de sleutel verborgen voor wie toch wil weten welk gedicht van welke dichter is.
Ik realiseer me dat dit bovenstaande vooral gaat over gebruik, indeling, en complexiteit van het lezen van de bundel gaat. Gelukkig is veel poëzie opgenomen in zijn geheel van dichters als Anouk Smies, Radna Fabias, Asha Karami, Roelog ten Napel, Guido Utermark en nog een aantal dichters uit het fonds van De Opwenteling.
De laatste zin uit de bundel van dichter Jo-An Westerveld zegt denk ik genoeg: Wij waren meestal de keurige mensen die je niet zag op de hoek van je straat maar daar stoppen wij nu mee.
Ik heb genoten van het lezen van de gedichten, van het uitvinden en uitzoeken van de ‘gebruiksaanwijzing’ van de bundel, van de op het eerste oog onsamenhangende samenstellingen, de collageachtige vorm, het ruwe, ongepolijste van de vormgeving. De uitgevers van deze bundel verdienen een pluim. Op deze manier poëzie uitgeven refereert aan stromingen en tijden dat er (nog) geëxperimenteerd werd met poëzie, dat vorm soms boven inhoud ging, dat je moeite moest doen om te begrijpen en dat je, juist daardoor, een bundel extra ging waarderen.
Voor wie wel van een uitdaging houdt, voor wie poëzie ook zoeken mag zijn maar vooral voor wie oprecht van mooie poëzie kan genieten is deze bundel bedoeld. Ik ben daar een van.
Uit het rijke aanbod in deze bundel koos ik het gedicht ‘Sonnet XXII’ van Roelof ten Napel dat eerder verscheen in ‘In het vlees’ uit 2020.
Sonnet XXII
.
soms, gepijnigd, wanneer ik aan je denk
maar je niet werkelijk voel
dan mis ik je – alsof het genoeg is
niet meer goed te weten wie je was
om te geloven
dat ik met je leven kan, leven kon,
,
alsof het genoeg is een wond te vergeten
om hem te doen helen –
alsof je me, met andere woorden,
niet steeds herinnert aan wie je was, voordat je
vertrok –
.
soms, pijngod, die mij mijn woede gaf, denk ik
verlangend aan je terug, voordat ik je bitter weer
doodbijt, fijnkauw, doorslik en verteer
.
Stapelgedicht
Readymade
.
Ik heb in de afgelopen jaren al vaker over readymades geschreven, gedichten die ontstaan door bestaande teksten te combineren. In het Nederlands wordt dit ook wel ‘gevonden poëzie’ genoemd. Ik schreef er in 2012 al over https://woutervanheiningen.wordpress.com/2012/10/17/readymades/ . In de loop der tijd kwamen al de Google readymade, de Flarf, het Stiftgedicht, de voetbalflarf, het collage gedicht, aantekeningenpoëzie, het Whats appgedicht, WiFi poëzie, the newsflashpoem, accidental poetry en de out-of-office poëzie langs. En vandaag voeg ik aan deze lijst het stapelgedicht toe.
Wat is een stapelgedicht? In wezen is het een heel eenvoudige manier van readymade poëzie. Ga voor je boekenkast staan (of doe dit in de bibliotheek, daar is het aanbod ongetwijfeld groter dan bij je thuis) en zoek boeken met titels die je wil gebruiken in je stapelgedicht. Kies boeken uit die niet alleen uit 1 woord bestaan maar uit bijzondere of mooie regels of titels.
Leg vervolgens de boeken op elkaar in de volgorde waarin je je gedicht wil maken en lees vervolgens de titels van boven naar bemneden en voila! Hier zie je een aantal voorbeelden van stapelgedichten die ik vond.
.
Whatsappgedicht
Sylvie Marie
.
In het meest recente nummer van Deus Ex Machina (177) staat een bijzonder en nieuw fenomeen. Naast de door algoritmen gestuurde flarfgedichten staat er ook een Whatsappgedicht. In dit geval geschreven door Sylvie Marie (1984). Sylvie Marie debuteerde in 2013 met de bundel ‘Speler X’ waarna nog vier dichtbundels volgden.
Maar in Deus Ex Machina dus een Whatsappgedicht wat in feite een nieuwe vorm van een readymade is. Het gedicht kwam tevoorschijn in Whatsapp. Sylvie Marie hoefde daarvoor slechts de woordsuggesties te volgen. Alleen het eerste woord koos ze zelf: Een. Voor het vervolg kon ze telkens een keuze maken uit drie door de app zelf aangereikte woorden. Er werd niets aan de tekst gewijzigd, ook geen hoofdletters. Voor de leesbaarheid zijn wel enkele enters en witregels toegevoegd.
Je weet nu hoe het moet, dus maak er zelf eentje zou ik zeggen. Hier is haar Whatsappgedicht.
.
Een gezicht omzwachteld
Tot gedicht
.
Natte klei vol vingervegen
Zo zijn ook mijn gedachten
Over jou
Nog niet af
En best wel een zootje
.
Het water aan elkaar gekleefd
Knisperende ritselgolven rollen
Over mij heen
Zwaar zand word ik
Tenen persen zich een weg naar beneden
.
De wolken zijn slagroom
De wereld is een toetje
Het heelal een patisserie
.
Niet de macht over de nacht zal de mens uiteindelijk troosten
Wel het besef van zijn lach overdag
.
Mijn zoon kan een tijger zijn.
En nog moeilijk af te wassen ook
.
Op de trein terug naar de bomen
schudden wuiven dansen
en ik vraag me af of er wel twee soorten perfectie kunnen bestaan
ik vrees dat ik moet doorwandelen
de kast heeft geen deur
het hart is van de kast
en alleen van de kast
.
Wanneer een schilderij een gedicht is
Wen Zhengming
.
Het Smithsonian in de Verenigde Staten werd opgericht op 10 augustus 1846 ‘voor de vermeerdering en verspreiding van kennis’ en is samengesteld uit een groep musea en onderzoekscentra. De instelling is vernoemd naar de stichtende donor, de Britse wetenschapper James Smithson . Het was oorspronkelijk georganiseerd als het National Museum van de Verenigde Staten, maar die naam hield in 1967 op te bestaan als een administratieve entiteit. Het Smithsonian bezit maar liefst 154 miljoen items. Deze zijn verspreid over de 19 musea van de instelling, 21 bibliotheken, negen onderzoekscentra, een dierentuin en ze bestaan uit en omvatten historische en architecturale monumenten.
In 2016 was er een tentoonstelling in de Arthur M. Sackler Gallery van het Smithsonian met als titel ‘Painting with Words: Gentleman Artists of the Ming Dynasty’. Onderdeel van deze tentoonstelling waren drie enorme hangende rollen met Chinese kalligrafie. Stephen D. Allee, associate curator van het museum zei over de drie rollen: “We kennen slechts vijf rollen van deze heroïsche omvang van de kunstenaar Wen Zhengming [1470-1559] en dit is het enige bekende voorbeeld met een persoonlijk gedicht.”
Wen componeerde het gedicht “At Leisure” toen hij 30 was, in 1500, maar het kunstwerk met indrukwekkend uitzicht werd gemaakt toen hij 70 was. Tegen die tijd was hij een beroemde kalligraaf, vermoedelijk in opdracht van een particuliere klant om een kopie van zijn gedicht te maken.
Het kunstwerk ‘At Leisure’ is een van de 45 boekrollen en albumbladen in de show die tussen 1464 en 1622 zijn gemaakt door Wu School-kunstenaars in de met kanalen bezaaide stad Suzhou. Wu School-kunstenaars blonken uit in muziek en drama, maar werden vooral bewonderd om hun beheersing van poëzie, schilderen en kalligrafie. Deze complementaire kunstvormen, in China gezamenlijk bekend als de ‘Drie Perfecties’, werden beschouwd als de ultieme vormen van literaire expressie.
De tekst ( in het Engels) luidt:
At leisure
.
The lane at my gate is desolate and drear, few are those who come to call;
I find the true flavor of restful leisure in lounging about doing nothing.
A wayward rooster in the quiet of the day crows within the deep courtyard;
Chill sparrows shelter from western winds in this little stand of trees.
All my affairs have slipped into arrears as the year draws to its close;
My friends are scattered few and far apart and the rain just drizzles on.
Fragrance fades from the incense burner and the teacups have toppled over;
I have composed a poem on plum blossoms, but am sorry it’s not well done
,